40 den. Naar mijn mening is de samenhang met de financiële herwaarderingsoperatie misschien niet geheel toevallig, maar het gaat hier toch primair om het vinden van een juiste structuur waarin de advisering met betrekking tot het te ontwikkelen beleid zo adequaat mogelijk plaats vindt. Onze fractie kan dan ook het gestelde op de bladzijden 12, 13 en een gedeelte van 14 van de nota onderschrijven. Hier ko men enkele overwegingen naar voren die van belang zijn bij het vinden van nieuwe structuren. Eén punt springt er naar mijn idee uit en dat is dat er voor de welzijnssector een flexibele commissiestructuur moet komen. Ik denk dat het voorstel zoals de Commissie Een Goede Raad dat heeft gedaan en vastlegt in deze nota dusdanig flexibel is dat het college voor een deel tegemoet kon komen aan de in het com mentaar op de nota geuite wensen van de functionele raden. Deze commentaren worden in de raadsbrief vermeld. Onze fractie kan zich wel vinden in de oplossing die het college aandraagt met betrekking tot de kritiek die de Raad voor Culturele Aangelegenheden naar voren heeft gebracht. Dit houdt in dat er wat de Commissie voor Culturele Zaken betreft meer de nadruk op de deskundige inbreng dan op de bestuur lijke inbreng wordt gelegd, waardoor een verschuiving van de commissie plaats vindt van commissie van advies en bijstand naar commissie van advies. Wij zijn daarmee akkoord. Het college is grotendeels tegemoet gekomen aan de verlangens geuit in de kritiek die de Raad voor Sportaangelegenheden heeft geleverd. Onze fractie is het eens met de daarvoor aangevoerde argumenta tie. Blijft nog over het commentaar dat de Raad voor Bejaardenaangelegenheden naar voren heeft ge bracht. Wij hebben in de fractie een vrij uitvoerige brief ontvangen. Wij stellen ons op het standpunt dat de hier vanavond aan de orde zijnde structuur van commissies en raden toch een bepaalde uniformi teit moet vertonen. Daarbij kunnen wat problemen ontstaan met betrekking tot een bepaalde sector. Wij menen dat het uitgangspunt bij het opheffen van de Raad voor Bejaardenaangelegenheden is geweest dat er in Leeuwarden een ander instituut is - wij denken dan aan de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden - dat de taak om te zorgen voor een gecoördineerd beleid kan overnemen. Wij denken dat dat een goed uitgangspunt is. Een probleem is echter dat de Stichting Be jaardenwerk Leeuwarden zich op dit moment nog beperkt in haar werkzaamheden. Zij beperkt zich nog tot wat ik kortheidshalve het extramurale werk zou willen noemen. Het intramurale werk ligt nog buiten haar werkingssfeer. Het college stelt in de raadsbrief voor een aparte werkgroep, verbonden aan de Adviescommissie voor maatschappelijke dienstverlening, in te stellen die zich bezig moet gaan houden met de integrale benadering van de be- jaardenproblematiek. Men wil de activiteiten en werkzaamheden, die op dit moment nog bij de bejaar denraden zitten, bij elkaar brengen. Wij zijn het hiermee eens. Wij hechten er waarde aan dat aan dit werk meer gestalte wordt gegeven en wij hopen dat de door het college voorgestelde werkgroep op dat terrein tot goede resultaten kan komen, zodat de angst en de kritiek die doorklinken in de brief van de Raad voor Bejaardenaangelegenheden daarmee kunnen worden ondervangen. Ik heb nog enkele detailvragen maar die zal ik bij de volgende agendapunten aan de orde stellen. Wij zijn akkoord met de Evaluatienota structurering commissies en raden. Het is een nota waaraan vrij veel werk is besteed. Wij gaan eveneens akkoord met de door het college in de raadsbrief voorge stelde wijzigingen in de nota. De heer Heere: Een van de voordelen van een goed stelsel van commissies en raden is dat de discus sies in de raad er helderder en ook vaak korter door kunnen worden. De evaluatie die in de Commissie Een Goede Raad over dit stelsel is geweest, is zeer grondig en zorgvuldig geweest. In de commissie is op vrijwel alle punten volledige overeenstemming bereikt over het nu ontworpen stelsel. Tegen een paar onderdelen, heb ik onthouden, heeft PAL bezwaren geopperd. Of die bezwaren er nu nog zijn, horen wij straks wel en daarop zullen wij eventueel ook reageren. Mijn fractie is van mening dat het werk van commissies, en derhalve ook van deze commissie, niet nog eens moet worden overgedaan in de raad. Daarom volsta ik met het onderschrijven van de voorstellen wat betreft het ontworpen systeem en merk daarbij op dat het naar mijn idee consequent van opbouw is en dat het voldoet aan de eisen van een goede bestuurlijke voorbereiding. Ik heb ook, en dat wil ik niet onvermeld laten, veel waardering voor de knappe manier waarop onze niet altijd even heldere discussies in een vroeg stadium in begrijpelijke verslagen en in concrete ontwerp-besluiten zijn vertaald. Het springende punt is natuurlijk de vervanginc I van de functionele raden en werkverbanden door een kleiner aantal andersoortige commissies. Ik begrijp I dat dat emotioneel vooral een sneue zaak is - de raden hebben namelijk in het stelsel waarin zij func tioneerden vaak uitstekend werk verricht -, maar ik vind dat een en ander rationeel binnen het nu ont worpen stelsel toch goed is opgelost. Ik kan met name de oplossingen die in een later stadium zijn aan gedragen met betrekking tot de Raad voor Sportaangelegenheden, de Raad voor Culturele Aangelegenhe- I den en de Raad voor Bejaardenaangelegenheden onderschrijven. Tenslotte merk ik op dat doorlichting en herijking van het gemeentelijk stelsel van commissies en raden ook in de komende jaren zal doorgaan. Dat zal dan wel gebeuren in de nieuwe Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en Openbare Orde. Ik neem aan dat ook besloten zal worden de Commis sie Een Goede Raad als zodanig op te heffen en ik ben ervan overtuigd dat wij met dit stelsel in de ko mende raadsperiode goed zullen kunnen werken. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Allereerst lof voor de wijze waarop het werk van de raden en de werkverbanden op het terrein van het specifiek welzijn is geëvalueerd. De neerslag hiervan vinden wij in de Evaluatienota structurering commissies en raden. Eveneens onze lof voor de wijze waarop de Com missie Een Goede Raad in een tijdsbestek van ongeveer anderhalf jaar de evaluatie en alles wat daaraan vast zit mondeling en schriftelijk met de functionele raden heeft besproken. Reeds in een tamelijk vroeg stadium werd duidelijk dat men deze dubbelstructuur van raden en werkverbanden, die destijds waren in gesteld voor de planning en de programmering in het kader van de decentralisatie van het welzijnsbe leid, te sterk vond uitgegroeid en dat men zocht naar herstructurering en vereenvoudiging. Dat men bij de functionele raden, die twaalf jaar hadden gewerkt, daarover in het begin zeker niet enthousiast was en dat men ook wel bezwaren naar voren bracht, blijkt uit de verschillende verslagen en uit de nota. Toch kwam men in de functionele raden ook langzamerhand tot de conclusie dat er doublures en over- lappingen waren en dat het niet altijd duidelijk was wie waarover moest adviseren. Zo kwam men toch wel op hetzelfde spoor te zitten, namelijk het spoor dat leidde tot opheffing van de raden en werkver banden. Ik heb, evenals de voorgaande spreker, grote waardering voor de wijze waarop dit alles is ge analyseerd en beschreven. Men geeft in de nota een aantal overwegingen die bij het beoordelen van de gewenste structuur voor raden en commissies een rol dienen te spelen. Die overwegingen monden uit in het voorstel een viertal commissies in te stellen. Wij kunnen, zoals ook reeds in de Commissie Een Goe de Raad is gebleken, daarmee instemmen. De uit de nota blijkende geraamde besparing op het oude stel sel is voor ons ook een reden om met de herstructurering in te stemmen. Wij hebben in de Commissie Een Goede Raad in een heel vroeg stadium reeds naar het financiële aspect van de herstructurering ge vraagd, doch men kon daarop toentertijd geen antwoord geven. Nu is het antwoord in de nota verwerkt. Wil hebben ook wel eens aangedrongen op een grotere effectiviteit, ook ten aanzien van tijdsduur, in het werken van de commissies. Ik kom nu toe aan het punt van de Culturele Aangelegenheden. Wij geven de voorkeur aan een goede deskundige inbreng op dit gebied boven een bestuurlijke inbreng en gaan dan ook akkoord met de instelling van een Commissie van advies aan burgemeester en wethouders zoals voorgesteld in de raads brief. Voor ons is de samenhang van de diverse culturele voorzieningen van groot belang en wij willen dan ook graag dat de Adviescommissie voor Culturele Zaken invloed heeft op de onderwerpen kunstzin nige vorming en amateuristische kunstbeoefening. Wij voelen dan ook wel voor het instellen van een aparte werkgroep met betrekking tot deze onderdelen van het sociaal-culturele werk. Met het opheffen van de Raad voor Bejaardenaangelegenheden en de integratie van de werkzaam heden van die categorale raad in de Adviescommissie voor maatschappelijke dienstverlening en de Ad viescommissie voor sociaal-culturele zaken kunnen wij slechts instemmen als, in afwachting van de uit bouw van de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden tot een stichting voor gecoördineerd be jaardenwerk, een aparte tijdelijke werkgroep Bejaardenproblematiek aan de Adviescommissie voor maatschappelijke dienstverlening wordt verbonden. Wij zouden willen dat ook bejaardenorganisaties zelf meer inspraak in dit beleid zouden kunnen krijgen en wij vragen het college dan ook of daarvoor mogelijkheden aanwe- zig zijn. Wij vinden het eigenlijk in deze tijd van emancipatie niet passend dat anderen dan de bejaar denorganisaties overleggen en adviseren over de specifieke welzijnszaken voor deze grote groep ouderen in onze samenleving. Wij kunnen akkoord gaan met de thans door het college voorgestelde samenstelling van de Sport raad. Ook voor het overige kunnen wij met de collegevoorstellen instemmen. Mevrouw Van der Werf: Mijn fractie heeft op een aantal punten kritiek op deze Evaluatienota struc turering commissies en raden en heeft dat ook in de Commissie Een Goede Raad naar voren gebracht. Het eerste punt is dat de functionele raden destijds zijn ingesteld met een tweeledig doel: enerzijds advise ring geredeneerd vanuit het gemeentebestuur en anderzijds het bieden van inspraak geredeneerd vanuit de bevolking. De huidige evaluatie heeft plaatsgevonden vanuit een zuiver bestuurlijke benadering. Er is alleen ingegaan op de advisering, waarbij verbetering van de efficiency op dat terrein voorop heeft gesiaan. Men vraagt zich af hoe doublures in de advisering kunnen worden voorkomen en hoe de slag vaardigheid van de besluitvorming kan worden vergroot. Op zich hebben wij daarop niets tegen en van uit Jat oogpunt vinden wij de in dit rapport gedane voorstellen zeker een verbetering ten opzichte van de huidige situatie. De tweede doelstelling is echter vanaf het begin van de evaluatie min of meer onder de tafel verdwenen. Wat ons betreft had deze evaluatie moeten ingaan op vragen als: In hoeverre heeft

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 21