32
verkeersafremmende maatregelen van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf tot een oplossing is
gebracht. Over punt b. van deze PAL-motie en over de PAL-motie over de 630.000,ontstond enige
verwarring. Zoals gezegd, wordt dit punt nader uitgediept in de Commissie RO en komt het terug in de
volgende raadsvergadering. Dit lijkt ons de meest zinvolle manier. U zou kunnen vragen waarom nu wel
over het Molenpad moet worden beslist en ons antwoord daarop is dat de „machine" moet draaien. Dat is
in ons aller belang. Aan alles wat op zich rijp is voor een beslissing kunnen wij dan verder werken, want
het hele plan moet voor de vakantie nog naar Den Haag toe. Bovendien is de discussie over dit onder
deel zodanig geweest dat wij menen dat die beslissing nu wel kan worden genomen.
Ik breng thans het gedeelte over het gebied Molenpad in stemming, hetgeen betekent dat wij stem
men over alles wat onder de punten I, III en IV in het besluit van de raadsbrief staat met inachtneming
van de zojuist door mij geformuleerde wijzigingen. Punt II van het besluit komt over drie weken terug in
de raad.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de punten I, III en IV van het voorstel van b. en w. met in
achtneming van de mondeling door de voorzitter aangebrachte wijzigingen.
Punt 12 (bijlage nr. 224).
De Voorzitter: Dit punt betreft de aanwijzing van een nieuwe locatie voor industrie- en bedrijfster
reinen.
De heer Sterk: Mijn fractie vindt het een goede zaak dat ons thans de raadsbrief met een ondersteu
nend rapport over de aanwijzing van een nieuwe locatie voor industrie- en bedrijfsterreinen wordt aan
geboden. Wij kunnen ook de volgorde van openstelling van de terreinen die het college voorstaat - na
melijk eerst locatie-zuid - onderschrijven omdat het terrein zuid grotendeels al eigendom is van de ge
meente Leeuwarden en omdat het een welkome aanvulling is op het industrieterrein de Hemrik. Boven
dien kunnen wij hierdoor ongewenste vestigingen op de Hemrik enigszins voorkomen, want dat gebeurt
nu in feife toch wel eens een keer.
Mijn fractie kan zich verenigen met de op pagina vijf van de raadsbrief gedane opmerking dat het
college ten aanzien van locatie-west de voorkeur geeft aan het model waarbij de westelijke invalsweg
is weggelaten. Deze weg vormt echter onderdeel van de vastgestelde hoofdwegenstructuur, doch in het
rapport wordt gesteld dat weglating van deze invalsweg geen problemen zal opleveren voor het hoofd
wegennet. Het college vindt het echter noodzakelijk dat aan een dergelijke beslissing een verkeersbere-
kening ten grondslag ligt en wij zijn het daarmee eens. Wij wachten derhalve de verdere collegevoor
stellen hieromtrent af.
Inzake het afvalverwerkingsterrein wil ik opmerken dat de onder 5.1 tot en met 5.5 opgesomde
voorwaarden in het rapport in feite allemaal erg belangrijk zijn. Bij 5.4 is naar mijn smaak echter niets
geregeld met betrekking tot de bewaking van het terrein. Er wordt in het rapport wel gesproken over het
storten door particulieren - dat is op zich een goede zaak -, maar ik vraag mij wel af op welke manier
controle op het storten zal worden gehouden, temeer daar het college zegt dat controle van gemeente
wege te allen tijde mogelijk moet zijn. Als er in een later stadium ongewenste stoffen zouden worden
aangetroffen, is het naar mijn mening te laat. Ik wil dan ook graag van het college horen welke effec
tieve maatregelen zullen worden getroffen om dergelijke ongewenste toestanden te voorkomen.
De heer Rijpma (weth.): In het voorstel wordt een aantal maatregelen genoemd die zeker moeten
worden genomen. Onze deskundigen van zowel de afdeling Milieu als de stedebouwkundige afdeling
zullen nadere eisen stellen in het met de toekomstige exploitant, als die zaak tenminste rond komt, te
voeren overleg. Het terrein wordt niet ingericht dan nadat de raad opnieuw is geconfronteerd met de
problemen waarvoor oplossingen worden gezocht. Eerder wordt er geen uitvoering aan gegeven. Op dit
moment kan ik u niet zeggen wat er nog meer aan eisen op tafel moet komen. In dit rapport worden al
leen de uitgangspunten gesteld en nader overleg zal de definitieve voorwaarden moeten opleveren. Er
moet ook een Hinderwetvergunning komen en in die Hinderwetvergunning moet veel en veel meer wer
den geregeld dan in dit stuk staat, maar de uitgangspunten heeft u hierin wel geformuleerd gezien.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 13t.e.m. 18 (bijlagen nrs. 226, 227, 228, 231, 229 en 230).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
33
Punt 19 (bijlage nr. 232).
De Voorzitter: Aan de orde is het preadvies inzake de brieven van de Gebruikers Belangen Vereni
ging Driehoek betreffende de bruikleencontractanten en de toekomst van de wijk.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wij zijn het eens met het antwoord van het college op de brieven
van 7 en 28 april 1982 van de Gebruikers Belangen Vereniging Driehoek. Twee jaar geleden, in juni
1980, is de raad akkoord gegaan met de sloop van de 193 woningen, tenzij nog een financieel haalbaar
renovatieplan mogelijk was. De Nationale Woningraad heeft een onderzoek ingesteld en het is gebleken
dat renovatie niet mogelijk is binnen de financieel gestelde grenzen. De afspraak was dat partijen de
uitspraak van de Nationale Woningraad zouden accepteren. Nu is er een groep tijdelijke bewoners met
een gebruikerscontract die opkomt voor de eigen belangen. Wij begrijpen dat best, maar wij zijn van
mening dat de gemaakte afspraken moeten worden gehandhaafd. Wij menen dat er zo spoedig mogelijk
met sloop en nieuwbouw moet worden begonnen. De huren van de nieuwe woningen zijn alleszins rede
lijk, namelijk 300,tot 350,-- per maand, afhankelijk van de grootte. Een bijkomende factor is dat
bij nieuwbouw de kans groter is dat er meer gezinnen in de wijk komen wonen. Wat de herhuisvesting
van de gebruikerscontractanten betreft wil ik opmerken dat er op dit moment woningen leeg staan in
Aldlan en Camminghaburen. Bovendien zijn er veel kleine appartementen vlak bij de binnenstad in aan
bouw. De herhuisvesting van de oorspronkelijke bewoners lijkt, als er weer wisselwoningen beschikbaar
komen bij vertrek van gebruikerscontractanten, oplosbaar.
De heer Van der Wal: Ik ben het beslist niet eens met het preadvies van b. en w. over de Driehoek.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dit complex woningen te renoveren. Los van de plannen die de ge
meenteraad met de wijk zou hebben, staat echter het feit dat de raad hierover niets meer te vertellen
heeft. Wij hebben ons in een zodanige positie laten manoeuvreren dat wij het helemaal niet meer in han
den hebben. Als uit het onderzoek van de Nationale Woningraad was gebleken dat renovatie rendabel
zou zijn en de Woningvereeniging Leeuwarden zou dat niet willen, dan hadden wij hier nog met lege han
den gestaan. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: De woningvereniging had zich ook gebonden aan de uit
spraak van de Nationale Woningraad.) Dat moeten wij dan maar aannemen. (Mevrouw Brandenburg—
Sjoerdsma: Ik ga uit van goede trouw.) Wij hadden hier dan nog geen machtsmiddel gehad om. (De
heer Rijpma (weth.): Afspraken maken is zeker zo goed als een machtsmiddel gebruiken. Soms nog veel
beter.) Wij maken hier zo vaak afspraken die weer verbroken worden. Op dit moment zijn het Platform
Een- en tweepersoonshuishoudens Leeuwarden (PEL), de Landelijke Organisatie Belangengroepen Huis
vesting (LOBH) en het Landelijk Ombudsteam Stadsvernieuwing (LOS) nog steeds bezig een plan voor
een- en tweepersoonshuishoudens in de Driehoek van de grond te krijgen, maar ook dat plan heeft, door
dat de gemeente Leeuwarden zo knullig zijn ruimtelijke ordening behandelt, geen kans van slagen meer
als de eigenaar niet wil meewerken. Het heeft op dit moment geen enkele zin meer een motie in die
richting in te dienen. Ook al zou de motie het halen, dan nog zouden wij niets kunnen doen.
Wij hebben het college ook vragen gesteld over de positie van de gebruikerscontractanten. Het col
lege haalt de vragen in het preadvies aan en ik neem daarom de vrijheid ze er even bij te pakken. In
een van de antwoorden gaat het over de gelijkstelling van de gebruikerscontractanten aan de huurders/
bewoners door toekenning van de 100 punten voor het zijn van stadsvernieuwingsurgente. Het college
acht het onjuist die gelijkstelling door te voeren. Ik begrijp dat eerlijk gezegd niet. Wat hebben wij als
gemeentelijke overheid ermee te maken hoe of op wat voor manier huizen worden verhuurd, in gebruik
zijn of tijdelijk in gebruik zijn? Er zijn kennelijk mensen die een dak boven hun hoofd willen hebben.
Dat is toch niet zo gek? Die mensen krijgen in de Driehoek de kans. Zij moeten op een gegeven moment
weer uit die huizen, maar dan kunnen wij ze toch niet zomaar de straat op schoppen? Daar dragen wij
als gemeentelijke overheid toch verantwoordelijkheid voor? Hoe de gebruikerscontractanten het een en
ander met hun huurbaas hebben geregeld doet er toch niet toe? Het maakt toch niet uit of men huur be-
taait in de vorm van geld of in de vorm van een onderhoudsplicht? Persoonlijk zou ik een dergelijk con
tract nooit ondertekenen. Als ik zo'n contract in handen had gekregen, had ik dank-je-wel gezegd en
was vervolgens, bij conflict, naar de rechter gestapt. Ik zou dan zeggen dat men mij de woning in ge
bruik wilde geven maar dat ik het niet met de voorwaarden eens was. Prompt heeft men dan alle rechts
bescherming. Aspirant-contractanten zitten ook op die manier in de woningen en die zitten gebeiteld.
Zij hebben alle rechten volgens de Huurbeschermingswet. De mensen die in hun onwetendheid een hand
tekening hebben gezet, mogen door de gemeente niet worden gediscrimineerd door hen niet op gelijke
voet te behandelen als stadsvernieuwingsurgenten. Daar hebben wij als gemeenschap eigenlijk niets mee
te maken. Wij hebben hier te maken met mensen die een dak boven hun hoofd moeten hebben en een
motie om gelijkstelling tussen gebruikerscontractanten en huurders/bewoners te bereiken luidt als volgt: