6 zelfs op de trottoirs geparkeerd. Nu reeds wordt het koopcentrum overlast aangedaan als men ziet hoe het gaat na het sluitingsuur van een aantal horecabedrijven in de stad. Ik geef toe dat er 's avonds laat geen handel is, maar er wonen wel mensen en een en ander tast het karakter van de Nieuwestad wel aan. Onze vraag is derhalve of het bedrijf dat zich in deze panden wil vestigen aantrekkingskracht heeft voor een groot publiek. Indien dit zo is, dan denken wij dat dit de negatieve aspecten, zoals bij voorbeeld het parkeren waarover wij hebben gesproken, zal vergroten. Wij willen daarom graag wat meer over aard en omvang van het bedrijf weten. Het college stelt voorts in de raadsbrief dat uitdrukkelijk met de andere partij is overeengekomen dat in de percelen aan de Bagijnestraat nimmer een horeca-onderneming mag worden gevestigd. Tussen voorzijde Nieuwestad en de Bagi jnestraat is echter een heel grote ruimte. Wij moeten ons toch afvragen of in dat gebied, dat nu nog vaag is en waarover geen duidelijkheid bestaat, instituten kunnen worden gevestigd die totaal strijdig zijn met het karakter van de Nieuwestad. Zijdelings wil ik het college toch wijzen op de manier waarop bijvoorbeeld de Kalverstraat in Amsterdam in een zekere verloedering is geraakt. Ik weet dat wij de Nieuwestad niet met de Kalverstraat kunnen vergelijken, maar wij moeten er toch voor waken dat de Nieuwestad niet een zeer eenzijdig karakter krijgt. Een andere vraag die ons tot een enigszins gereserveerde houding brengt is de vraag hoe de zaak in de Commissie voor het Woningbedrijf aan de orde is geweest. Wij nemen geen deel aan die commissie en wij kunnen daarover derhalve niet oordelen, maar ons hebben geruchten bereikt dat een en ander telefo nisch, althans op zeer snelle wijze, is behandeld. Ik breng dan nog maar weer eens de zorgvuldigheid naar voren die wij bij dit soort zaken moeten betrachten. Juist als een dergelijk punt uitvoerig aan de orde komt in de Commissie voor het Woningbedrijf wordt een extra zorgvuldigheid ingebouwd. Dergelij ke belangrijke zaken lenen zich naar onze gevoelens niet voor een telefonische, of althans zeer snelle vergadering. Hier moeten alle aspecten, die door de fracties naar voren worden gebracht, kunnen worden besproken. Op die manier kunnen ook geruchten worden ontzenuwd en antwoorden worden gegeven op vragen die wij nu in de raad moeten stellen. Als laatste vragen wij ons af of de geboden prijs ook de juiste prijs is. Wij weten wel dat gebouwen op dit moment moeilijk verkoopbaar zijn. Wij hopen echter dat Nederland weer eens een keer uit het diepe da1 waarin zij zich economisch gezien bevindt zal komen en wij vrezen dat dan, achteraf gezien en mede gelet op de ligging en de totale oppervlakte, de prijs voor deze panden niet zo hoog is ge weest. Dit zijn de vragen, mijnheer de voorzitter, die bij ons enige reserves ten aanzien van het college voorstel deden oproepen. Ik wil nog een keer naar voren brengen dat onze fractie van mening is dat de ze zaak uitvoerig in de Commissie voor het Woningbedrijf aan de orde had moeten worden gesteld. Wat betreft de brief van de advocaat kunnen wij ons aansluiten bij de woorden van de heer Heere. De inhoud van de brief roept vraagtekens op. De heren Ten Brug (weth.) en Pruiksma zijn inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Van der Wal: Een groot aantal van de vragen die wij bij de behandeling van dit agendapunt wilden stellen is inmiddels al gesteld. Wij delen de bezorgdheid die uit de gestelde vragen blijkt en wij zullen onze standpuntbepaling ten opzichte van dit onderwerp laten afhangen van het antwoord van het col lege. Mevrouw De Jong: In hoofdzaak wilde ik hetzelfde zeggen als de heer Van der Wal. De verkoop van de panden Nieuwestad 47 en 49 is op zich natuurlijk een prima zaak. Wij kunnen wel stellen dat wij een betere prijs hadden kunnen bedingen als wij niet in zo'n diep economisch dal hadden gezeten, maar het is wel zo dat deze hele zaak ons ondertussen ontzettend veel kost aan rente en daarom vind ik de verkoop een goede zaak. Ik heb ook geen moeite met de horecabestemming van deze panden. De moei lijkheid is het parkeren op het binnenplein en de daaruit voortvloeiende overlast voor de omwonenden in de Bagijnestraat. Ook heb ik grote moeite met het feit dat geen garantie wordt gegeven dat de panden Bagi jnestraat 12 tot en met 24 een woonbestemming houden. Het zijn goede woonhuizen en ik ben daar om van mening dat een aanvulling in deze zin in het koopcontract zeker moet plaatsvinden. Mijn stand puntbepaling wil ik eveneens van het antwoord van het college laten afhangen. Mijn voornaamste be zwaar is de overlast die de omwonenden aan de Bagijnestraat zouden ondervinden van het afvloeiende verkeer uit de achteruitgang van het pand Nieuwestad. Ik wil eveneens graag weten of er een mogelijk heid is om het verkeer via een uitgang aan de Nieuwestad te laten afvloeien. De Voorzitter: Het is niet een eenvoudige zaak om de raad een concreet antwoord te geven op de verschillende vragen die zijn gesteld. Ik wil beginnen met het maken van een paar algemene kantteke n' ïgen. In de eerste plaats zitten wij nogal met het gebouw in de maag en is het een blok aan ons been. Vv doen al enige tijd moedige pogingen de panden te verkopen, doch dit is pas de eerste reële moge lijkheid die op ons afkomt. Er zijn twee belangrijke redenen waarom dit gebouw een blok aan ons been is. In de eerste plaats omdat de markt voor gebouwen, en zeker voor dit soort gebouwen, bepaald niet florissant is. Daarbij komt dan nog de handicap dat het pand een monument is en dat men derhalve aan zeer beperkende bepalingen is gebonden wat betreft het veranderen van het pand. Dit geldt voorname lijk voor het voormalig politiebureau. Het ligt een ietsje gemakkelijker met het pand dat wordt aange duid als de voormalige brandweerkazerne. Dat is geen monument. Wij hebben als college de indruk dat wij, gelet op de zojuist door mij geformuleerde omstandigheden, erg content mogen zijn met de gereali seerde prijs. Wij achten de mogelijkheden om binnen afzienbare tijd een hogere prijs te maken vrij laag, zo niet helemaal onmogelijk. De tweede reden dat het gebouw een blok aan ons been is is het feit dat wij, op grond van een in het verleden door de raad genomen beslissing, de grond waarop het gebouw staat in erfpacht moesten uitgeven. Dat houdt in dat wij het niet met inbegrip van de grond mochten verkopen. Aan een en ander hebben wij kunnen voldoen. Er zijn ook enkele opmerkingen gemaakt over de horecabestemming van het pand en de mogelijke geluidsoverlast voor omwonenden. Wij hebben in het verleden lijnen getrokken waar horeca-onderne- mingen mogen worden gevestigd en waar niet. In de panden aan de Nieuwestad mag het wel, doch aan de Bagijnestraat niet. Ook deze lijn hebben wij consequent getrokken volgens een in het verleden door de raad genomen besluit. Nu komt het probleem om de hoek kijken wat wij onder een horecabedrijf moeten verstaan. In feite zou u dat aan de eigenaar moeten vragen. Wij weten dat niet. Een pand dat een horecabestemming k ijgt, moet voldoen aan de voorschriften die in de Drank- en Horecawet zijn genoemd. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, mag in het pand een horecabedrijf worden gevestigd. Wij zouden op dit mo rn it afspraken kunnen maken met betrokkene, doch als betrokkene over een half jaar de panden aan een ai Ier zou verkopen, hebben wij niets meer aan dergelijke afspraken. Het realiseren van kettingbedingen voor wat betreft de gebruiksbestemming van gebouwen als deze lijkt mij ook uitermate problematisch,, Si i dat wij bijvoorbeeld vandaag de panden zouden kunnen verkopen aan iemand die er een winkel in zi willen vestigen en die winkel zou over een jaar failliet gaan, dan kan er daarna toch weer een ho recabedrijf in worden gevestigd. Ik wil met deze opmerking aangeven dat de raad op de lange termijn nveel aan deze problematiek kan doen. Het schijnt inderdaad de bedoeling van deze koper te zijn een gedeelte van het complex een hore cabestemming te geven. Het is erg de vraag of het hele complex een dergelijke bestemming krijgt. Ik weet niet of men in de Bagijnestraat veel overlast zal krijgen van het verkeer dat de achteruitgang van het pand gebruikt. Zoveel auto's kunnen er nu ook weer niet op de binnenplaats staan. Als er wat fietsen w den gestald en een paar auto's, dan is het pleintje vol. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Het gaat hoofdzakelijk om de brommers!) Ik geef toe dat er ook een aantal brommers kan staan. Er zijn echter meer horecabedrijven in dit deel van de stad waar erg veel bezoekers komen en daar gaat het ook. Ik neem aan dat de overlast hier ook wel wat zal meevallen. Ik begrijp dat dit alles wat vaag klinkt maar w kunnen hieraan niets doen. Als de raad meent dat wij het pand niet moeten verkopen, dan doen wij het niet. Als wij het pand tegen de voorgestelde voorwaarden verkopen, doen wij niets meer aan het gebruik van de achteruitgang. Ik wil echter opmerken dat ik betwijfel of wij wel iets zouden kunnen doen aan het gebruik van deze in en uitgang als het pand een andere bestemming zou krijgen. Er is daar een behoorlijk terrein be schikbaar dat men kan gebruiken om te parkeren en het lijkt mij moeilijk om dat te verbieden. Wij zou den misschien in het contract kunnen laten opnemen dat de achteruitgang niet door bezoekers mag wor den gebruikt, maar zelfs dan lijkt mij een redelijke controle dubieus. Nogmaals, als de raad dit risico niei aandurft, moet hij het pand niet verkopen. Ik wil echter nog eens nadrukkelijk stellen dat wij als college blij waren met deze kans. Het pand is een blok aan ons been en kost ons elke maand een flink bedrag. Wij zien op dit moment geen mogelijkheden dit pand te verkopen voor een bestemming waar wij ah.ïn blij mee zouden zijn. Ik heb u hier de feitelijke situatie geschetst. De heer Heere heeft nog een vraag gesteld naar aanleiding van een brief van een advocaat die te gen de beslissing om tot verkoop over te gaan in beroep zou willen gaan. Ik moet u zeggen dat men niet in beroep kan gaan tegen een verkoop. Ook al zouden de omwonenden aan de Bagijnestraat bezwaar maken tegen de verkoop aan betrokkene, dan nog kunnen zij niet in beroep gaan. Het wordt een andere kwestie als de koper bepaalde zaken wil wijzigen en een bouwvergunning nodig heeft. Aan het verlenen van een bouwvergunning gaat het normale proces vooraf» Tegen de verkoop van het pand als zodanig kan echter geen bezwaar worden ingediend. De heer Bijkersma heeft een vraag gesteld over mogelijke bouw tussen de Bagijnestraat en de Nieu westad. Voor zover mij bekend geldt ook daar de Bouwverordening, maar wethouder Rijpma kan daar het beste op antwoorden. (De heer Rijpma (weth.): Ik zal zo meteen hierop antwoorden.)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 4