12
Op het ogenblik zal er op de voorgestelde route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen inciden
teel ook wel eens verkeer zijn dat dergelijke stoffen vervoert. Door het aanwijzen van die route tot
"route gevaarlijke stoffen", krijgt men in bepaalde gedeelten van Leeuwarden natuurlijk wel een con
centratie van dat verkeer. Ik kan mij voorstellen dat een aantal bewoners aan die route daar helemaal
niet zo gelukkig mee is. Zij zullen bezwaar willen maken tegen het feit dat het vervoer van gevaarlijke
stoffen langs hun woningen plaatsvindt. Op welke wijze kunnen deze mensen bezwaar maken tegen de
door b. en w. vast te stellen route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen?
De Voorzitter: Ik wil eerst antwoord geven op een vraag van mevrouw Van der Werf op welke wijze
de naleving van de verordening op het gebruik van de verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke
stoffen wordt gecontroleerd. De controle hierop is natuurlijk uitermate moeilijk. De politie zal echter
zo goed als mogelijk is deze controle verrichten. Doordat er op de auto's bepaalde tekens zijn aange
bracht, kan men meestentijds vrij snel zien welke stoffen er worden vervoerd. Een en ander vergemak
kelijkt de controle door de politie.
Mevrouw Van der Werf heeft ook gezegd dat door het aanwijzen van een route voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen de problematiek met betrekking tot dat vervoer niet is opgelost. Voor een deel is die
problematiek wel opgelost. Wij proberen de doorgaande transporten in ieder geval langs een zo veilig
mogelijke weg te laten plaatsvinden. Wanneer men van de vastgestelde route wil afwijken, dan zal men
toestemming moeten hebben van de politie. Die probeert dan een zodanige route aan te geven die de
minste bezwaren oplevert.
Verder kan ik mevrouw Van der Werf meedelen dat er gewerkt wordt aan een rampbestrijdingsplan
voor het geval er iets gebeurt met LPG. Dit rampbestrijdingsplan wordt geen plan zoals dat wordt opge
zet voor bepaalde bedrijven, maar het wordt een meer algemeen bestrijdingsplan dat gebruikt kan wor
den wanneer er zich onverhoopt iets zou voordoen. Een dergelijk rampbestrijdingsplan kan ook rustig
openbaar worden gemaakt. Als dit plan straks rond is, dan kan daar bekendheid aan worden gegeven.
Mevrouw Van der Werf heeft ook nog opmerkingen gemaakt over een LPG-station en over de vlieg
basis. Wij zullen die opmerkingen maar voor kennisgeving aannemen, want het lijkt mij niet erg zinvol
om daarover regelmatig met haar in discussie te gaan. Bovendien zijn de opmerkingen buiten de orde.
De heer Bijkersma heeft gevraagd of er ook een route wordt vastgesteld voor het vervoer van ge
vaarlijke stoffen te water. Krachtens de wet hebben wij wel de bevoegdheid om een route vast te stellen
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over land. De bevoegdheden voor het vaststellen van een der
gelijke route voor de scheepvaart liggen volledig bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De ge
meente heeft dienaangaande dus geen enkele bevoegdheid. Het enige wat wij kunnen doen is het maken
van een rampbestrijdingsplan voor het geval er iets zou gebeuren bij het vervoer van gevaarlijke stoffen
te water. In zo'n geval is het onze taak hoe dan moet worden opgetreden. Wij mogen echter niet aan
geven welke route er gevaren moet worden en aan welke voorwaarden vaartuigen moeten voldoen die
gevaarlijke stoffen vervoeren. Een en ander wordt bepaald door het Ministerie van Verkeer en Water
staat.
Mevrouw Van der Werf: Ondanks de tamelijk warrige discussie in de afdelingsvergadering in novem
ber over de openbaarmaking van rampbestrijdingsplannen, dacht ik dat ik hetgeen daarover gezegd is
wel begrepen had. Kennelijk heb ik dat niet begrepen, want de voorzitter zegt nu namelijk dat die
rampbestrijdingsplannen wel openbaar zijn. (De Voorzitter: Vindt u dat dan niet fijn, mevrouw Van der
Werf? Er is toch niets warrigs aan?) Op schriftelijke vragen die wij hebben gesteld heeft het college op
26 juni 1981 het volgende geantwoord: "De commissie die zich bezighoudt met het opstellen van een
door de burgemeester vast te stellen rampbestrijdingsplan ten aanzien van LPG verwacht het plan dit na
jaar gereed te hebben. Overigens zal het naar analogie van het bepaalde in het door de Tweede Kamer
vastgestelde ontwerp van Wet op de rampenplannen niet openbaar kunnen zijn. De commissie zal aan
dacht schenken aan uw suggestie om de bevolking in de nabijheid van de bedoelde installaties voor te
lichten." Wanneer is het plan gereed? Het is inmiddels al najaar geweest. Uit dit antwoord blijkt dui
delijk dat het rampbestrijdingsplan niet openbaar wordt gemaakt. De voorzitter zegt nu dat dat wel kan.
De door mij genoemde warrige discussie kan volgens mij ook ontstaan zijn door het feit dat het college
kennelijk niet altijd weet waar over het praat.
De heer Bijkersma: U hebt niet op mijn tweede vraag geantwoord, mijnheer de voorzitter. Hoe kan
een inwoner van Leeuwarden bezwaar maken tegen een concentratie van verkeer dat gevaarlijke stoffen
vervoert langs zijn woning of bedrijf?
13
Mevrouw De Haan—Laagland: Mevrouw Van der Werf heeft gevraagd of dergelijke zaken, waaraan
zo duidelijk een milieu-kant zit, voortaan ook in de Commissie voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
behandeld kunnen worden. In de raadsbrief staat dat dit voorstel in de Verkeerscommissie is behandeld.
Ik wil graag de vraag van mevrouw Van der Werf onderstrepen.
De Voorzitter: Krachtens de wet komen rampbestrijdingsplannen niet voor openbaarheid en publica
tie in aanmerking. Het ontwerp van de Rampenwet is op het ogenblik in behandeling bij de Kamer. On
dertussen is evenwel gebleken dat dit soort rampbestrijdingsplannen, die niet op één bepaald bedrijf be
trekking hebben, wel openbaar gemaakt kunnen worden. Dat is ook erg logisch, want in deze plannen
wordt zeer algemeen bekend gemaakt hoe opgetreden moet worden als er onverhoopt iets gebeurt met
een LPG-tank. Deze plannen mogen dus wel bekend worden gemaakt. Daar is niks warrigs aan.
Krachtens de wet kan de raad een besluit nemen over het vaststellen van een Verordening route ge
vaarlijke stoffen. De vast te stellen verordening heeft rechtskracht. Tegen een en ander kan men niet in
beroep gaan. (De heer Bijkersma: Is de mogelijkheid tot het in beroep kunnen gaan op generlei wijze in
te bouwen, mijnheer de voorzitter?) Nee, mijnheer Bijkersma, die mogelijkheid is er niet. U kunt ech
ter op dit moment wel zeggen dat u niet akkoord gaat met het voorstel
Het punt over het instellen van een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in een ambte
lijke werkgroep en in de Commissie voor Verkeersaangelegenheden aan de orde geweest. Het instellen
van een dergelijke route is absoluut niet een zaak van volksgezondheid. Het gaat namelijk om het in
stellen van de meest veilige route waarlangs het vervoer van gevaarlijke stoffen moet plaatsvinden.
Waarom een en ander ook in de Commissie voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne behandeld zou moe
ten worden, ontgaat mij. Volgens mij komt de Commissie voor Verkeersaangelegenheden meer in aan
merking voor de behandeling van deze problematiek dan de Commissie voor Volksgezondheid en Milieu
hygiëne; er zitten hieraan niet direct aspecten voor de volksgezondheid vast.
De heer Bijkersma: Ik heb nog een vraag van orde, mijnheer de voorzitter. U zegt dat deze route
zal worden bekeken in de Commissie voor Verkeersaangelegenheden. (De Voorzitter: Nee, mijnheer
Bijkersma, de route is al in die commissie behandeld. Het is aan de raad om een besluit te nemen over
het al dan niet vaststellen van een Verordening route gevaarlijke stoffen.) Dan is mijn vraag overbodig,
mijnheer de voorzitter.
De Voorzitter: B. en w. stellen de verordening vast. Daartegen kan men niet in beroep gaan. Ik
breng dan nu het voorstel in stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 14 (bijlage nr. 78).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Aanwijzing van de Schil-Oost tot stadsvernieuwingsgebied; nader
voorstel tot de prioriteitenstelling.
De heer Ten Hoeve: Wij hebben deze raadsbrief met gemengde gevoelens gelezen. Aan de ene kant
is er blijdschap over het feit dat de gemeente zoveel geld heeft binnengesleept. Van de 56 miljoen gul
den die beschikbaar was, is 18 miljoen aan Leeuwarden toegezegd. Als wij hierbij ook nog het feit be
trekken hoeveel geld andere gemeenten die in dit spel hebben meegespeeld hebben gekregen, dan heeft
onze gemeente het uitzonderlijk goed gedaan. Een en ander is niet alleen een compliment aan het ge
meentebestuur, maar ook aan de wijken die in dit hele spel hebben meegespeeld.
Aan de andere kant is er, wanneer men de beschikking leest, op geen enkele manier sprake van het
marginaal toetsen van de plannen waarvan in de stukken sprake is. Ook is er van de decentralisatiege
dachte, waar het rijk momenteel de mond nogal vol van heeft, bij deze procedure weinig te bespeuren.
Er is op een zeer dirigistische en centralistische manier gewerkt. Wat moet men hiertegen doen? Wij
veroordelen natuurlijk een dergelijke werkwijze. Wij gaan echter niet zover om de zaak terug te sturen
naar de minister. Wij zijn blij dat wij die 18 miljoen gulden eruit hebben gesleept. Overigens zijn wij
ook akkoord met het feit dat het college niet is ingegaan op de vraag van het ministerie om daar waar
het voor de hand zou liggen prioriteiten te stellen. Onze stellige overtuiging is dat wij, wanneer die
prioriteiten wel waren gesteld, minder geld zouden hebben gekregen dan nu het geval is. Het college
heeft dienaangaande goed onderhandeld.
Het doet ongetwijfeld pijn dat er op de ingediende plannen en de daarbij behorende financiële op
zet nogal wat is gekort. Is er iets van die pijn weg te nemen? Een deel van de plannen zal niet kunnen