f »,v
44
Ik kom nu toe aan de opmerkingen die mevrouw Van der Werf heeft gemaakt. Ik zou allereerst iets
willen zeggen over de problematiek van de decentralisatie. Mevrouw Van der Werf heeft bij herhaling,
ook in de Commissie Een Goede Raad, te berde gebracht dat PAL meer accent wilde leggen op een
structuur van territoriale decentralisatie. Onze ervaring is echter dat Leeuwarden daarvoor te klein is.
Het komt niet goed van de grond. Men zit te snel op eikaars terrein. Dit betekent niet dat wij menen
daaraan niets te moeten doen. Hoewel niet altijd tot genoegen van mevrouw Van der Werf, zijn wij con
tinu bezig met het zoeken van zo duidelijk mogelijke structuren, waarbij inspraak mogelijk is. Wij heb
ben daarvoor een andere weg gekozen. Niet de weg van commissies ex artikel 61 of 62 van de Gemeen
tewet. Wij doen dat in de RO-sector met het stelsel van project- en contactgroepen en naar onze me
ning draait dat ondertussen goed. Wij hebben echt iets bereikt op dit terrein en het continu en conse
quent op deze wijze doorwerken heeft toch tot stand gebracht dat er al heel wat contactgroepen zijn die
content zijn met de wijze waarop overleg wordt gevoerd. Ik wil u bij dezen ook zeggen dat het mij erg
heeft verheugd dat ik een paar weken geleden werd uitgenodigd voor de feestelijke afsluitingsbijeen
komst van het stadsvernieuwingsproject in Huizum-Dorp. Het deed mij erg goed dat vanuit de bevolking
de werkwijze van de contact- en projectgroepen werd geprezen. Zoiets geeft ons de moed op deze weg
door te gaan. Ik wil niet zeggen dat het overal ideaal loopt, maar wij zijn van mening dat wij langs de
ze weg een erg goede inspraak kunnen krijgen. Vooral wanneer men, zoals in Huizum, kans ziet een
stukje continuïteit in te brengen, want daar schort het natuurlijk ook nog wel eens aan.
In de welzijnssector, de tweede grote sector, waar de inspraakproblematiek dag in dag uit een rol
speelt en moet spelen, zijn wij eveneens bezig een stelsel op te bouwen. Wij hebben niet precies het
zelfde stelsel gekozen als voor de Ruimtelijke Ordening-sector, want het werkveld is daar anders. Zoals
mevrouw Van der Werf ook al heeft gezegd, is wethouder Geerts op dit moment druk bezig met een com
missie om de planprocedure welzijn te evalueren. Wij hadden dat evaluatierapport graag parallel willen
laten lopen met deze Evaluatienota structurering commissies en raden, maar dat blijkt iets meer tijd te
kosten. Wij hebben nog wel kunnen constateren dat de evaluatie waarmee wethouder Geerts bezig is,
beslist zal passen op datgene wat wij voor ons hebben liggen. Misschien zullen wij op onderdelen met
elkaar van mening verschillen, maar ik zeg met nadruk dat wij in dit kader straks met voorstellen zullen
komen die niet zullen vloeken met de voorstellen die hier liggen. Ik denk dat wij in november met een
evaluatienota welzijn in de raad kunnen komen en ik hoop dat u dan zelf kunt constateren dat ik hier
omtrent nu niet teveel heb gezegd.
Tot slot de kwestie van de openbaarheid van vergaderingen. Mevrouw Van der Werf noemt dat vol
strekte willekeur. Ik kan haar verzekeren dat wij minder willekeurig werken dan zij vaak vermoedt. Wij
pogen consequent te zijn in ons optreden en wij slagen daarin ook dikwijls. Als mevrouw Van der Werf
de nota, waaraan zij overigens zelf heeft meegewerkt, intensief heeft doorgelezen, zal zij het met mij
eens zijn dat wij wel duidelijk uitbreiding hebben gegeven aan de openbaarheid. Wij hebben voorop ge
steld dat alle vergaderingen die reeds openbaar waren, dat ook in de toekomst moeten zijn. De vergade
ringen van de functionele raden waren openbaar en derhalve zullen diens opvolgers, ook al zijn dat ad
viescommissies aan b. en w., ook in het openbaar vergaderen. Wij zijn zelfs een stap verder gegaan. Wij
hebben gezegd dat een aantal commissies van advies en bijstand, voor zover zij niet functioneren voor
het verlenen van bijstand in de taakuitoefening van b. en w. ten aanzien van het beheer van takken van
dienst, ook openbaar zullen vergaderen. De motie van mevrouw Van der Werf om (bijna) alle gemeente
lijke commissies in openbaarheid te laten vergaderen houdt ogenschijnlijk geweldig veel in, maar dat
lijkt alleen maar zo. In feite zijn er maar een paar commissies van advies en bijstand, gebonden aan
takken van dienst, die niet in de openbaarheid vergaderen. Alle andere vergaderingen zijn openbaar.
(Mevrouw Van der Werf: Dan kunt u de motie zo overnemen!) Wij zijn in heel vergaande mate tegemoet
gekomen aan datgene wat mevrouw Van der Werf steeds propageert. Laten wij echter eens met nadruk
stellen dat ook de andere fracties steeds grote voorstanders zijn van het, waar mogelijk, vergaderen in
de openbaarheid. Men moet niet menen dat alleen PAL dat graag wil. Het enige verschil tussen PAL en
de andere fracties is dat PAL meent dat ook datgene de straat op moet, waarvan wij menen dat het ver
standig is om er eerst eens met elkaar over te praten. Uit veel overleg in het verleden is mij gebleken
dat de grote fracties in deze raad het eens zijn met het door mij verwoorde standpunt. In het algemeen
vinden de vergaderingen van die fracties ook in de openbaarheid plaats.
De heer Heere: Ik wil een enkele opmerking maken over de kwestie van de bejaardenproblematiek
die met name door de heer Meijerhof en mevrouw Van Dijk aan de orde is gesteld. Wij achten de bena
dering van het college juist.
Ik wil ook nog even ingaan op de opmerkingen van mevrouw Van der Werf, al was het alleen maar
om te vermijden dat zij zou kunnen zeggen dat alleen PAL praat over principiële kwesties en dat de rest
zijn mond houdt en alles maar goed vindt. Wij vinden ook een hoop dingen goed. Wij vinden bijvoor
_Wr-
45
beeld dit rapport goed, omdat wij daarover heel langdurig met zijn allen hebben gesproken en tot de
conclusie zijn gekomen dat het thans voorgestelde systeem het betere systeem is. Naar mijn mening is
een heel fundamenteel punt van verschil tussen ons en PAL de visie die wij hebben ten aanzien van een
aantal zaken, bijvoorbeeld die met betrekking tot de openbaarheid. Mevrouw Van der Werf heeft het
over participatie en verbindt daaraan onmiddellijk het begrip controle. Alles wat niet in het openbaar
jeschiedt, kan niet worden gecontroleerd! Kennelijk heeft een groepering die participatie in haar vaan
del voert erg veel behoefte aan controle. Wij denken meer in de richting van representatie. Wij worden
gekozen en daarmee achten wij vertrouwen te krijgen van diegenen die ons voor een bepaalde periode
kiezen. Dat het geen onbeperkt vertrouwen is blijkt soms uit de verkiezingsuitslagen, maar wij krijgen
wel vertrouwen en wij menen ook dat wij dat waar maken en niet alleen door openbaarheid te bepleiten
op gebieden waarop het vrijwel overbodig lijkt. Op bladzijde 21 van het rapport is heel voortreffelijk
verwoord hoe men heeft gekozen voor de mate van openbaarheid in het nieuwe stelsel van commissies en
raden. Men heeft het verlies aan openbaarheid dat men zou hebben kunnen boeken door het opheffen
van de functionele raden die in het openbaar vergaderen op een heel goede manier opgevangen door te
bepalen dat de commissies, die de functionele raden zullen vervangen, ook in het openbaar zullen ver
gaderen. Er is op zeer beperkte wijze bepaald dat sommige zaken eerst besloten moeten worden behan
deld, maar uiteindelijk komen ze toch wel in de openbaarheid. Dat is ook een weglating die mevrouw
Van der Werf wel pleegt te doen! Zowel in raadsadviescommissies als in andere commissies worden on
derwerpen die nog wat onrijp zijn in besloten vergaderingen voorbehandeld, maar uiteindelijk komen zij
altijd weer èn in de openbare vergaderingen van die commissies èn in de raad aan de orde en dan kan
iedereen heel nauwkeurig nagaan wat onze mening over allerlei onderwerpen is.
Ten aanzien van de territoriale decentralisatie moet ik eveneens de woorden van de voorzitter on
derschrijven. Wij vinden de schaal van Leeuwarden te klein voor territoriale decentralisatie. Bovendien
is mij nog nooit enige duidelijkheid verschaft, ook niet door mevrouw Van der Werf, .hoe het geheel zou
moeten worden gestructureerd. (Mevrouw Van der Werf: PAL heeft daarover een uitvoerige nota geschre
ven!) Ik moet die nota dan nog maar eens een keer lezen, misschien dat het mij dan wel duidelijk wordt,
maar voorshands ben ik niet voor territoriale decentralisatie.
De heer Meijerhof: Ik zal niet op de opmerking van mevrouw Van der Werf over de territoriale de
centralisatie ingaan, want ik heb goed geluisterd naar de heer Heere die in eerste instantie opmerkte dat
hij de discussie in de commissie niet wilde overdoen. Ik mag aannemen dat dit onderwerp ook daar uit
voerig is besproken. (Mevrouw Van der Werf: Maar het was een besloten commissie!) (De heer Heere:
Wij zaten er echter allebei in.)
De reden waarom ik nog wel even het woord vraag is dat de PAL-fractie een motie indient over de
openbaarheid van vergaderingen van gemeentelijke commissies. Mijn fractie is voor openbaarheid. Niet
zozeer in die zin dat wij menen dat er stiekeme dingen kunnen gebeuren als men niet openbaar verga
dert, maar het is meer dat wij denken dat er in die vergaderingen allerlei dingen gebeuren die het dag
licht kunnen verdragen en waarom zouden de vergaderingen dan niet openbaar zijn? De voorzitter heeft
in zijn antwoord aangegeven dat bijna alle vergaderingen al openbaar zijn. In die zin zou de motie van
mevrouw Van der Werf overbodig zijn. Ik kan mij echter voorstellen dat deze motie toch overkomt als
een goede motie als ik naar bladzijde 21 van het rapport kijk waar wordt voorgesteld dat de huidige
gang van zaken moet worden gecontinueerd en dan staat er tussen haakjes achter "in principe besloten
vergaderingen". Als men alleen naar die zin kijkt, kan men denken dat de meeste vergaderingen besloten
zijn en het antwoord van de voorzitter ging in feite de andere kant uit. Wat dit punt betreft meen ik dat
het antwoord van de voorzitter wel enigszins strijdig is met hetgeen wordt gesuggereerd op bladzijde 21
van het rapport en met name met datgene wat tussen haakjes staat. Gelet echter op het totaal van het
door de voorzitter gegeven antwoord, hebben wij geen behoefte aan de motie van mevrouw Van der
Werf.
Mevrouw Van der Werf: Ik zal nog op een paar punten ingaan. Ten eerste de territoriale decentrali
satie. Ik ben bewust nu niet meer zo uitvoerig op dit punt ingegaan omdat wij nog niet zo erg lang gele
den bij de evaluatie van het contact-projectgroepensysteem hier heel lang bij hebben stilgestaan. Wij
zijn het er toen niet over eens geworden en daarom hebben wij in de fractie gezegd dat wij nu maar niet
opnieuw op dit punt moeten ingaan en ook niet met voorstellen moeten komen omdat wij daarvoor toch
geen steun kunnen verwachten. Van de nieuwe raad verwachten wij meer wat dit betreft - in ieder geval
twee stemmen meer, maar hopelijk nog wel meer -, ook onder anderen omdat er in het PvdA-verkie-
zingsprogram staat dat de PvdA voor experimenten is met het overdragen van bevoegdheden aan bewo
nersorganisaties. Wij zullen daarom later op het punt van de territoriale decentralisatie terugkomen,
want kennelijk kunnen wij dan steun verwachten voor dit soort voorstellen. (De heer Ten Brug (weth.):