50 Grondbedrijf". Het wordt dus de ontwerp-begroting van de Dienst Stadsontwikkeling voor zover betrek king hebbend op het Grondbedrijf. (De heer Van der Wal: Betekent dat dat deze begroting voor het ove rige heet „ontwerp-begroting van de Dienst Openbare Werken voor zover betrekking hebbend op de rest?) Het heeft geen zin hierover verder te discussiè'ren, want de diensten van de Stadsontwikkeling die los staan van het Grondbedrijf worden altijd voor 100% doorberekend aan andere onderdelen, zoals Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken. Insiders weten dat. Het gaat hier om het Grondbedrijf en dat heeft een grondplan en al dat soort zaken. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Het functioneren van de DSO heeft natuurlijk wel invloed op de tarieven. De externe tarieven worden daardoor toch be paald? Het is toch wel zinvol om te bekijken of men bij de DSO efficiënt werkt?) U heeft mij ook niet horen zeggen dat men niet moet nagaan of er efficiënt gewerkt wordt bij de DSO. Ik heb alleen uitge legd hoe het zit met deze begroting. Voor de raadsadviescommissies, zoals Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken, hebben wij niet de instellingsverordeningen met gedetailleerde taakomschrijvingen zoals voor de commissies van advies en bijstand. De omschrijving van de taakstelling van de raadsad viescommissies is ruimer. Dit betekent dat de thans door mevrouw Brandenburg naar voren gebrachte pun ten als het wel of niet efficiënt werken van de DSO of een standpunt over tarieven door deze commissies zouden kunnen worden behandeld. (De heer Van der Wal: En als de wethouder die discussie afkapt?) (De heer De Vries (weth.): Dat bepaalt de wethouder.) Ik heb ook gezegd „kunnen worden behandeld". Wij zoeken naar een stukje systematiek. De instellingsbesluiten en verordeningen mogen geen oerwoud wor den waarin niemand meer de weg kan vinden. Alle taken van de commissies van advies en bijstand z jn concreet geformuleerd in dit pak papier. Voor de raadsadviescommissies is alleen een algemene instel lingsverordening. De Commissie voor het Grondbedrijf is een commissie van advies en bijstand. Evenals voor de andere commissies moeten de taken van de Commissie voor het Grondbedrijf in een besluit ge concretiseerd worden. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Nu de voorzitter bij de begroting van de DSO de beperking aanbrengt van het Grondbedrijf, komt eigenlijk boven tafel dat er een stuk van het finan ciële beleid van de DSO, ook al draait dat dan op nul zoals wij dat simpelweg noemen, door niemand wordt bekeken. Ik kan nu ook niet zo vlug bedenken hoe dat dan wel moet, maar ik wil daar toch nog wel eens over praten.) Daarover moeten wij dan nog maar een keer praten. Die begrotingen komen ook in de raadsadviescommissies aan de orde. Wij moeten dit punt dan maar eens een keer afzonderlijk be spreken. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik zou niet weten waar de begroting van de Dienst Stadsont wikkeling wordt bekeken. Gebeurt dat in de Commissie voor Openbare Werken?) (De heer Van der Wal: Nee, daar gebeurt het niet.) Ik wil graag op een ander tijdstip met deze discussie doorgaan. Het gaat op dit moment om de systematiek en die heb ik zojuist uitgelegd. (De heer Heere: Wij zouden dit punt kun nen bespreken in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en Openbare Orde.) Dat is prima, dat zeg ik u toe. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Laten wij dit punt inderdaad maar eens bekijken in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden. Anders wint de voorzitter de slag!) Dan stel ik u voor om in afwachting van die discussie het besluit inzake de Commissie voor het Grondbedrijf gewijzigd vastte stellen en wel in die zin dat de punten a. tot en met e. in het eerste lid van artikel 3 (voorlopig) worden geschrapt. De heer Meijerhof heeft verder gevraagd waaraan wij denken als wij bij de Commissie voor Sporten Recreatie spreken over het benoemen van een lid uit de kring van instellingen en organen die werkzaam zijn op het terrein van de recreatie. Wij denken daarbij aan de watersport. Wij achten het van belang dat de watersport in deze commissie is vertegenwoordigd. De overige vragen van de heer Meijerhof zijn inmiddels beantwoord. Mevrouw Van Dijk heeft gevraagd of er plaatsvervangende commissieleden kunnen worden aange steld. De heer De Beer heeft hier ook al eens naar gevraagd. Ook toen heb ik gezegd dat het instituut van plaatsvervangende leden niet werkt. Wanneer iemand eens in de vier of vijf keer mag opdraven, kent hij de materie niet. Voorts heeft de praktijk ons geleerd dat de plaatsvervangende leden bijna nooit komen, want het commissielid is meestal zo vriendelijk om eerst vlak voor de vergadering te zeggen dat hij niet kan en dan is het plaatsvervangend lid meestal al bezet. Wij werken daarom nooit met plaats vervangende leden, alleen als het wettelijk verplicht is. Mevrouw Van der Werf: De reden waarom wij een getal van vijf raadsleden hebben genoemd is omdat wij dat hebben vergeleken met een vergelijkbare commissie als de Commissie voor het Grondbedrijf. En het getal moest inderdaad met twee verspringen. De heer Heere heeft gevraagd waarom wij niet voor stellen zes raadsleden in de commissies zitting te laten nemen. Wij menen echter dat het voor de heel kleine fracties niet te doen is om in alle commissies te gaan zitten. De Commissie voor de Gemeentelij ke Sociale Dienst zit inderdaad met die drie/vijf-verhouding, maar wij menen dat wij er uit zijn als wij "negen leden waarvan drie lid zijn van de gemeenteraad" wijzigen in "tien leden waarvan vier lid zijn van de gemeenteraad". (De Voorzitter: Ik kan het u zo vlug niet voorrekenen. Wij zijn ook een hele tijd 51 darmee aan het rekenen geweest en wij konden niet hoger komen dan drie raadsleden.) Het kan wel, maar dan moet ook het aantal niet-raadsleden worden uitgebreid en dat doen wij dan ook tot tien. (De Voorzitter: Het is al een heel probleem om negen niet-raadsleden bij elkaar te krijgen.) Wij hebben voor deze tiende man gedacht aan een vertegenwoordiger van de Stichting FIOM. Deze mensen hebben veel met de problematiek van de Sociale Dienst te maken. Ik wil nu graag de moties indienen: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 8 juni 1982, besluit in artikel 2, lid a, van het instellingsbesluit van de Commissie voor het Woningbedrijf nr. 6645 "drie" tè wijzigen in "vijf"." "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 8 juni 1982, besluit in artikel 2 van het instellingsbesluit van de Commissie voor de Ge meentelijke Sociale Dienst nr. 6635 "negen leden, waarvan drie lid van de gemeenteraad zijn" te wijzigen in "tien leden, waarvan vier lid van de ge meenteraad zijn De moties zijn mede-ondertekend door de heer Van der Wal. Wij menen dat ook wij in staat moeten worden gesteld om in dit soort belangrijke commissies te zijn vertegenwoordigd. Dat is het enige wat wij hiermee willen bereiken. De heer Meijerhof: Ik kan heel kort zijn over de door mevrouw Van der Werf ingediende moties. Naar mijn mening is het een goede zaak dat de raad in de door mevrouw Van der Werf genoemde com missies zo goed mogelijk is vertegenwoordigd. Wij zullen dan ook voor de moties stemmen. Wij kunnen moeilijk overzien of het mogelijk is vanuit het particulier initiatief voldoende mensen voor de commis sies bijeen te krijgen, maar mevrouw Van der Werf heeft in deze zin al een suggestie gedaan en ik denk dat het college deze suggestie alleen maar tot zich kan nemen. Wij zijn voor deze moties. De heer Heere: Ik kan wel zeggen hoe wij waarschijnlijk zullen stemmen. Zo langzamerhand worden de aantallen mensen in de commissies zo groot dat de vergaderingen op raadsvergaderingen gaan lijken. Ik wil echter niet de indruk wekken noch de verdenking op mij laden dat wij nee zouden zeggen tegen dit voorstel omdat PAL dan niet in de commissies zou kunnen worden vertegenwoordigd. (De heer Van der Wal: De VVD kan er dan trouwens ook in.) Precies, maar voor de VVD zou ik het niet behoeven uit te leggen. In ieder geval zullen wij niet tegen de uitbreiding van de commissies stemmen. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: De uitleg van de voorzitter dat het wisselend aantal zetels voor raadsleden in de commissies verband houdt met de efficiency spreekt ons wel aan. Toch zullen wij niet tegen de moties van PAL stemmen. De Voorzitter: Ik wil hierover nog een opmerking maken. De motie over het aantal raadsleden in de Commissie voor het Woningbedrijf is geen enkel probleem. Ik ontraad u echter met klem de motie voor de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst. Wethouder De Vries heeft mij net gezegd dat hij nog wel een paar groepen kan opnoemen die eigenlijk ook in deze commissie zouden moeten zitten en de heer Kooistra heeft mij zojuist voorgerekend dat het aantal niet-raadsleden dan ten minste elf moet worden» Dan zitten wij met een half parlement. Ik ontraad derhalve deze motie. Ik breng eerst de motie van PAL over het aantal raadsleden dat zitting moet hebben in de Commissie voor het Woningbedrijf in stemming. De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt met algemene stemmen aangeno men. De Voorzitter: Ik breng thans de tweede motie van PAL in stemming. Deze motie gaat over het aan tel raadsleden dat zitting zou moeten hebben in de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst. De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt verworpen met 17 tegen 12 stem men. C.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de monde ling door de voorzitter aangebrachte wijzigingen en met inachtneming van de toezegging van de voor zitter.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 26