20 gangspunten. Deze uitgangspunten zijn ook nodig op grond van het feit dat er ook een milieubeleid ge voerd kan worden buiten de wettelijke kaders om. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het terugdringen van het afvalprobleem, aan het hergebruik van afval - hierover hebben wij al vaker gediscussieerd aan het invoeren van een gescheiden rioleringsstelsel in nieuwe wijken, aan een bouwwijze die het energieverbruik zoveel mogelijk beperkt, aan het toepassen van alternatieve energiebronnen, aan het weren van vervuilende productiemethoden en aan de met al deze genoemde voorbeelden samenhangende voorlichting aan de bevolking. De inhoudelijke uitgangspunten zijn bovendien van belang voor het stel len van prioriteiten. Mevrouw Otsen heeft daar zojuist ook al even op gedoeld. Wat pakt men het eerst aan en waar richt men zijn beperkte controleapparaat bij voorkeur op? Dat die controle een belangrijke spil is in dit geheel is denk ik wel duidelijk geworden uit de nota. Bij de beantwoording van vragen in de Commissie voor Volksgezondheid en Milieuhygi'éne - in deze commissie heb ik ook de zojuist ge noemde kritiek laten horen - stelde de wethouder dat de inhoudelijke uitgangspunten zoveel mogelijk tijdens de rit geformuleerd zouden worden. Dat lijkt ons niet juist omdat dat betekent dat de raad er dar nauwelijks aan te pas komt. B. en w. en ambtenaren stellen dan prioriteiten op grond van hetgeen hen op dat moment als juist voorkomt. Het door de raad geformuleerde politieke beleidskader ontbreekt en daardoor staat de gemeenteraad in feite buitenspel. Wat ons betreft moet deze bestuurlijk technische nota gevolgd worden door een politieke visie op het milieubeleid. Mevrouw Otsen heeft voorgesteld om de raadsadviescommissie voor Volksgezondheid en Mil ieuhygi'éne te betrekken bij het stellen van priori teiten. Haar voorstel lijkt mij juist. Het lijkt mij ook dat op dat moment het formuleren van de inhoude lijke uitgangspunten onontkoombaar is. Mevrouw De Jong: De heer Bijkersma heeft gezegd dat het milieubeleid niet verstikkend moet wer ken voor de mens. Ik vrees dat wij zover zijn dat een goed milieubeleid de mens voor verstikking kan en moet behoeden. Gezien de voortschrijdende vervuiling van lucht, water en bodem - ook Leeuwarden heeftal te maken met grondvergiftiging - en de toenemende geluidsoverlast is meer dan ooit te voren een goed milieubeleid van levensbelang. De nota geeft een inventarisatie van de knelpunten en geeft ook aan hoe de zaak organisatorisch aangepakt moet worden. Ik sluit mij graag bij de woorden aan van mevrouw Otsen die gezegd heeft dat de prioriteitsstelling ook vooral een politieke zaak is. Milieube leid heeft vooral in deze tijd van neergaande conjunctuur een hoge prioriteit. De nota lijkt mij hiertoe een goede aanzet te kunnen geven. De heer Geerts (weth.): Er is veel werk in deze nota gestoken, met name ook om haar zo beknopt mogelijk te maken. Een en ander bespaart een aantal mensen wat leeswerk, maar het heeft ook het voordeel dat de zaken zo helder mogelijk beschreven worden. Dat is ook wel goed gelukt. (De heer Var der Wal: Wilt u daarmee zeggen dat dat ook weieens anders is?) Ik ken beleidsterreinen waar wel dik kere nota's worden gemaakt. De nota pretendeert niet meer te zijn dan de titel van de nota aangeeft, namelijk een aanzet tot een milieubeleid in de gemeente Leeuwarden. Men kan een dergelijke nota op twee manieren maken. De eerste manier is om een alles omvattend milieubeleid te beschrijven, waarbij men begint met het ruim teschip Moeder Aarde. Daarna formuleert men inhoudelijke uitgangspunten waaruit men dan weer uit gangspunten afleidt van een lager abstractieniveau. Uiteindelijk komt men tot concrete maatregelen die dan volledig afgewogen en ook politiek bepalend zijn. In deze maatregelen kan men een volledige sa menhang van het hele probleem beschrijven zodat men een heel dikke nota krijgt. De tweede manier is - deze manier hebben wij bij het maken van de nota toegepast - het maken van een inventarisatie van de bestaande wettelijke regelingen. Daarna wordt bekeken wat de gemeente met de wettelijke regelingen doet en wordt er bekeken wat er niet goed wordt gedaan. Met andere woorden, wat zijn de knelpunten om tot een goed beleid te komen uitgaande van de bestaande wettelij ke regelingen. De heer Bijkersma heeft gezegd dat er op rijksniveau goede aanzetten zijn gegeven tot een milieubeleid. Dat is inderdaad waar. De discussie hierover is echter nog lang niet afgemaakt. Er wordt nog gediscussieerd over de vraag of milieubeleid sectorbeleid of facetbeleid is, hetgeen een heel principiële discussie is. Een en ander zal natuurlijk ook gevolgen hebben voor de hele organisatie op zowel rijksniveau als lager niveau. In dit kader is het verstandig de ontwikkelingen af te wachten. Wij hebben de knelpunten geïnventariseerd. De volgende stap is op welke manier deze knelpunten moeter worden opgelost. Wij hebben geconstateerd dat er knelpunten van organisatorische aard zijn. In de nota staan heel duidelijke aanzetten om de coördinatieproblemen volledig op te lossen. Ik zal de voorstellen die hierover genoemd zijn in de nota niet oplezen. Met deze voorstellen is op het terrein van de coör dinatie een heel werkbaar geheel ontstaan dat doublures in het gemeentelijk apparaat kan tegengaan. Ik kom dan meteen op het punt waarvan de heer Bijkersma zegt dat wij niet alleen moeten denken aan de vervuiling van het milieu, maar dat wij er ook voor moeten zorgen dat de bedrijven die een ver 21 gunning nodig hebben - opdat zij het milieu niet verontreinigen - deze ook zo snel mogelijk krijgen en dat de zaak snel wordt afgehandeld. Bij dit punt spelen echter twee dingen een rolTen eerste de coör dinatie, die erg belangrijk is. Ten tweede de vraag hoeveel personen men hiervoor kan inzetten. Wij krijgen dan te maken met knelpunten van technisch financiële aard waarvan er een aantal aangegeven is in de nota. De club die de mogelijkheden voor het oplossen van de knelpunten zal aangeven - overigens zonder prioriteitsstelling te plegen - zal daar snel mee beginnen. Het oplossen van alle knelpunten zal niet in een keer te behappen zijn. Wanneer het werk van deze club klaar is - ik denk dat dat niet op korte termijn zal zijn -, dan zal er met de leden van de betrokken commissie worden bekeken waar de prioriteiten voor het oplossen van de knelpunten moeten worden gelegd. Wij zullen dus inderdaad gedu rende de rit de prioriteiten vaststellen. Ik wil dan nu ingaan op de opmerkingen van de verschillende spreeksters en sprekers. Ik heb de heer Bijkersma al gezegd dat ik het met hem eens ben dat er in het belang van de bedrijven een zo snel mogelijke verstrekking van vergunningen plaatsvindt. Een en ander is echter niet alleen een coördina tieprobleem, maar ook een financieel probleem. Ik sluit hierbij dan ook aan bij de woorden van de heer Jansma dat wij de werkgelegenheid ook in de gaten moeten houden. Dit is een belangrijk argument waaruit ook een prioriteit gedistilleerd kan worden. Wij moeten proberen om de procedure met betrek king tot de verstrekking van vergunningen te versnellen en te complementeren. In de nota hebt u kunnen lezen dat ongeveer 20% van de hinderwetplichtige bedrijven een geldige vergunning bezit. De heer Bijkersma zegt ook dat in het kader van de ruimtelijke ordening een natuurbeschermingsge- bied niet voor fietsers afgesloten moet worden. De discussie over de Binnemiede is bekend; wij staan hetgeen door de heer Bijkersma daarover is gezegd ook voor. De heer Bijkersma heeft ook een opmerking gemaakt over de geluidshinder en de gehoorbescher- ming. Het gaat hem om de vraag of men iets aan de geluidshinder kan doen door in de APV te bepalen dat de geluidssterkte in een etablissement niet boven een bepaald niveau mag komen. Dat is niet moge lijk. De Wet op de geluidhinder geeft wel mogelijkheden om het geluid dat van binnen naar buiten treedt te beperken. Daar zijn duidelijke normen voor. Als blijkt dat de constructie van een gebouw zo danig is dat er teveel geluid naar buiten treedt, dan kunnen er bijvoorbeeld afspraken worden gemaakt over geluidbegrenzers en dergelijke. Het gaat hier dus wel echt om het geluid dat buiten een gebouw geconstateerd wordt. De hoeveelheid geluid die naar buiten treedt hangt dus af van de bouwkundige constructie. Wettelijke regelingen om de geluidssterkte binnen een gebouw te regeien zijn er niet. De heer Bijkersma zegt ook dat er snel moet worden gereageerd als er problemen komen met auto wrakken en met het parkeren van fietsen. Ik ben het daarmee eens. Wanneer deze problemen zich voor doen dan moet ook de gemeente zorgen, wanneer er wettelijke mogelijkheden en mensen zijn om op te treden, dat haar straatje schoon blijft. Het gemeentebestuur moet volgens de heer Bijkersma ook de ei gen reinheid naleven. Ik wil opmerken dat ik mij elke morgen was. De volgende opmerking van de heer Bijkersma is dat hij het standpunt dat de vervuiler betaalt een goed standpunt vindt. Hij hoopt dat het gemeentebestuur dit standpunt in de toekomst niet gaat verlaten. Ik kan mij voorstellen waar de heer Bijkersma aan denkt als hij dat zegt, maar ik kan mij om andere re denen ook voorstellen dat er wel eens een keer in geringe mate van dit principe wordt afgeweken. (De heer Ten Brug (weth.): Je moet nooit last van je principes krijgen!) De heer Jansma noemt de nota een goed werkstuk. Ook ik ben blij met deze nota die helder ge schreven is en waaraan een aantal mensen met veel ambitie gewerkt heeft. Wat dat betreft is de nota we! geslaagd. De heer Jansma heeft ook gezegd dat er vooruit wordt gelopen op de structurering van de commissies en de raden. Zijn opmerking is terecht, maar ik denk dat dat in dit geval niet zo'n probleem is. De heer Jansma heeft ook gewezen op het feit dat enerzijds door de bezuinigingen het aantal men sen dat bij de straatveegdienst is ingezet omlaag moet, maar dat anderzijds in deze nota geconstateerd wordt dat het aantal mensen bij deze dienst niet voldoende is. Het werk van de straatveegdienst zal op een zodanige wijze moeten worden gecoördineerd dat minder personen het werk kunnen verrichten. Dan kom ik bij de opmerking van de heer Jansma over de giftige stoffen. Vandaag hebt u in de krant kunnen lezen - ik hoorde het vrijdag voor het eerst - dat er aan de Oostersingel sprake is van een bepaalde vergiftiging. Ook op het terrein van de oude gasfabriek zijn kennelijk stoffen geloosd die niet geloosd hadden mogen worden. Het betreffende terrein is afgezet. Met het rijk en met de provincie wordt overlegd om zo spoedig mogelijk met concrete oplossingen ter zake te komen. Met de opmerking van mevrouw Otsen dat het milieubeleid een beleid is dat altijd wat zwak staat omdat het niet meteen in geld te waarderen is, ben ik het eens. Volgens mij moeten wij daarom juist het milieubeleid prioriteit geven. Mevrouw Otsen constateert dat het milieubeleid niet goed uitgevoerd kan worden omdat er gebrek aan menskracht is. Ze vraagt ook of de prioriteitsstelling die straks moet plaats vinden ook in de betrekken commissie aan de orde kan worden gesteld. Deze suggestie heb ik inmiddels cl gedaan, want ik denk dat dat noodzakelijk is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 11