48
Dezelfde fout is nog een keer gemaakt bij besluit nr. 6644, inzake de Commissie voor de Dienst
voor het Marktwezen en de Frieslandhal. Het gestelde in artikel 2, lid 1, te weten:
"Voor de benoeming van de niet-raadsleden wordt gedacht aan:
- één lid op suggestie van de Nederlandse Bond van Veehandelaren;
- één lid op suggestie van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel, afdeling Friesland;
- één lid afkomstig uit de kring van de directie van het bureau van de Vereniging Voor Vreemdelingan-
verkeer"
hoort als voetnoot onder het besluit te staan als een toelichting op het artikel.
Tot slot dient in besluit nr. 6645 voor de Commissie voor het Woningbedrijf artikel 2 te worden ge
wijzigd, omdat in een vorige vergadering de Verordening inzake het huurdersoverleg nog niet door de
raad is vastgesteld. In verband daarmee moet artikel 2 als volgt luiden: "De commissie bestaat, naast de
voorzitter, uit vijf leden waarvan drie lid van de gemeenteraad zijn."
Als voetnoot dient onder het besluit te staan: "Voor de benoeming van de niet-raadsleden wordt ge
dacht aan twee huurders van het Gemeentelijk Woningbedrijf." Dit is de redactie zoals die tot dusverre
in de besluiten stond en die versie moet nog even worden gecontinueerd tot de Verordening huurdersraad
wordt vastgesteld. Daarna gaan wij het een en ander weer in overeenstemming met elkaar brengen.
Mevrouw Van der WerfHet aantal raadsleden dat zitting heeft in de commissies van advies en bij
stand varieert nogal. Het aantal lijkt soms wat willekeurig gekozen, maar daarvoor zal vast wel een re
den zijn. Er zijn twee belangrijke commissies waarin op dit moment drie raadsleden zitten en dat zijn de
Commissie voor het Woningbedrijf en de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst. Wij zouden
het aantal raadsleden, dat in deze commissies zitting heeft, willen uitbreiden tot vijf. Ik vraag mij ech
ter af of wij hiervoor met een voorstel moeten komen. Of kan dit punt straks bij het verdelen van de
commissies opnieuw aan de orde komen?
De Voorzitter: De ledenaantallen van de commissies moeten nu worden vastgesteld, want de beslui
ten worden nu genomen. Als mevrouw Van der Werf meent het aantal leden van de commissies te moeten
veranderen, moet zij daarvoor nu een voorstel indienen. Voordat zij echter een motie indient, wil ik op
dit punt straks eerst nog even ingaan, want bij een van de commissies stuit ik namelijk op een formele
moeilijkheid. Bij de andere niet.
De heer Meijerhof: Ik heb toch nog een paar vraagjes overgehouden. Die gaan in de eerste plaats
over de Commissie voor het Grondbedrijf. Het college heeft ook geconstateerd dat de Dienst Stadsont
wikkeling in feite de enige tak van dienst is, waarvoor tot nog toe geen commissie ex artikel 62, lid 2,
aanwezig is en het vindt daarvoor de oplossing door de taak van de Commissie voor het Grondbedrijf uit
te breiden. Een vergelijking van de taken van bijvoorbeeld de Commissie voor de Dienst Reiniging en
Brandweer met die van de Commissie voor het Grondbedrijf leidt tot de volgende opmerkingen: In artikel
3 van besluit nr. 6628 wordt onder de letters a. tot en met d. over de hele Dienst Stadsontwikkeling ge
sproken. Bij letter e. spreekt men dan over het organisatieplan voor het Grondbedrijf. Mijn vraag is der
halve waarom er hier niet wordt gesproken over het organisatieplan voor de Dienst Stadsontwikkeling
Eveneens in vergelijking met de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer constateer ik dat bij
besluit nr. 6628 een punt ontbreekt dat regelt dat bedrijfsinvesteringen en het invoeren, wijzigen en af
schaffen van bedrijfstarieven in de commissie aan de orde komen. Naar mijn mening worden er bij de
Dienst Stadsontwikkeling ook nogal wat tarieven gehanteerd. Om helemaal compleet te zijn zou in dit
besluit ook nog een zinsnede moeten worden opgenomen over samenwerkingsregelingen, want die vinden
wij bij andere commissies ook regelmatig terug. Mijn laatste, maar zeker niet belangrijkste opmerking is,
waarom wij, na aanvulling van de tekst van het besluit, niet zouden spreken over de Commissie voor de
Dienst Stadsontwikkeling in plaats van over de Commissie voor het Grondbedrijf. Ik kan mij natuurlijk
wel enigszins voorstellen waarom de naam van de commissie niet wordt veranderd, want de grondexploi
tatie en alles wat daarmee annex is blijft een van de belangrijkste taken van de commissie.
Tenslotte nog een opmerking over de Commissie voor Sport en Recreatie. In de voetnoot van het be
sluit wordt onder d. gezegd dat "één lid uit de kring van instellingen en organen, werkzaam op het ter
rein van de recreatie" afkomstig moet zijn. Mijn vraag is aan welke instelling het college hierbij denkt.
Ik kan mij niet voor de geest halen welke instellingen en organen hier in de gemeente Leeuwarden
werkzaam zijn op het gebied van de recreatie. Ik denk dat wij hiervoor even over de grenzen van de
gemeente heen moeten.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Onze eerste vraag is waarop het wisselende aantal leden van d.
diverse commissies is gebaseerd en onze tweede vraag luidt of er wel eens over de mogelijkheid van re
serve- of plaatsvervangende leden in deze commissies gedacht is. Mijn fractiegenoot, de heer De Beer,
heeft hier destijds ook al eens naar gevraagd.
De Voorzitter: Het aantal raadsleden dat in de verschillende commissies zitting heeft lijkt inderdaad
nogal willekeurig gekozen. Sommige commissies zijn al heel oud. In het verleden is in het Seniorencon
vent overleg gepleegd over het aantal raadsleden dat zitting zou moeten hebben in de commissies. Wij
hebben daarin in zijn algemeenheid geen verandering aangebracht. De aantallen zijn gewoon gebaseerd
op de praktijk met als algemeen uitgangspunt dat in de commissies van advies en bijstand, behalve wan
neer uitdrukkelijk anders is bepaald, ten minste de helft van de leden raadsleden moet zijn. Mevrouw
Van der Werf wil graag uitbreiding geven aan het aantal raadsleden dat zitting heeft in de Commissie
voor de Gemeentelijke Sociale Dienst en in de Commissie voor het Woningbedrijf. Het aantal leden van
de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst kan niet worden veranderd, want die commissie
steunt niet alleen op de Gemeentewet, doch ook nog op de Algemene Bijstandswet en daarin staat dat
ten minste een x-aantal leden van de commissie geen raadsleden mag zijn. Als het aantal raadsleden in
deze commissie zou worden uitgebreid, zijn wij verplicht het aantal niet-raadsleden ook uit te breiden.
Ik adviseer u derhalve het aantal raadsleden niet uit te breiden, anders wordt de groep geweldig groot.
In de toelichting hebben wij uitvoerig aangegeven hoeveel mensen en van welke instellingen er in deze
commissie zitting hebben.
Wat betreft de Commissie voor het Woningbedrijf is de beslissing aan de raad. Als de raad meent dat
in de Commissie voor het Woningbedrijf niet drie, maar vier of vijf raadsleden zitting moeten hebben,
kan de raad dat beslissen. (De heer Heere: Mevrouw Van der Werf heeft voorgesteld om vijf raadsleden
zitting in de Commissie voor het Woningbedrijf te laten nemen. Mag ik vragen waarop zij haar getallen
heeft gebaseerd? Ik zou mij bijvoorbeeld, gelet op het aantal fracties dat straks in de raad zitting heeft,
een aantal van zes leden kunnen voorstellen. Misschien geeft dat echter weer een probleem met de on
evenheid.) Ik wil even de algemene lijn aangeven die wij destijds hebben aangehouden. Zoals gezegd,
is er destijds in het Seniorenconvent overleg gepleegd over onder anderen het aantal leden van de di
verse commissies en men heeft toen voorgesteld - dat is ook door de raad overgenomen - vooral te letten
op het efficiënt kunnen werken en derhalve de groepen niet te groot te maken. Men heeft gesteld dat in
een aantal commissies - dat waren met name een aantal raadsadviescommissies - in ieder geval alle
fracties zouden moeten zijn vertegenwoordigd. Daar is ook consequent de hand aan gehouden, doch voor
het overige zouden wij ons een redelijke beperking opleggen. Zo is het destijds afgesproken en dat is
mede een reden waarom het aantal raadsleden in een commissie beperkt is, ook al omdat er ook niet-
raadsleden in zitten. Als de raad echter meent dat in een bepaalde commissie meer raadsleden zitting
moeten hebben, is hij vrij om daartoe te besluiten. Ik raad u echter met klem aan de Commissie voor de
Gemeentelijke Sociale Dienst niet uit te breiden, want dat is al zo'n grote groep.
De heer Meijerhof heeft een aantal vragen gesteld, waaronder een principiële vraag over de Com
missie voor het Grondbedrijf. De Commissie voor het Grondbedrijf is niet de enige commissie die werkt
op het werkveld van de Dienst Stadsontwikkeling. Er zijn ten minste drie commissies die dat doen en dat
zijn de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, de Commissie voor Openbare Werken en de Commissie
voor het Grondbedrijf. De taak van de Commissie voor het Grondbedrijf is echter niet helemaal dezelfde
als die van de andere commissies. Bij de andere commissies gaat het meer over algemene beleidsbepalin
gen en bij de Commissie voor het Grondbedrijf gaat het vaak over aankopen en moeten er meer concrete
zaken worden besproken. Bij de Commissie voor het Grondbedrijf wordt meer als primaire taak gezien
het advies aan b. en w. en als secundaire taak het advies aan de raad. Dit in tegenstelling tot de Com
missies voor Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening, waar als primaire taak het advies aan de raad
wordt gezien en als secundaire taak het advies aan b. en w. Het is beter dat wij dit niet veranderen en
daarom is de Commissie voor het Grondbedrijf niet gekoppeld aan de hele tak van de Dienst Stadsont
wikkeling, doch alleen aan het onderdeel dat vroeger de Dienst Grondbedrijf was. (De heer Meijerhof:
Als ik u even in de rede mag vallen, mijnheer de voorzitter, in artikel 3a. staat: de ontwerp-begroting
van de Dienst Stadsontwikkeling, in artikel 3b. staat: de ontwerp-besluiten tot wijziging of aanvulling
van de onder a. genoemde begroting, en in artikel 3c. staat: de ontwerp-jaarrekening van de Dienst
Stadsontwikkeling en het ontwerp-jaarverslag van de Dienst Stadsontwikkeling. Dan zit er toch meer in
de begroting dan alleen het onderdeel Grondbedrijf. Volgens mij slaat hij op de totale tak van dienst.
De Dienst Stadsontwikkeling heeft als enige tak van dienst geen commissie en er zou daarom eventueel
een vierde commissie moeten komen. Ik kan mij voorstellen dat het college zich heeft afgevraagd of een
en ander niet bij een van de bestaande commissies zou zijn onder te brengen en dat het daarom de Com
missie voor het Grondbedrijf heeft gekozen. Dat leek mij een vrij logische zaak en daarom heb ik ook
gevraagd of de naam van de commissie niet zou moeten worden veranderd.) Ik hoor juist van een van
mijn medewerkers dat artikel 3a. moet worden aangevuld met "voor zover betrekking hebbend op het