f Dan ligt hier nog de vraag van de heer Bijkersma hoe deze kwestie in de Commissie voor het Wo ningbedrijf is behandeld. Inderdaad is dit punt niet uitvoerig in de Commissie voor het Woningbedrijf aan de orde geweest. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij dergelijke zaken ook niet als een primaire taak voor de Commissie voor het Woningbedrijf beschouwen, doch als een primaire taak voor het college van b. en w. Wij hebben in het verleden een keer bepaald dat het Woningbedrijf slechts belast is met een beheerstaak voor die gebouwen die daar uit administratieve en technische overwegingen zijn onderge bracht, doch dat het Woningbedrijf voor het overige is ingesteld voor woonhuizen. Ook in het verleden werd de Commissie voor het Woningbedrijf met betrekking tot panden die in beheer waren bij het Wo ningbedrijf alleen ingeschakeld als het ging om kwesties als huurcontractbepalingen en dergelijke, maar niet als het ging om kwesties van wel of niet overlast en als het ging om problemen zoals die hier op dit moment op tafel worden gelegd. Deze zaken gaan b. en w. aan en uiteindelijk de raad. De raad moet nu maar beslissen of de verkoop wel of niet moet doorgaan. De heer Rijpma (weth.): Op dit moment is aan de Nieuwestad de Bouwverordening van kracht, wat betekent dat de belangrijkste bepaling om te toetsen of verdere bebouwing van het achterterreirt moge lijk is de vrijstellingsverlening van het overschrijden van de achtergevelrooilijn is. Voorts komt morgen in de vergadering van b. en w. het instellen van een projectgroep voor dit gebied aan de orde en een voorstel in die zin zal de raad dan ook op korte termijn bereiken. Het is gebruikelijk om op dat moment een voorbereidingsbesluit te nemen. Nadat het voorbereidingsbesluit is genomen, is het op dit terrein te ontwikkelen bestemmingsplan van toepassing en alleen wanneer een bouwplan past in het te ontwikkelen bestemmingsplan kan, vooruitlopende op het van rechtskracht worden van dit bestemmingsplan, een bouwvergunning worden verleend. Weliswaar moet er dan voor gezorgd worden dat het bestemmingsplan binnen drie jaar ter visie ligt. Mevouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik heb de suggestie gedaan om de achterin- en uitgang van het pand Nieuwestad aan de Bagijnestraat niet door bezoekers te laten gebruiken. Wij hebben een grens ge trokken door de Bagi jnestraat en gezegd dat daar geen horecabedrijven mogen worden gevestigd. Nu zou er een horeca-onderneming aan de Nieuwestad komen met een achteruitgang voor publiek aan de Bagij- nestraat. Ik vraag mij af of dat mag. Andere horecabedrijven aan de Nieuwestad hebben bij mijn weten geen achteruitgang voor publiek in de Bagi jnestraat. Misschien heeft de bioscoop daar een nooduitgang of heeft een bedrijf daar een ingang voor leveranciers, maar bij mijn weten is daar nergens een in- of uitgang voor publiek. Ik vraag mij af of mijn voorstel om een uitgang aan de Nieuwestadzijde van hët pand te maken ook realiseerbaar is. H 1 11 De heer Heere: Misschien uws ondanks, mijnheer de voorzitter, maar ik heb uit uw beantwoording van de gestelde vragen bepaald geen overtuigende indruk gekregen. U formuleert zoals u dat anders altijd doet, namelijk zeer weloverwogen, en ik mag derhalve aannemen dat wanneer u zegt dat u niet weet wat onder een horecabedrijf moet worden verstaan, dat ook inderdaad het geval is. Wij hebben van u niet gehoord dat er gewaakt kan of zal worden tegen mogelijk misbruik van de bestemming van de panden en daar ging het om. U zegt ook dat het wel of niet opnemen van bepalingen in het koop contract, teneinde misbruik enigszins te beteugelen, u niet erg zinvol lijkt. U heeft daarover in ieder geval uw twijfels. U zegt voorts naar aanleiding van een opmerking over een kettingbeding dat u eraan twijfelt of dat kan. Ik vraag mij dan af waarom het wel kan als het gaat om de panden aan de Bagi jnestraatIn artikel 15 wordt de verkoper opgedragen om de tekst van de in dit artikel opgenomen bepaling over te nemen in alle volgende contracten. Waarom kan het dan niet bij de panden Nieuwestad 47 en 49? Ik heb ook begrepen uit uw betoog, alhoewel u het niet met zoveel woorden heeft gezegd, dat het college niet bereid is opnieuw met de potentiële koper in discussie te gaan om mogelijk wat meer duidelijkheid te verkrijgen over bestemmingen en bedoelingen. Indien dit juist is - ik wil dit nog graag expliciet van u horen - rest ons niet veel anders dan het college te vragen het voorstel maar in stemming te brengen. De heer Bijkersma: Ik ben het helemaal met de heer Heere eens, alhoewel ik wel van mening ben dat de voorzitter uitvoerig en zorgvuldig is geweest bij de beantwoording van de vragen. Ik wil toch nog een opmerking maken die ik in eerste instantie niet naar voren heb gebracht. Het is toch een zeer goede zaak dat het college met veel initiatief uiteindelijk een koper voor de panden heeft gevonden. Zoals de voorzitter zegt, zijn de panden een blok aan het been van de gemeente Leeuwarden en is het niet ge makkelijk vandaag de dag kopers voor dergelijke gebouwen te vinden. De lasten drukken al lang zwaar op onze schouders. V' Na de uitleg van de voorzitter begrijpen wij waarom zaken als deze niet in de Commissie voor het Woningbedrijf aan de orde komen. Dergelijke panden worden om administratieve redenen bij het Wo ningbedrijf ingebracht, doch verder blijft het een aangelegenheid van b. en w. en de raad. De heer Heere heeft opgemerkt dat hij graag een aantal bepalingen voor wat betreft het gebruik van de panden Nieuwestad 47 en 49 in het contract zou zien opgenomen. Ik had graag van hem gehoord wat hij concreet daarmee bedoelt. Aangezien de voorzitter in eerste instantie hierop geen antwoord heeft gegeven, denk ik dat het college met die vraag geen raad weet. Wij weten er ook geen raad mee. De tekst van artikel 15 is duidelijk. Wij kunnen duidelijk lezen wat er niet in die panden mag komen. Ik heb echter van de heer Heere begrepen dat hij graag beperkende bepalingen wil hebben opgenomen in het koopcontract aangaande het soort bedrijven dat in de panden Nieuwestad 47 en 49 mag worden ge vestigd. Naar mijn mening is dat niet mogelijk omdat in dat gebied geen bestemmingsplan is en ook om dat na eventuele verkoop van de panden door de huidige koper aan weer iemand anders de mogelijkhe den toch weer open liggen. Zoals de zaken nu liggen stel ik evenals de heer Heere voor het voorstel maar in stemming te brengen. Wij zullen dan wel zien wat de gemeenteraad van Leeuwarden wil. De heer Van der Wal: Na het antwoord van b. en w. is het geheel mij niet veel duidelijker gewor den. Wij hebben natuurlijk ook wel allerlei geruchten gehoord en die geruchten worden met veel omhaal van woorden hier ook wel naar voren gebracht. Men hoort over „stroman" en „sexhuis" en dat zijn toch zaken waarop wij op dit moment geen zicht hebben. Ook de burgemeester geeft op dit punt geen duide lijkheid. De Commissie voor het Woningbedrijf is om genoemde redenen telefonisch, of althans zeer sum mier, over deze kwestie gehoord. Wij hebben echter ook een commissie die bijna niets anders doet dan aankopen en verkopen en dat is de Commissie voor het Grondbedrijf. De panden zullen om technisch- administratieve redenen, naar ik aanneem, niet bij het Grondbedrijf zijn ingebracht, maar de commissie heeft toch wel ervaring met voorwaarden en kettingbedingen en dergelijke en het lijkt mij daarom erg zinvol deze zaak in de Commissie voor het Grondbedrijf aan de orde te stellen. Wellicht kunnen wij op deze manier wat meer duidelijkheid krijgen dan het college ons nu kan geven. Het punt zou dan over drie weken bijvoorbeeld weer op de agenda geplaatst kunnen worden. Mocht het college hiertoe niet bereid zijn, dan overwegen wij tegen dit onduidelijke voorstel met al zijn haken en ogen te stemmen, tenzij b. en w. alsnog met de gevraagde duidelijkheid komen. Mevrouw De Jong: Men heeft de voorzitter verweten dat hij niet erg duidelijk is geweest. Ik vond het antwoord ook wel enigszins omzichtig, maar wat naar mijn mening toch wel heel duidelijk naar vo ren is gekomen, is de enorme druk die er op de gemeentelijke schouders rust vanwege de lasten van deze gebouwen en dat is een heel belangrijke zaak. Ik wil mij graag bij de suggestie van mevrouw Branden- b g aansluiten om een uitgang voor bezoekers aan de Nieuwestadzi jde van de te verkopen panden te realiseren. Bovendien heb ik gevraagd of het mogelijk is in het koopcontract een clausule op te nemen dat de panden Bagi jnestraat 12 tot en met 24 een woonbestemming moeten houden, want de term „nimmer een horecafunctie" geeft te weinig zekerheid. Verder wil ik inhaken op de woorden van de heer Van der Wai die heeft voorgesteld deze zaak in de Commissie voor het Grondbedrijf aan de orde te stellen„ Mocht dit voorstel van b. en w. geen meerderheid van stemmen behalen, dan zou ik toch willen verzoe ken het naar de Commissie voor het Grondbedrijf te verwijzen, opdat de raad wat beter geïnformeerd kan worden. Misschien haalt het voorstel het in een volgende raadszitting dan wel. De Voorzitter: Ik wil allereerst ingaan op de opmerking van de heer Heere dat ik niet overtuigend ben geweest. Dat ik de heer Heere niet kan overtuigen is echter wat anders dan dat ik niet overtuigend zou zijn. Ik ben niet overtuigend geweest over datgene wat er uiteindelijk in het pand gebeurt, want dat kunnen wij niet concreet zeggen en daar moeten ook geen sprookjes over ontstaan. Wij kunnen het voor stel wel tien keer naar de Commissie voor het Grondbedrijf doen, maar de raad krijgt die duidelijkheid niet en als de raad het niet vertrouwt, moet hij het pand niet verkopen. Misschien komt er ooit nog eens een andere koper waar de raad iets meer vertrouwen in heeft, maar wat er dan vijf jaar later gebeurt weet ook niemand. Men heeft op het moment dat men die beslissing neemt waarschijnlijk een wat pretti ger gevoel omdat het pand een goede bestemming krijgt, doch wat er later gaat gebeuren weet men niet. Ik zeg even keihard hoe de zaken er in feite voor staan. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Over vijf jaar is er, naar wij hopen, een bestemmingsplan.) Ik kom dan toe aan mijn tweede kardinale punt, waarop mevrouw De Jong ook al wees en dat is dat het pand een blok aan ons been is. Ik geef u de verzekering dat dit punt zwaar telt bij ons en ik ben hierover wel zeer overtuigend geweest. De raad moet zich ervan bewust zijn dat het pand nog heel lan ge tijd leeg kan staan en dat die leegstand vrij veel lasten met zich mee zal brengen. Het heeft ons al kapitalen gekost en het kan ons nog wel kapitalen kosten zonder dat wij enige zekerheid hebben of wij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 5