18
wat de wethouder heeft gezegd dan ben ik niet zo optimistisch over een wijziging in de rol die het
CEVAN-nieuwe stijl zal gaan spelen. De directeur van het CEVAN heeft een opmerking gemaakt dat er
voor het CEVAN als soft-warehouse geen plaats is omdat er al genoeg soft-warehouses in Nederland
zijn. Een en ander geeft al de indruk dat men als een productiebedrijf wil blijven werken met daarnaast
een zo ontwikkeld mogelijk ander systeem. Ik ben het er niet mee eens dat er voor het CEVAN geen rol
als soft-warehouse zou zijn in met name het Noorden van Nederland. Men heeft namelijk de kennis die
specifiek met de gemeenten te maken heeft. De opmerking van de directie van het CEVAN geeft duide
lijk aan dat men de huidige werkwijze op dezelfde wijze denkt te blijven volgen. De leden van het da
gelijks bestuur van het CEVAN wijzen op de solidariteit met de kleinere gemeenten. De wethouder is
hier in zijn antwoord ook op ingegaan. Er komen allerhande brieven van met name kleinere gemeenten
binnen over de vraag wat Groningen en Leeuwarden nu gaan doen. Wij krijgen een beetje de indruk dat
het CEVAN zo langzamerhand het doel op zich wordt. Bij het CEVAN werken meer dan honderd men
sen en er is apparatuur waarin is geïnvesteerd. Wij horen ook dat er steeds opnieuw wordt geïnvesteerd
in nieuwe systemen. Een en ander moet met elkaar steeds weer worden opgebracht. Bij de dagelijks be
stuurders merk ik niet dat men een andere koers in wil slaan.
In eerste instantie heb ik al gewezen op de situatie bij het CON waarmee de directie niet akkoord
is gegaan en waarvan de directeur zelfs is opgestapt. Het verschil tussen het CON, dat in Arnhem ze
telt, en het CEVAN is dat er bij het CON diverse grotere gemeenten zijn die dezelfde belangen heb
ben, terwijl wij in het Noorden in feite op één noemer zitten met de gemeente Groningen. Misschien
komt de gemeente Emmen daar nog eens bij. Op een congres heeft wethouder Barmentloo de opmerking
gemaakt dat de automatisering en de informatieverwerking uit de vingers van de locale bestuurders is
geglipt en dat men die materie weer opnieuw in handen moet krijgen. Wat het Noorden betreft lopen
Groningen en Leeuwarden daar dus in voorop. Het is een taak om de bestuurders van de overige gemeen
ten ook op deze noemer te krijgen en in te zien dat er voor het CEVAN een rol als soft-warehouse in
zit. Een en ander is dan met name van invloed op artikel 33 van de gemeenschappelijke regeling
CEVAN.
Ik wil toch nog even benadrukken dat wij van harte achter datgene staan waar het college zowel
ambtelijk als bestuurlijk al mee bezig is. Bovendien wensen wij het college daarbij sterkte toe, want wij
denken dat er nog een lange en moeilijke weg zal moeten worden gegaan.
De heer Miedema (weth.): Mevrouw Willemsma heeft benadrukt dat zij niet de indruk heeft willen
wekken dat de CDA-fractie met het CEVAN wil kappen. Ik kan haar geruststellen: die indruk heeft zij
bij mij niet gewekt.
Mevrouw Waalkens heeft nog wat zorgen. Zij zegt dat het CEVAN treuzelt en dat zij twijfels heeft I
over de toekomst. Voor wat betreft haar opmerking dat het CEVAN wat treuzelt zou ik haar in zoverre
gelijk willen geven dat het CEVAN misschien wat heeft getreuzeld. Mevrouw Waalkens stelt verder dat
de VVD aan één rapport genoeg heeft. Ik ben haar dankbaar voor deze bezuiniging.
De heer Meijerhof heeft nog een aantal opmerkingen gemaakt over de relatie tussen Leeuwarden en I
het CEVAN. Hij is niet optimistisch over de mogelijkheden omdat het CEVAN een andere koers gaat va-1
ren. Ik denk dat de heer Meijerhof iets te negatief is. Ik ben er zelf van overtuigd dat het CEVAN dui- I
delijk weet dat er iets moet gebeuren en dat men duidelijk onderkent dat de lijn die op dit moment
wordt gevolgd omgebogen moet worden. Ik kan u de verzekering geven dat de gemeenten Groningen en I
Leeuwarden gezamenlijk alle werkzaamheden die het CEVAN voor deze gemeenten gaat uitvoeren be
oordelen op mogelijkheden, kwaliteit en prijs. Met deze drie zaken in de hand moeten wij een beoorde- I
ling maken over de vraag wat het CEVAN kan. Wij hebben niet de intentie om met het CEVAN te bre
ken. Wij willen gezamenlijk een automatiseringscentrum opzetten waarbinnen wij kunnen werken en de
ruimte hebben om bepaalde zaken zelf te doen. Dit is de intentie waarmee het college het CEVAN te
gemoet treedt. Ik hoop dat wij daarin slagen en dat wij binnen niet al te lange tijd tot een afronding
van deze zaak kunnen komen.
De Voorzitter: Wij kunnen de discussie sluiten. Ik breng dan nu het voorstel in stemming waarbij
punt I van het besluit wordt gewijzigd op de wijze zoals ik aan het slot van de eerste instantie heb
voorgelezen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde besluit van b. er I
w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder.
19
Punt 19 (bijlage nr. 176).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Energiebesparing bij scholen voor openbaar onderwijs.
De heer Visser: Het voorstel tot het treffen van energiebesparende maatregelen bij scholen voor
openbaar onderwijs heeft onze instemming. Een en ander houdt tevens in dat wij ons kunnen verenigen
met de omschreven randvoorwaarden. De besluitvorming ten aanzien van het voorstel is vergemakkelijkt
door het rendabele karakter van de voorzieningen. Bovendien wordt de risicofactor uitgesloten door één
van de randvoorwaarden, namelijk dat men pas met de uitvoering mag beginnen nadat de rijkssubsidie is
toegekend op basis van de werkelijke investeringsbedragen. Wel geeft het voorstel aanleiding tot het
maken van een opmerking. Bij brief van tien september 1981 heeft het college een schrijven doen uit
gaan naar de besturen van scholen voor bijzonder kleuter- en lager onderwijs met betrekking tot de
plannen voor energiebesparing. In deze brief motiveert het college zijn (negatief) oordeel omtrent toe
passing van artikel 50 van de Kleuteronderwijswet respectievelijk artikel 72 van de Lager-onderwijswet,
terwijl de kosten van voorzieningen als deze evenmin tot exploitatiekosten van de scholen worden gere
kend. Daarna adviseerde het college geen uitgaven voor energiebesparende voorzieningen te doen. Ik
sprak zojuist van een negatief oordeel, mijnheer de voorzitter. Wij zijn het daarmee ook eens. In een
tweede brief van 26 november 1981 deelde het college mee de genoemde besturen in de gelegenheid te
stellen hun schoolgebouwen in aanmerking te brengen voor een energiebesparingsonderzoek en het doen
treffen van de op grond van dit onderzoek aanbevolen voorzieningen. Een en ander overeenkomstig de
normen en maatstaven zoals die voor het openbaar onderwijs worden gehanteerd. In deze brief wordt
verder gesteld dat een uniforme beoordeling van de gebouwen en de gelijkwaardigheid van de bij het
openbaar en het bijzonder onderwijs te treffen voorzieningen hiermede verzekerd is. Naar onze mening
is dit een terechte opmerking. Wij nemen aan dat alle besturen positief gereageerd hebben op laatst ge
noemde brief. In het andere geval zal dit hun exploitatierekening nadelig beïnvloeden. Een en ander
treft specifiek het lager onderwijs, op grond van de vergoedingsregeling zoals die wettelijk is geregeld.
Indirect zullen toch ook andere onderwijssoorten financieel getroffen worden indien in de uitvoering van
de voorzieningen de gebouwen van het bijzonder onderwijs niet gelijktijdig worden betrokken. Mogelijk
w het college alsnog overwegen om een gelijktijdige aanvraag om rijkssubsidie in te dienen. Indien
een en ander om door het college moverende redenen niet gewenst of mogelijk is, hoe beoordeelt het
college dan het besparend effect van de getroffen voorzieningen bij gemeentelijke schoolgebouwen bin
nen het raam van de financiële gelijkstelling?
De heer Miedema (weth.): De heer Visser heeft brieven genoemd die verzonden zijn aan de besturen
von de bijzondere scholen. Het laatste halfjaar is de door de raad ingestelde Gemeentelijke Coördina
tiecommissie Energiebesparing erg actief bezig geweest om daadwerkelijk iets aan de energiebesparing
te doen. Er hebben de raad dienaangaande al voorstellen bereikt, zoals energiebesparing bij zwembaden
en sportgelegenheden. Nu is dan de energiebesparing bij de openbare scholen aan de orde. Voordat de
energiebesparing bij de openbare scholen aan de orde kon komen moesten wij eerst contact zoeken met
de besturen van de bijzondere scholen. Wij hebben daarover namelijk geen zeggenschap. Ik heb al ge
zegd dat de heer Visser de twee brieven heeft gememoreerd die verzonden zijn. De heer Visser heeft de
vraag gesteld hoe de beoordeling van de schoolbesturen is geweest. Wij hebben rond één januari gecon
stateerd dat alle schoolbesturen positief hebben gereageerd. In januari en februari is de ambtelijke com
missie bezig geweest om contacten te leggen met deze schoolbesturen omdat een aantal van deze scho
len reeds voor eigen rekening onderzoeken had laten verrichten. Een en ander moet namelijk ingepast
worden in het totaal van het subsidiëringsstelsel zoals wij dat op dit moment kennen, want anders lopen
ook deze scholen een gedeelte van de subsidie mis. De offertes voor het totale complex van bijzondere
scholen in deze stad zijn inmiddels binnen. Het ligt in het voornemen om in de volgende of in de daar
opvolgende raad met een voorstel te komen om een bedrag uit te trekken om het werk met betrekking tot
onderzoek naar energiebesparing op te dragen. Wij kunnen dan de maatregelen op het gebied van de
energiebesparing bij de bijzondere scholen zo snel mogelijk afronden. Op dat moment kan dan een tota
le besparing worden gerealiseerd. Dit is de stand van zaken.
De heer Visser: Ik wil toch nog een opmerking maken, mijnheer de voorzitter. Het gaat in dit voor
st' om meer dan de voorzieningen an sich. Er zit ook een stukje exploitatie achter voor de schoolbestu
ren. Het is volgens mij een heel goede zaak dat een en ander zo veei mogelijk gelijktijdig gaat gebeu
ren. De gemeente kan het zich volgens mij niet permitteren dat er in het kader van de vergoedingsrege
ling in de Kleuteronderwijswet of de Lager-onderwi jswet - vooral bij de Lager-onderwi jswet is dit dui
delijk afgepaald - een vacuum ontstaat, omdat dat duidelijk in strijd is met de financiële gelijkstelling.
Dit is een uitvloeisel van het voorstel.