5 Sub H, en J. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 3 (bijlage nr. 172). De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge de Bouwverordening met betrekking tot het beroepschrift van H.Hg. Tjan te Leeuwarden. In verband met dit agendapunt en het volgende is de heer Rommerts ter vergadering aanwezig. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep schriften ingevolge de Bouwverordening. Punt 4 (bijlage nr. 173). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep schriften ingevolge de Bouwverordening. De Voorzitter: U ziet, mijnheer Rommerts, dat wij u het leven tot dusverre niet moeilijk maken. Hartelijk dank voor uw aanwezigheid en wel thuis. De heer Rommerts verlaat hierna de vergadering. Punten 5 t.e.m. 8 (bijlagen nrs. 184, 183, 177, 201, 185 en 198). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 9 (bijlage nr. 187). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Continuering projectleiding Camminghaburen. Mevrouw Wielinga— Graansma: In deze raadsbrief wordt de raad voorgesteld om een krediet van 112.000,-- beschikbaar te stellen voor de continuering van de projectleiding van het bestemmingsplan Camminghaburen door Dwars, Heederik en Verhey Raadgevend Ingenieursbureau BV te Amersfoort. De oorspronkelijke exploitatietermijn voor Camminghaburen was acht jaar en is inmiddels verlengd tot e nd 1989. Voor de continuering van de projectleiding is echter nog tot eind 1983 geld beschikbaar. Onze fractie wil graag van het college horen wat er wordt gedaan wanneer het eind 1983 is en dan blijkt dat het geld op is. De heer Rijpma (weth.): In het licht van de ontwikkeling die zich dan voordoet, mevrouw Wielinga, zal het college overleg plegen met de daarvoor in aanmerking komende instanties waaronder de Commis sie voor het Grondbedrijf. Het is bekend dat de toewijzingen met betrekking tot de woningbouw niet zo erg royaal meer zijn en dat er gewerkt wordt aan een herziening van het bestemmingsplan en aan een herziening van de grondexploitatie. Wanneer een en ander gerealiseerd is zal ook ten aanzien van de continuering van de projectleiding een beslissing worden genomen. De Voorzitter: Is het antwoord van de wethouder voldoende voor u, mevrouw Wielinga? (Mevrouw Wielinga—Graansma: Ja, mijnheer de voorzitter.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 10 (bijlage nr. 196). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 11 (bijlage nr. 178) De Voorzitter: Dit punt luidt: Het scheppen van een overlegstructuur met de huurders van het Ge meentelijk Woningbedrijf alsmede de aanpassing van de Huurverordening gemeente Leeuwarden 1977, de L Verordening tot instelling van de Commissie voor het Woningbedrijf en van de Verordening beheersbe voegdheden Commissie voor het Woningbedrijf. Bij de discussie kan tevens de brief van 7 mei l 982 van de Huurdersgroepen van het Gemeentelijk Woningbedrijf worden betrokken. De heer Schagen: Op 22 juni 1981 heb ik bij de behandeling van het agendapunt: Het scheppen van een overlegstructuur met de huurders van het Gemeentelijk Woningbedrijf, aangedrongen op het afvoe ren van dit punt van de agenda. Ik heb toen gepleit voor overleg met de betrokken huurders. Mijn hoofdargument om uitstel te bepleiten was dat deze verordening vooral de instemming van de huurders moest hebben omdat dat een voorwaarde was voor het welslagen van de huurdersraad. Wij zijn nu een jaar verder en het overleg met de huurders heeft plaatsgevonden door middel van een centraal eenmalig georganiseerde bijeenkomst voor alle huurders van woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf. De genen die het verslag van deze bijeenkomst hebben gelezen of via ooggetuigen op de hoogte zijn ge bracht van het verloop van de bijeenkomst, zullen hoogstwaarschijnlijk met mij tot de conclusie zijn ge komen dat de bijeenkomst niet erg geslaagd was te noemen. Aan wie of wat dat nu te wijten was wil ik in het midden laten. Wel werd er tijdens de bijeenkomst geconcludeerd dat de aanwezigen unaniem voor het instellen van een huurdersraad waren, tenminste volgens het verslag. Deze conclusie wordt echter in een brief van de samenwerkende huurdersgroepen van het Gemeentelijk Woningbedrijf aangevochten. In de brief wordt gesteld dat men niet zal meewerken aan de oprichting van een huurdersraad. Wel wordt gepleit voor een betere structurering van het bestaande overleg op wijkniveau. Wij zijn van mening dat het geen zin heeft een huurdersraad op te richten als alle bestaande huurdersverenigingen op voorhand niet mee willen werken. Vertegenwoordigers in een huurdersraad moeten gevoed kunnen worden vanuit een actieve achterban in casu een huurdersvereniging of een huurderswerkgroep. Ook mag in onze visie een huurdersraad niet als buffer gaan werken tussen het Gemeentelijk Woningbedrijf en zijn huurders. Wij vinden dat het bestaande directe overleg tussen het Gemeentelijk Woningbedrijf en de huurders op wijkniveau beter gestructureerd moet worden. Daartoe zou er een aantal spelregels opgesteld moeten worden. Wij denken daarbij in eerste instantie aan zaken als: agendering, notulering, tijdstip voor het houden van bijeenkomsten, de onderwerpen die tijdens de bijeenkomst moeten worden besproken en de aard van de bespreking. Genoemde spelregels zouden door de raad vastgesteld moeten worden. Het over leg over algemene zaken zou plaats kunnen vinden met het door de huurdersverenigingen nog op te rich ten overkoepelend orgaan, een soort Oude Stadswijken Overleg voor huurderszaken. Wij vinden echter dat eerst het overleg op wijkniveau beter vorm moet worden gegeven. Ik wil er dan ook bij het college op aandringen in overleg te treden met de huurdersorganisaties die actief zijn binnen het gemeentelijk woningbezit en op dit moment de verordening af te voeren in afwachting van nieuwe voorstellen. De hear Bilker: Foar us leit it utstel om te kommen ta in oare struktuer mei hierders fan it Gemeent- lik Wenningbedriuw. Dit utstel hat op 22 juny 1981 ek al yn de ried west. Wy hawwe doe besletten dat ien en oar earst foarlein wurde moast oan de hierders. Dat is bard. De hierders hawwe in ynformaasje- brief krigen en der hat ek in foarl jochtingsjGn west. Ut it ferslach fan dizze foarl jochtingsjun docht bIi ken dat it winsklik is in hierdersried yn te stellen dêr't oer it generaal de problematyk oer hierderssaken oan de oarder komme. De opmerking "oer it generaal" liket in tige wichtige konkluzje. It is ommers sa dat de hierders no net it gefoel hawwe moatte dat hja mei harren klachten net mear rjochtstreeks by it Gemeentlik Wenningbedriuw telane kinne. De brief dy't wy krigen hawwe fan ferskate hierdersgroepen fan it Gemeentlik Wenningbedriuw sprekt ek fan bangens dat it direkte kontakt oer de eigen wyk of oer de eigen wenning ferlern gean sil. De twadde konkluzje yn it ferslach fan de niisneamde foarl jochtings jun is dat der altyd romte wêze moatte sil om yndividueel rjochtstreeks kontakt op te nirnmen mei it wenningbedriuw. Us fraksje achtet dat ek fan grut belang. Dêrnjonken sil, sa't de riedsbrief ek al seit, it oerlis oer renovaasjeprojekten ensfh. iykas alear bestean bliuwe. Ik wol no eat sizze oer de hierdersried seis. Wy binne fan betinken dat it ynstellen fan de hierders ried in stap yn de goede rjochting is om de hierders te beluken by it ofweagen fan ferskate beliedssaken oangeande it Gemeentlik Wenningbedriuw. Sa'n hierdersried, dêr't fertsjinwurdigers fan de wiken in sit yn hawwe, kin ta in mear legitym oardiel komme om't men ek de belangen fan oare wiken te sjen kriget. De grutte fraach is - dy priuw ik ek ut de brief fan de hierdersgroepen fan it Gemeentlik Wenningbe driuw - hoe't sa'n hierdersried ynfolle wurde sil en hoe't dy funksionearje sil. Hokker gewicht kriget it advys fan dizze hierdersried oan de Kommisje foar it Wenningbedriuw? As it advys mar wat yn de loft hingjen bliuwt, sil de hierdersried yndied gau syn ein wer fine. Sadwaande is it wichtich dat de Oarde-- ring behearskfoegen Kommisje foar it Wenningbedriuw en de Hieroardering gemeente Ljouwert 1977 yn de niis troch my neamde rjochtig oanpast wurde. Wy tinke dat de hierdersried slagje sil as eltsenien him der foar ynset. De spesiaal hjirfoar oan te luken partisipaasjemeiwurker hat dan ek in tankbere taak. Ik haw noch ien fraach. Yn de riedsbrief fan 11 juny 1981 wurdt praat oer in eksperiminteartiidrek.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 3