14
Je kunt de hersens dan thuislaten!) Dat had je gedacht c.q. gedroomd! Die kant moeten wij zeker niet
uit. Wat dat betreft mag het nooit zo zijn dat politieke afwegingen per computer of per individuele
computer per raadslid kunnen geschieden. De hoop van mevrouw Willemsma deel ik dus beslist niet.
(Mevrouw Willemsma—de Jong: Ik heb het niet gehad over een politieke afweging per computer.)
De heer Meijerhof: De raadsbrief die voor ons ligt bevat eigenlijk drie punten. Het eerste punt is het
beleidsplan voor de automatisering, het tweede punt is de relatie met het CEVAN en de stand van zaken
op dit moment en het derde punt is de automatisering bij de GSD. Aan het eind van de raadsbrief wordt
geconcludeerd dat de voorgaande problematiek uitvoerig in de Commissie voor Automatiseringsaangele
genheden aan de orde is geweest. Mevrouw Willemsma heeft daarover ook al gesproken. Aan het auto
matiseringsplan zijn enkele vergaderingen gewijd. De laatste vergadering was op 20 mei 1981. Ik con
stateer dat de kritiekpunten die toen namens mijn fractie naar voren zijn gebracht nu door het college
worden onderschreven. Eén van de kritiekpunten was dat wij niet zouden moeten spreken over een auto
matiseringsplan maar over een informatieplan. Op bladzijde drie van de raadsbrief onder punt III, sub
bl, blijkt dat aan de hand van de vastgestelde informatiebehoefte beslissingen kunnen worden genomen
over concrete automatiseringsprojecten. Het rapport dat Krechting Koot heeft opgesteld is een goed uit
gangspunt. Er is een bijna volledige inventarisatie gemaakt van de informatiebehoefte die er op diverse
terreinen van de gemeente is. Bovendien is er een bepaalde prioriteitenstelling aangegeven die in de
raadsbrief op bladzijde drie onder punt III, sub b2, wordt herhaald. Aan de hand van deze informatiebe
hoefte is een nadere analyse nodig, die echter in het rapport van Krechting Koot ontbreekt. Met de aan
duiding "Intern beleid gemeente Leeuwarden" heeft het college toch grotendeels de kritiek ondervangen
die wij hadden op het plan van Krechting Koot. Het college heeft ook de raadsbrief een andere naam
gegeven dan het plan. De raadsbrief spreekt erg duidelijk over het te voeren informatie- en automatise
ringsbeleid. Op dit moment heb ik er weinig behoefte aan om te praten over de aspecten van de arbeids
plaatsen. Ik denk namelijk dat op dergelijke vragen weinig concrete antwoorden komen. Deze vragen
komen pas aan de orde op het moment dat er een vrij concreet voorstel is om een stuk informatiebehoefte
via automatisering te realiseren.
Vanavond is al eerder gezegd dat automatisering een middel moet zijn en geen doel. In de Commis
sie voor Automatiseringsaangelegenheden is ook gesteld dat het voorstel met betrekking tot het beleids
plan niet eerder in de raad moet komen dan dat er duidelijkheid is over het standpunt van het CEVAN
en over de rol die het CEVAN wil en kan spelen in deze hele situatie. Zowel op ambtelijk als op be
stuurlijk niveau is men daar druk doende mee geweest. Desondanks kunnen wij op dit moment constateren
dat wij nog weinig verder zijn dan op 20 mei 1981 het geval was. Aangegeven door de punten die het
college zelf al heeft genoemd in de raadsbrief van zeven februari 1980 - het college vroeg toen om een
krediet om door Krechting Koot een beleidsplan automatisering op te laten stellen -, zou het CEVAN in
een heel andere rol in de automatisering moeten opereren. De rol van het CEVAN zal moeten verande
ren, hetgeen niet iets is wat wij hier in Leeuwarden bedenken. Ook bij de gemeente Groningen is dit
het geval. De hele situatie met het Samenwerkingsverband Overkoepeling Automatisering Gemeenten
(SOAG) en de consequenties die ook het regionaal automatiseringscentrum CON in Arnhem uit een en
ander heeft getrokken, moet toch ter lering zijn van de bestuurders van het CEVAN. Uit de ter inzage
gelegde documentatie en uit hetgeen in de raadsbrief vermeld staat blijkt dat er van een koerswijziging
nog bitter weinig terecht is gekomen. Als men de stukken doorleest dan is er altijd een vrij soepel beleid
geweest ten opzichte van artikel 33 van de gemeenschappelijke regeling CEVAN, op grond waarvan
vrijstellingen worden gegeven. Tussen de regels door lees ik dat dit artikel weieens stringenter gehan
teerd zou kunnen worden.
Ik kom dan nu bij de automatisering van de GSD. Om des tijdswille heeft het college dienaangaan
de al een aantal beslissingen genomen. Het college heeft gelijk als het stelt dat men op minstens ander
half jaar moet rekenen voor men een nieuw geautomatiseerd systeem heeft bij de GSD. Krechting Koot is
gevraagd om een offerte uit te brengen en er is een werkgroep gestart. Er is ook plaats ingeruimd voor
het CEVAN. Heeft het CEVAN hierin toegestemd? Is er aan het CEVAN ontheffing gevraagd met be
trekking tot artikel 33? Is deze ontheffing al binnen of zijn er al geluiden over ontvangen? Uit de ter
inzage gelegde stukken kunnen wij lezen dat het CEVAN zich nog beraadt over de consequenties van
een en ander, waaronder het verhogen van de bijdragen van de aangesloten gemeenten. Als men daar
niet voor kiest zal het een kwestie van het hanteren van artikel 33 moeten worden. Welke weg kiest men
hier? Als het onderzoek dat Krechting Koot in samenwerking met ambtenaren van de gemeente Leeuwar
den en van het CEVAN instelt is afgerond dan zal er op dat moment een keus moeten worden gemaakt.
Hopelijk is dan ook duidelijk hoe het CEVAN in deze hele situatie zit. Ik hoop dat het resultaat van het
onderzoek van invloed kan zijn op een gedachtenverandering en op een goede gedachtenwisseling tussen
de gemeente Leeuwarden en het CEVAN. Met name gaat het om een gedachtenverandering bij het
15
EVAN ten aanzien van het feit dat wij toch wel op een andere toer verder moeten gaan. Als men de
discussies bijwoont zou men de indruk kunnen krijgen dat het eigenlijk om de vraag gaat op welke ma
nier men van het CEVAN af kan komen omdat men met handen en voeten gebonden is. Wat kost het ons
>m van het CEVAN af te komen? Als dat niet te veel kost dan moet men die stap nemen. Kost het te
veel om van het CEVAN af te komen dan blijft men ten eeuwigen dage bij het CEVAN hangen. Volgens
mij moet dit niet het uitgangspunt zijn. Er zijn zaken op het gebied van de automatisering die wij beter
kunnen overlaten aan het CEVAN. Ik denk dan met name aan de grote buikverwerking. Bij het CEVAN
zit ook een stuk automatiseringsdeskundigheid waar de aangesloten gemeenten van kunnen profiteren.
Men moet echter van het principe af dat de gemeenten aan het CEVAN toestemming moeten vragen om
zelf te gaan automatiseren en dat het CEVAN over de betreffende apparatuur een dwingend advies
schrijft. Met name hierin zitten onzekerheden voor het voortbestaan van het CEVAN. Het is niet de be
doeling van mijn fractie om het CEVAN de nek om te draaien. Ik denk namelijk dat het CEVAN best
nog een goed instituut is en kan zijn, ook in de nieuwe rol voor de hele automatisering van het gemeen
telijk apparaat. Daarnaast moet er echter wel een mogelijkheid zijn voor de gemeente om een eigen weg
te kiezen.
De heer Miedema (weth.): Mevrouw Waalkens is begonnen met een opsomming te geven over de tijd
die wij nodig hebben gehad om tot dit voorstel te komen. Zij heeft gememoreerd waarom de Commissie
voor Automatiseringsaangelegenheden in een bepaalde periode niet bijeen is geweest. Andere leden van
de raad hebben zich daarbij aangesloten. De vraag is waarom een en ander zo lang heeft geduurd. De
gewijzigde mogelijkheden voor automatisering in met name technische zin hebben het college er toe ge
bracht zich hierover toch nog eens ernstig te beraden. Wij hebben op een rij gezet hoe de verhouding is
met het CEVAN dat in een aantal jaren is gegroeid van een jong zich ontwikkelend bedrijf tot een be
drijf met een grote vestiging van kapitaal intensieve automatisering en techniek en met meer dan hon
derd personeelsleden. Tegen die achtergrond sprekende over automatisering vond het college het de af
gelopen herfst verstandig om met een andere gebruiker van het CEVAN contact op te nemen over de
vraag hoe de ervaringen met het CEVAN zijn en of die afwijken van de ervaringen die Leeuwarden
heeft met het CEVAN. De gemeenten Groningen en Leeuwarden maken gezamenlijk voor meer dan 40%
deel uit van de omzet van het CEVAN. Van het CEVAN zijn ongeveer 100 gemeenten lid. Ik geef wel
toe dat het aandeel van de gemeente Groningen in de omzet van het CEVAN iets groter is dan dat van
Leeuwarden. Wij hebben contact gehad met het gemeentebestuur van Groningen om de situatie eens door
te spreken. Daarnaast is er ook een intensief contact geweest tussen het college en het bestuur van het
CEVAN. Een en ander heeft er uiteindelijk toe geleid dat de bewuste brieven die bij de stukken lagen
z n geschreven. De verschillende contacten en het vinden van een datum voor een vergadering heeft
een aantal maanden tijd gevergd. De aangesloten gemeenten, buiten de gemeenten Groningen en Leeu
warden, reageren vrij emotioneel en zeggen dat hetgeen Groningen en Leeuwarden nu gaan doen niet is
te tolereren. Er is immers een CEVAN opgezet, waar ook Groningen en Leeuwarden achter moeten staan.
Dit is de motivering over de tijd die wij nodig hebben gehad om tot dit voorstel te komen.
Er is gezegd dat het ontwerp-beleidsplan nog niet in de raad geweest is. Het college heeft echter
gemeend dat er eerst enig zicht moest zijn op de totale ontwikkeling. In de brief van de gemeenten
Groningen en Leeuwarden aan het CEVAN is aangestuurd op een gesprek over artikel 33 van de ge
meenschappelijke regeling CEVAN, de zogenaamde ontsnappingsclausule. Het bestuur van het CEVAN
heeft in zijn laatste bestuursvergadering gemeend te moeten zeggen dat deze wens besproken zou moeten
worden. Het zou echter bovendien zinvol zijn binnen een aantal maanden ook andere zaken te bespre
ken, zoals een wijziging van mogelijkheden, een aanpassing aan de moderne technieken van vandaag de
dag en de gevolgen die een en ander voor het CEVAN zou hebben. In de loop van de komende ander
halve maand gaat dat gesprek door. De raad heeft nu ongeveer weer de lijn te pakken waar wij mee be
zig zijn. Ik ga nu terug naar de raadsbrief. Mevrouw Waalkens en de heer Van der Wal hebben wat
ïoeite met het eerste lid van het besluit. Het door de heer Van der Wal gestelde is volgens mij goed
verwoord. Wij menen dat het niet zinvol zou zijn om het totale rapport van Krechting Koot nu of in de
volgende vergadering aan de orde te stellen. Wij zijn van mening dat de lijn die in het rapport gevolgd
wordt een goede lijn is en dat wij naar een informatiebeleid moeten dat niet meer mensen vraagt. Wij
stellen ons als college voor om aan de hand van dit rapport per sector de medewerking van de raad te
vragen. Wij zullen dat gemotiveerd doen. Wanneer wij het rapport in één keer aan de orde stellen dan
zouden de problemen misschien wel wat erg groot worden.
Ik wil ook nog even terugkomen op hetgeen mevrouw Willemsma heeft gezegd. Het is mij niet be
kend dat het rapport van Krechting Koot - dit rapport is in wezen een beleidsstuk en richtlijn voor de
komende jaren - alleen naar de leden van de Commissie voor Automatiseringsaangelegenheden is gezon
den. Mevrouw Willemsma pleit er voor dat alle raadsleden dit rapport ontvangen, zodat men bij de be-