6
Ik fyn dit aspekt yn de riedsbrief dy't jun oan 'e oarder is net werom. Leit it noch yn it foarnimmen om
nei bygelyks twa of trije jier op 'e nij te besjen hoe't ien en oar funksionearret? Yn neifolging fan fer-
skate wenningkorporaasjes en yn neifolging fan rjochtlinen fan it ministearje dat oangeande sil it dud I ik
wêze dat us fraksje ynstimt mei dit utstel.
Mevrouw De Haan—Laagland is inmiddels ter vergadering gekomen.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wij hebben uit de raadsbrief begrepen dat alle huurders, na het
uitstel van de behandeling op 22 juni 1981 van het punt over de instelling van een huurdersraad, door
middel van een informatiestencil zijn benaderd en dat er tijdens een informatie-avond op 23 februari
1982 met ongeveer 55 huurders overleg heeft plaatsgevonden. De reden van uitstel van de behandeling
van dit agendapunt was namelijk dat er eerst met de huurders moest worden overlegd. In de verstrekte
stukken hebben wij gelezen dat het Gemeentelijk Woningbedrijf inlichtingen heeft gegeven over doel,
samenstelling, werkwijze en te bespreken onderwerpen van de in te stellen huurdersraad. Onduidelijkhe
den hierover konden zodoende worden opgeheven. Belangrijk vinden wij vooral de toezegging - in de
raadsbrief is deze ook terug te vinden - dat naast de huurdersraad het normale overleg tussen verhuurder
en huurder over renovatie of over groot onderhoud in de wijken blijft bestaan. Wij hebben een aantal
vragen, want het heeft ons bevreemd dat er na de informatie-avond op 23 februari 1982, in de brief van
7 mei 1982 van de huurdersgroepen van het Gemeentelijk Woningbedrijf een tegenvoorstel aan de raad
wordt gedaan. Waarom komt men nu weer terug op de instemming met de huurdersraad, die er, althans
volgens het verslag, op 23 februari 1982 bleek te zijn? Daar kunnen verschillende redenen voor zijn
waarover wij wel graag wat meer willen weten. Hoeveel huurders staan er achter het voorstel van b. en
w. en hoeveel huurders staan er achter het tegenvoorstel? Wij zijn toch wel benieuwd hoe die percenta
ges ongeveer liggen. Misschien heeft de wethouder daar gegevens over. Als men een huurdersraad in
stelt, hoe betrekt men daar dan de huurdersorganisaties bij die in de brief van 7 mei 1982 zeggen dat zij
geen medewerking zullen verlenen aan de oprichting van zo'n huurdersraad? Als men geen huurdersraad
instelt, hoe wil men dan de huurdersorganisaties benaderen die wel medewerking willen verlenen aan de
oprichting van een huurdersraad? Kortom, op deze vragen willen wij graag een antwoord hebben.
Onze fractie was aanvankelijk en is nog wel voor een goed gestructureerd overleg van de Commis
sie voor het Woningbedrijf met de huurdersraad op de wijze zoals b. en w. thans voorstellen, mits alle
huurdersorganisaties daaraan meewerken. Wij zijn namelijk van mening dat de huurdersorganisaties in dit
overleg hun inspraak moeten kunnen verwezenlijken over zaken die met hun woonsituatie en hun finan
ciën te maken hebben. Dit is ons voorlopig standpunt, mijnheer de voorzitter.
De heer Ten Brug (weth.) is inmiddels ter vergadering gekomen.
Mevrouw Van der Werf: Ik wil vooropstellen dat ik het op zich een positieve zaak vind dat er voor
stellen gedaan worden over democratisering van het beheer van het gemeentelijk woningbezit. De huur
ders bevinden zich over het algemeen in een erg afhankelijke positie en hebben geen daadwerkelijke
zeggenschap in het beheer, de exploitatie en het gebruik van hun woningen. Wij vinden dat dat moet
veranderen in een richting waarin huurders een zo groot mogelijke zeggenschap krijgen. De vraag is na
tuurlijk hoe dat moet.
Op 22 juni 1981 hebben wij dit raadsvoorstel ook al behandeld. Het voorstel is toen teruggenomen.
B. en w. zeggen in de raadsbrief die vanavond aan de orde is dat de huurders, naar aanleiding van de
gehouden informatie-avond, over het algemeen positief instemmen met de instelling van een huurders
raad. Een zestal huurdersverenigingen zegt in een brief daar anders over te denken. Ik wil eerst een op
merking maken over de procedure waarbij er hier een voorstel op tafel is gekomen dat op geen enkele
manier in samenspraak met de betrokkenen is ontwikkeld. Het is een kant en klaar voorstel dat daarna
voor inspraak aan de betrokkenen is voorgelegd. Als ik de uitnodiging voor de informatie-avond lees,
waarin staat dat men van plan is een huurdersraad in te stellen en daarover informatie te geven, dan
vind ik dat nou niet het summum van inspraak. In onze ogen was het veel beter geweest wanneer er van
af het begin een discussie geweest was met de huurdersorganisaties om na te gaan welke voorstellen daar
leven. Op basis van deze discussie had men met elkaar verdere voorstellen kunnen uitwerken. Over de
informatie-avond wordt ook nogal verschillend gesproken. De heer Schagen is hierop zojuist ook al even
ingegaan. De situatie is nu zo dat de raad moet beslissen over een inspraakorganisatie die een groot deel
van de betrokkenen niet wil. Die beslissing lijkt ons niet juist. In de raadsbrief van 11 juni 1981 wordt
onder anderen gewezen op de weerstand tegen van bovenaf opgelegde regelingen. Welnu, het voorste!
dat vanavond aan de orde is dreigt een van bovenaf opgelegde regel te worden. Alleen al om deze reden
willen wij het voorstel afwijzen.
7
In de raadsbrief van 11 juni 1981 wordt ook nog gesteld dat er nogal wat onduidelijkheid en ver
schil van inzicht bestaan over de wijze waarop de zeggenschap van huurders verwezenlijkt kan worden
en verder dat de beheersproblematiek van zeer recente datum is en dus een terrein is dat nogal wat in
beweging is. Dat klopt en wij hebben ons er dan ook over verbaasd dat er nauwelijks een afweging heeft
plaatsgevonden van de verschillende uitgewerkte ideeën die er bestaan over het democratiseren van het
beheer van woningen. Ik noem dan bijvoorbeeld de vorm van wijkgebonden corporaties, mengvormen van
gemeenschappelijk beheer en de vorm van eigendom van gemeentewoningen zoals die in Alkmaar be
staat. Het is een voorbeeld maar wij hadden graag een wat uitgebreidere politieke motivatie willen heb
ben en een wat duidelijkere afweging. Democratiseren is meer dan overleggen, inspreken en adviseren.
Voor mijn fractie is wezenlijk bij de democratie de mate waarin een zeggenschap bestaat. In dat licht
hadden wij de discussie over de democratisering van het gemeentelijk woningbestand en ook de moge
lijkheden van het overdragen van beheersbevoegdheden aan huurdersorganisaties willen voeren. Mijn
fractie is van mening dat men bij democratisering moet aansluiten bij de al in de praktijk ontstane ini
tiatieven op dat gebied door de buurtgebonden huurdersorganisaties. Ook b. en w. gaven de vorige keer
de voorkeur aan een buurtgerichte structuur, maar de voorgestelde huurdersraad is een stedelijk lichaam.
Een en ander vinden wij niet met elkaar te rijmen. Ik wil een zinsnede aanhalen uit de raadsbrief van 11
juni 1981. "In de praktijk blijkt echter vaak dat de via demokratische weg gekozen buurtkommissies of
huurderskommissies (met daarboven een overkoepelende organisatie) niet of nauwelijks werken." Moeten
wij hieruit concluderen dat een buurtgerichte structuur niet kan? Deze argumentatie vinden wij in ieder
geval onvoldoende. Mijn fractie is bang, ook de huurdersorganisaties die de brief van 7 mei 1982 ge
schreven hebben zijn daar bang voor, dat de huurdersraad straks gaat functioneren als een buffer tussen
de huurdersorganisaties en het Gemeentelijk Woningbedrijf. Natuurlijk zijn er naast de huurdersproble-
matiek per wijk ook meer algemene elementen van beleid die in een stedelijk lichaam zouden moeten
worden besproken. Waarom wordt er dan echter gekozen voor een afzonderlijke huurdersraad en niet
voor een verdere democratisering van de Commissie voor het Woningbedrijf? In deze commissie zouden
bijvoorbeeld één of twee personen van elke huurdersorganisatie zitting kunnen nemen.
Ook op details van het raadsvoorstel is kritiek te leveren, bijvoorbeeld het feit van de geringe be
voegdheden of het feit dat b. en w. de leden van de huurdersraad benoemen en niet de huurders of de
organisaties zelf.
Ik zal niet verder ingaan op het voorstel. Mijn fractie zal het voorstel in deze vorm afwijzen. Onze
doelstelling dat het beheer van het gemeentelijk woningbezit verder gedemocratiseerd moet worden
blijft overeind staan. Wij hebben daartoe de volgende motie gemaakt.
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 17 mei 1982,
besluit het voorstel gedaan in bijlage nr. 178 af te voeren en besluit b. en w.
op te dragen in nauw overleg met de bestaande organisaties van huurders van
gemeentewoningen voorstellen te ontwikkelen voor democratisering van het
beheer, de exploitatie en het gebruik van gemeentelijk woningbezit. Daarbij
dient een buurtgerichte structuur het uitgangspunt te zijn en dient aangeslo
ten te worden bij de bestaande buurtgebonden huurdersorganisaties."
De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot.
Mevrouw De Jong: Ik heb waardering voor het feit dat er een aanzet wordt gedaan om te komen tot
een huurdersraad. Democratisering binnen het Gemeentelijk Woningbedrijf is noodzakelijk. Voor de
aanzet op zich heb ik dus wel waardering. Door de heer Schagen en mevrouw Van der Werf is al gezegd
dat het voorstel dat hier ligt niet de steun heeft van alle huurdersorganisaties. De huurdersraad is dan op
zich al tot mislukken gedoemd. Dat er een huurdersraad wordt opgericht is hard nodig. Het aanpakken
van de democratisering binnen het Gemeentelijk Woningbedrijf is volgens mij niet aan twijfel onderhe
vig. Hoewel een goed gestructureerd overleg met een huurdersraad voor de huurders een goede zaak zou
zijn, is gebleken dat het voorstel zoals dat nu is gedaan niet gesteund wordt door alle huurdersorganisa
ties. Ik zal het voorstel dan ook afwijzen.
De heer Geerts (weth.): Door verschillende sprekers en spreeksters is gezegd dat het vanavond aan
de orde zijnde voorstel al eens eerder op de agenda heeft gestaan. Het voorstel is toen teruggenomen
omdat er niet voldoende overleg met de huurders was geweest. Nadat het voorstel was teruggenomen
hebben wij ons in de Commissie voor het Woningbedrijf beraden op de vraag op welke wijze dat overleg
met de huurders dan wel zou moeten plaatsvinden. Er is overwogen of het overleg wijksgewijs dan wel
centraal zou moeten plaatsvinden. Voor het laatste is gekozen, omdat wij geen zekerheid hadden of er
wijksgewijs voor dit mogelijk voor sommigen wat abstracte onderwerp voldoende belangstelling was. On-