18
19
Ik wil ook de kanttekening maken dat het afschuwelijke probleem van de werkloosheid een grote
rol speelt bij de problemen waar wij met elkaar voor staan. Een en ander is niet alleen in de grote steden
het geval, maar helaas ook al in steden van de omvang zoals Leeuwarden. Het is bekend dat op dit ogen
blik al ongeveer 45% van de werklozen jonger is dan 25 jaar. Wij moeten er rekening mee houden dat
het aantal werklozen nog aanzienlijk zal stijgen en dat het percentage werkloze jongeren ook nog hoger
zal worden dan 45. Op zich is de werkloosheid een afschuwelijk probleem en het is een van de kardinale
problemen waar wij met elkaar voor gesteld worden. Waarom noem ik dit? Wij kunnen namelijk niet ge
noeg aandacht schenken aan het fenomeen van de werkloosheid. Het probleem van de werkloosheid is
een van de kernproblemen waaraan heel hard gewerkt moet worden. Wij zouden daar ook veel meer met
elkaar voor over moeten hebben dan tot dusver het geval is. Ik wil wel opmerken dat het bij de problemen
waar het hier om gaat niet alleen gaat om de afschuwelijk grote werkloosheid. Bij een bepaalde groep
van de bevolking is ook een mentaliteitsverandering waar te nemen, waarbij men - in een democratische
samenleving - toch wel vraagtekens moet zetten. Wij moeten niet bang zijn om ook dat laatste te durven
uiten.
Ik wil ook graag ingaan op het facet van de financiën. Ik wil er wel op wijzen dat wij uit financiële
overwegingen noodgedwongen een aantal stappen hebben moeten zetten die inhouden dat de politie thans
aanzienlijk minder kan doen dan de afgelopen jaren het geval is geweest. Een reeks van jaren hebben
wij uit de eigen gemeentekas een bedrag van 300.000,-- tot 500.000,-- extra betaald voor de poli
tie. Ik noem dan nog niet eens het feit dat het bedrag enkele jaren daarvoor nog groter was omdat wij
toen drie tot vijf mensen, die wij boven de sterkte van het korps aanhielden, zelf betaalden. Door de
financiële problematiek waarin wij terecht zijn gekomen moeten wij op de rem gaan staan. Wat ik zeg
is voor u niets nieuws, want een en ander is vorig jaar bij de behandeling van het Beleidsplan voor de
politie ook aan de orde geweest. Toen zijn er ook vragen en opmerkingen in deze richting gemaakt. Ik
heb toen gezegd dat het college tot de conclusie was gekomen dat wij, wat de politie betreft, met ingang
van één januari 1981 uit zouden moeten komen met de doeluitkering. Zo is het ook in het beleidsplan
vertaald. Vorig jaar hebben wij een aantal miljoenen moeten bezuinigen. Wij zijn nu bezig met een
bezuinigingsoperatie in de orde van grootte van 17,5 miljoen. Binnen een paar weken zal de raad de
laatste fase van deze operatie moeten vaststellen, hetgeen al pijn en ellende genoeg zal geven. De
raad moet zich er van bewust zijn - ik neem aan dat hij zich dat ook is - dat deze bezuinigingsoperatie
niet de laatste is. Het is nu al zo zeker als twee keer twee vier is dat wij in het laatst van dit jaar en
in het begin van het volgende jaar opnieuw met elkaar zullen moeten praten over de volgende bezuini
ging. Een en ander zal ons voor enorme problemen stellen. Ik vertel dit omdat wij niet zomaar het geld
voor de politie hebben teruggedraaid. Het college van b. en w. - dus met inbegrip van de burgemeester;
ik zeg dat met nadruk want ik verschuil mij nergens achter - was het er over eens dat de politie - omdat
wij geen andere keus hebben - uit zou moeten komen met de doeluitkering.
In landelijk verband wordt er op het ogenblik gesproken met de minister over het wezenlijk finan
cieel tekort dat er is bij de politie. Wij zijn momenteel bezig met het opstellen van de begroting voor
1983. Daar komt zonder meer uit dat de politie een half miljoen gulden minder van het rijk krijgt uit
gekeerd dan hetgeen wij moeten betalen aan personele uitgaven. Op de personele uitgaven kunnen wij
niet bezuinigen, want zodra wij ook maar één man onder de sterkte van het korps zitten dan kort Den
Haag de uitkering. Wat houdt het tekort van een half miljoen gulden in? Ik wil u proberen dat duidelik
te maken, hoewel ik weet dat dat erg gecompliceerd is. De half miljoen gulden die wij tekort hebben op
de personele norm moeten wij korten op de materiële uitgaven, op overuren, op het surveilleren, op het
verrichten van extra diensten, en dergelijke. Als u dan weet dat de post materiële uitgaven 2,1 miljoen
gulden groot is en dat wij op die post 500.000,moeten bezuinigen, dan deel ik u bij dezen mee
dat wij bij de politie beperkingen moeten toepassen waarvan men zich moet afvragen of die nog wel ver
antwoord zijn. Wij staan dus voor het akelige dilemma om geld uit de gemeentekas bij te leggen of om
de bezuiniging door te voeren. Op dit ogenblik zijn wij bij de politie bezig bezuinigingen door te voe
ren. De politie brengt dus al een onvoorstelbaar groot offer. Deze bezuinigingspost vindt u dan ook niet
terug in de herwaardering. Er moet dus geen sprookje komen dat de politie aan de herwaardering ontkomt,
want bij de politie is al een geweldige korting toegepast. De raad is bij de vorige bezuinigingsronde
- ik ben toen ook, zij het niet zo uitvoerig als nu, op deze problematiek ingegaan - akkoord gegaan
met deze bezuiniging. Wij hebben hier te maken met een stukje financieel beleid waarbinnen wij alleen
maar ruimte kunnen krijgen wanneer de minister de norm personele uitgaven gelijk zou stellen met het
geen wij werkelijk noodgedwongen uit moeten geven. Wanneer de raad een motie in die zin zou indienen
dan zou dat wel eens erg goed kunnen zijn.
Ik kom dan bij de uiteenzettingen van de verschillende spreeksters en sprekers. Ik wil u allereerst
zeggen dat ik er niet zo gelukkig mee ben dat de heer Jansma de heer Niemeijer zo uitvoerig citeerde.
Ik wil er liever ook niet teveel woorden aan wijden. Ik verzeker u echter dat ik, wanneer ik een toe
spraak had moeten houden bij de installatie van een procureur-generaal, het verhaal dat de heer Nie
meijer heeft verteld nooit één keer zou hebben verteld. Deze opmerking mag voor u voldoende zijn en
ik wil er verder in het openbaar geen woord meer aan besteden.
Ik kom dan bij de zakelijke kant van de zaak. In het preadvies hebben wij aangegeven dat wij ons
bewust zijn van de zorg van de centrumwinkeliers. Ik kan de raad de verzekering geven dat wij al vanaf
eind vorig jaar ons uiterste best hebben gedaan om zowel in repressief als in preventief opzicht meer
aandacht te schenken aan de problemen die door de centrumwinkeliers gesteld zijn. Hoewel wij daarmee
wel enig resultaat hebben gehad, lossen wij het probleem er niet mee op. Wij zullen proberen om op
deze weg door te gaan, hoewel ik niet weet of wij dat volhouden. Er zijn namelijk twee remmen. De
eerste rem is het geld, waarover ik het zojuist al heb gehad. Aan de overuren zijn duidelijk grenzen.
Aan deze rem kan ik en ook de leiding van de politie niets doen. De tweede rem is dat wij aan andere
taken - deze taken houden meer in dan alleen maar verkeerstoezicht - minder tijd besteden dan nood
zakelijk zou zijn. De raad moet zich er van bewust zijn dat de politie relatief gezien heel weinig uren
besteedt aan het verkeerstoezicht. Onze 17 parkeercontroleurs houden zich vooral bezig met dat toe
zicht. Ik hoop niet dat u straks het mes zet in het geld voor de parkeercontroleurs, want dan komt daar
een spanning die ook niet meer te overzien is. Van mijn kant zijn dit geen schoten voor de boeg, het
is alleen maar een opmerking. De politie ziet geen enkele kans om datgene wat de parkeercontroleurs
doen over te nemen. De hoofdzaak van de controle voor wat betreft de verkeersproblematiek ligt bij de
parkeercontroleurs en niet bij de politie. De politie treedt alleen op bij zware gevallen.
De heer Jansma heeft gezegd dat het er op lijkt alsof wij in het verleden opmerkingen over de uit
breiding van de sterkte van de politie in het weekend met een korreltje zout hebben genomen. Dat is
niet zo. Ik kan mij herinneren dat de heer De Jong bij herhaling heeft gevraagd of wij dienaangaande in
de weekends niet meer konden doen. Ik kan u bij dezen zeggen dat wij momenteel meer in de weekends
doen, zij het slechts in heel geringe mate met meer mankracht. Ik vind het eerlijk om hier te zeggen dat
wij niet in staat zijn veel meer mankracht in te zetten. Wij hebben getracht om anders te werk te gaan.
Sk geloof dat wij er in geslaagd zijn om meer effectief te werken. Bovendien doen wij ons best om meer
efficiënt te werken. Wij doen ook ons best om meer politiemensen op straat te krijgen en minder achter
het bureau. Kort geleden heeft een bewindsman bij een bepaalde gelegenheid ook gezegd dat de politie
minder achter het bureau en meer op straat moet. Niet wij maar de beide ministers moeten echter dien
aangaande beslissingen nemen, want het feit dat veel agenten achter het bureau moeten zitten is hele
maal geen uitvinding van gemeentebesturen of van burgemeesters. Een en ander vloeit voort uit een war
winkel van voorschriften zoals Den Haag die zo prachtig kan geven. Als wij die voorschriften echter
niet nakomen dan worden wij in gebreke gesteld. Er moet een geweldige papierwinkel worden volge
schreven om de zaak rond te krijgen. Daardoor moet er helaas, ook naar mijn mening, meer administratief
werk worden gedaan dan noodzakelijk is. Het administratief werk zou eenvoudiger kunnen, maar nog
maals dat hebben wij niet in handen.
De politie zit niet stil, zij is nog steeds bezig om effectiever te werken. In het voorgestelde ant
woord aan de centrumwinkeliers staat niets overdrevens, het is de realiteit. Ik ben niet van plan om wie
dan ook meer voor te houden dan ik waar kan maken, want dat is oneerlijk en daar werk ik in ieder ge
val niet aan mee.
In alle oprechtheid zeg ik dat ik niet zo erg gelukkig ben met beide moties. Ik vind wel dat het een
goede zaak zou kunnen zijn om de minister nog eens een keer te wijzen op een aantal knelpunten. Ik
kan echter niets anders doen dan de raad een suggestie doen, want de raad beslist of de moties wel of
niet worden aangenomen. Persoonlijk vind ik het vruchtbaarder om ons in de eerstvolgende vergadering
van de Commissie voor de Openbare Orde ernstig te beraden over het feit hoe wij tot een goede formu-
ering met betrekking tot de nu aan de orde zijnde problematiek kunnen komen. Een aantal elementen
uit de motie van de heer Jansma en wellicht ook nog andere elementen kunnen hierbij worden betrokken,
k wil de raad adviseren de ingediende moties niet aan te nemen. Wij moeten het hierbij echter niet
aten, wij moeten ons er met elkaar nog eens in de Commissie voor de Openbare Orde op beraden of wij
een stuk kunnen opstellen waar wij met elkaar achter kunnen staan. Het stuk kan daarna in een raads
vergadering aan de orde worden gesteld, waarna een brief aan de minister kan worden gestuurd.
Het is niet zinvol dat ik nu op details inga, want ik ben dacht ik wel in voldoende mate op de
gehele problematiek ingegaan.
Mevrouw Van der Werf: Ik zou heel kort op de ingediende moties willen ingaan. Ik kan mij wel aan
sluiten bij de reactie van de voorzitter op de moties. Op zich zien ook wij natuurlijk wel het probleem
zoals de voorzitter dat heeft geschilderd met betrekking tot het niet voldoende zijn van de doeluitkering
voor de Leeuwarder situatie. Wij hebben echter de indruk dat dat nog eens voldoende duidelijk gemaakt
kan worden door een door de voorzitter gedane suggestie om een brief dienaangaande te sturen naar de