42
de functionele decentralisatie, het stelsel met de functionele raden, geleid tot participatie van de be
volking en indien dit het geval is, hoe kan dat dan geoptimaliseerd worden? Indien dit niet het geval is
waaraan ligt dat en - vooral belangrijk - hoe kan de participatie van de bevolking dan op gang worden
gebracht? Wat dit laatste betreft zal het zo langzamerhand iedereen wel bekend zijn dat de PAL—fractif
in tegenstelling tot het gestelde op bladzijde 19 van het rapport, wel voorstander is van territoriale de
centralisatie. Wij zien wel degelijk mogelijkheden voor het organiseren van een stuk participatie op
wijkniveau en dan niet alleen op het terrein van de stadsvernieuwing. Wij zijn van mening dat ook dit
punt in het kader van deze evaluatie tot de mogelijkheden had moeten behoren. In de Commissie Een
Goede Raad is bij voortduring gesteld, onder anderen door de voorzitter, dat aan inspraak voldoende
wordt tegemoet gekomen omdat wij sinds drie jaar een democratische planprocedure op het welzijnster
rein hebben.
Hiermee kom ik dan op mijn tweede bezwaar tegen deze evaluatie. Zolang de procedure welzijns
planning bestaat, en zelfs al voor het in werking treden daarvan, hebben wij gezegd dat de procedure
helemaal niet zo democratisch is. De Leeuwarder bevolking krijgt helemaal niet op een optimale manier
de kans invloed uit te oefenen op de totstandkoming van het welzijnsbeleid. IntegendeelDe procedure
heeft geleid tot een bureaucratische rompslomp waarbij niemand meer door de bomen het bos ziet. Op
dit soort aspecten wordt de planprocedure welzijn op dit moment geëvalueerd en mijn fractie vindt het
niet juist dat de uitkomsten van deze evaluatie nu al in een bepaalde richting worden gestuurd door de
voorstellen in de nota die wij nu behandelen. Het zou bijvoorbeeld heel goed kunnen dat er op basis van
de evaluatie welzijnsplanning wordt geconstateerd dat al die nieuwe adviescommissies per rijksbijdrage
regeling tot een enorme verkokering leiden en dat er op basis van een wijkgerichte welzijnsplanning
heel andere adviescommissies, bijvoorbeeld per wijk, zouden moeten komen. Wat ons betreft hadden de
ze beide evaluaties, die zo dicht bij elkaar liggen, gelijktijdig moeten worden behandeld.
Een derde punt waarop ik wil ingaan is de openbaarheid van vergaderingen. In de nota staat dat de
regeling ten aanzien van de openbaarheid van vergaderingen kan worden gehandhaafd. Mijn fractie is
het daarmee niet eens. Wij zijn van mening dat alle commissies in volledige openbaarheid moeten ver
gaderen, met uitzondering van die situaties waarin het om personen gaat of waarin duidelijk financiële
belangen van de gemeente op het spel staan. Wij vinden openbaarheid een van de eerste zaken die ge
realiseerd moet zijn voordat democratie überhaupt een kans kan krijgen, ledereen roept dan onmiddellijk
- ook in de Commissie Een Goede Raad - dat dat niet kan. (De heer Heere: Wij "riepen" toch helemaal
met, wij "zeiden" gewoon iets.) Over het algemeen gaat het er vrij gezapig toe, maar soms is de discus
sie toch wel iets verhit. In ieder geval zei iedereen onmiddellijk dat openbaarheid zou leiden tot onde
mocratische situaties, want er zou dan van alles in de commissies onbesproken blijven en in de wandel
gangen worden besloten. Wij vinden dat eigenlijk een heel kwalijke redenering. In feite getuigt het in
onze ogen van een weinig democratische instelling. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat beleidsvoorbe
reiding in beslotenheid moet plaatsvinden. Bovendien wordt deze redenering wel heel selectief gevolgd.
Vroeger konden volgens sommigen de raadsadviescommissies ook niet in het openbaar vergaderen, maar
dat kan nu wel. De adviescommissies die de openbare functionele raden opvolgen kunnen wel in open
baarheid vergaderen, maar de rest blijft wat dit aspect betreft buiten beschouwing. Daar kan het niet.
Derhalve volstrekte willekeur in onze ogen. Wij hebben daarom een motie gemaakt die luidt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 8 juni 1982,
overwegende
- dat het voor een zo optimaal mogelijk functioneren van de democratie
noodzakelijk is dat alle betrokkenen over alle benodigde informatie kun
nen beschikken en in staat moeten worden gesteld het proces van besluit
vorming te controleren,
- dat volledige openbaarheid hiertoe een voorwaarde is,
besluit
- dat alle vergaderingen van gemeentelijke commissies in openbaarheid
plaatsvinden voorzover daarbij geen personen of financiële belangen van
de gemeente in het geding zijn."
De motie is mede-ondertekend door de heer Van der Wal.
Een ander punt waarop ik nog even wil ingaan is de representativiteit van de nieuwe adviescommis
sies. In het rapport staat heel mooi geformuleerd dat deze in de eerste plaats tot uiting moet komen inde
werkwijze van de commissies - oftewel ruimer geformuleerd, in het gehele proces van beleidsvoorberei
ding in het algemeen - en niet in de samenstelling. Een mooie formulering maar het blijft ons volstrekt
onduidelijk hoe dat ingevuld wordt. Er zijn wat dat betreft geen richtlijnen gesteld. Als er dan ook nog
staat dat wat betreft de samenstelling de leden van een adviescommissie geacht moeten worden het ver
trouwen van de op het betreffende terrein werkzame instellingen te hebben, vragen wij ons beslist af wat
nu naast het feit dat er in plaats van twaalf nog vier commissies overblijven, het grote verschil is tussen
functionele raden en de nieuwe adviescommissies. Wie garandeert een representatieve werkwijze? Hoe
wordt zonder systematische terugkoppeling naar de achterban getest of er inderdaad sprake van vertrou
wen is? Hoe wordt voorkomen dat er niet opnieuw - net als bij de functionele raden - sprake is van ver-
Kapte belangenbehartiging en vrijblijvendheid? Wij weten daar op dit moment ook geen antwoord op,
maar dat heeft onzes inziens alles te maken met het feit dat er geen grondige evaluatie op dit soort pun
ten heeft plaatsgevonden en dat er geen verbindingen zijn gelegd met de planprocedure welzijn.
Samenvattend kunnen wij stellen dat er in dit rapport veel te weinig aandacht is geweest voor de
vraag hoe men op alle terreinen de participatie en openbaarheid kan verbeteren en optimaliseren. Wij
vinden dat een gemiste kans. Wat dat betreft kunt u in de nieuwe raad van ons zeker nog de nodige ini
tiatieven en voorstellen verwachten. Naar onze mening is de evaluatie te mager, te eenzijdig en te ge-
isoleerd van aanverwante sectoren. Puur geredeneerd vanuit het oogpunt van efficiency vinden wij de
voorstellen echter een verbetering en daarom zullen wij niet tegenstemmen.
De Voorzitter: Ik wil in de eerste plaats ingaan op de geuite veronderstelling dat de herstructurering
van commissies en raden primair zou zijn ingegeven door financiële argumenten. Ik wil dit met nadruk
ontkennen. Het uitgangspunt was en is een goede structuur. Het is een goede zaak dat bepaalde structu
ren periodiek worden geëvalueerd. Ten aanzien van commissies en raden gebeurt dit om de vier jaar,
voorafgaand aan het optreden van een nieuwe raad. De conclusies die thans zijn getrokken, na uitvoeri
ge discussies in de Commissie Een Goede Raad en na inspraak door betrokkenen, zijn naar mijn mening
op een juiste wijze verwoord in de u toegezonden stukken. Daaruit is ook te concluderen dat het finan-
c' Ie aspect geen overwegende rol heeft gespeeld. Dat dit mooi is meegenomen in een tijd van bezuini
gingen en noodzakelijke bijstellingen spreekt voor zich.
Er zijn enkele problemen genoemd die betrekking hebben op de uitvoering. Ik heb begrepen dat de
raad vrij algemeen de door het college gedane voorstellen onderschrijft, ook die welke zijn gedaan naar
aanleiding van de commentaren van de verschillende functionele raden. Ik heb met u de indruk dat wij
grotendeels zijn tegemoet gekomen aan de verlangens van deze raden ten aanzien van de nieuwe struc
tuur. Alleen de Raad voor Bejaardenaangelegenheden is nog enigszins een probleem. Zonder andere ra
den tekort te willen doen mag ik stellen dat de Raad voor Bejaardenaangelegenheden het best heeft ge-
ctioneerd. Ik ben het echter met de heer Meijerhof eens dat wij consequent moeten zijn en dat deze
raad niet kan worden gecontinueerd in de thans voorgestelde structuur. Wij menen dat dat ook niet nodig
i Wel hebben wij er alle begrip voor dat er naast de gemeentelijke commissies, waarin het aspect be
jaardenbeleid wordt vertegenwoordigd, een mogelijkheid is waar de specifieke bejaardenproblematiek
wordt gecoördineerd en onder ogen wordt gezien. Vanuit een dergelijk forum moeten dan toch contacten
kunnen worden gelegd met de commissies die wij hebben. Voor Leeuwarden is de Stichting Bejaarden-
werk Leeuwarden (SBL) daarvoor de aangewezen instantie. Wij kunnen de SBL niet opdragen deze taak
op zich te nemen, maar wij zullen dat zeker stimuleren. Wij vinden het zinvol eraan mee te werken dat
Het takenveld van de SBL zo spoedig mogelijk wordt uitgebreid en dat de SBL het forum wordt waar ver
schillende leden van de raad op hebben gewezen. Mochten wij niet in deze opzet slagen, dan zal er
voor een overbruggingsperiode een werkgroep of commissie inzake de be jaardenproblematiek worden in
gesteld die verbonden is aan de Commissie voor de maatschappelijke dienstverlening. Ik heb begrepen
dat dit voorstel ook de instemming van de raad heeft. Mevrouw Van Dijk heeft opgemerkt het van belang
e achten dat de bejaarden daarbij zelf een rol spelen en wij kunnen deze opmerking onderschrijven. Bij
de Raad voor Bejaardenaangelegenheden hebben wij ook altijd daarnaar gestreefd. Naar mijn mening is
;t voor de hand liggend dat wij bevorderen dat de bejaardengroeperingen duidelijk zijn vertegenwoor-
igd in de SBL. Inmiddels is er een federatie van verschillende bejaardengroeperingen gevormd. Wij
hebben een brief van het Centraal Orgaan Samenwerkende Bonden van Ouderen in Nederland (COSBO)
gekregen en die brief is echt niet in een la gestopt. Die moet mee onderwerp vormen van het verdere
overleg met de SBL. Ik denk dat mevrouw Van Dijk het hiermee wel eens is.
De heer Heere heeft nog opgemerkt dat hij ervan uitgaat dat de Commissie Een Goede Raad na deze
raadszitting zal kunnen worden opgeheven en dat de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden de
taken van de commissie zal kunnen en moeten overnemen. Dat ligt ook in het voornemen. In de laatste
vergadering van de Commissie Een Goede Raad is meegedeeld dat men niet weer bijelkaar zal komen en
dat de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, zodra die begin september na het optreden van de
nieuwe raad is geformeerd, de taak van de Commissie Een Goede Raad zal kunnen overnemen. In feite
fungeert de Commissie Een Goede Raad al enkele jaren als Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenhe
den, doch deze laatste wordt nu formeel gestructureerd in het kader van wat wij voorstellen ten aanzien
van onze raadsadviescommissies.