10
in de toekomst wel een zinvolle bestemming aan het pand kunnen geven. Als dat het feit was zouden b.
en w. dit voorstel niet bij u hebben ingediend. Ik geef toe dat wij, gelet op onze ontstellend moeilijke
positie, heel hard hebben getrokken aan het financiële aspect van het probleem. Wij hadden het ook fij
ner gevonden als wij u hadden kunnen voorstellen een museum in het pand te vestigen dat er dan zo'n
honderd jaar in zou blijven zitten. Een dergelijke koper hebben wij echter niet kunnen vinden en ik
moet u zeggen dat wij ons op dit moment geen illusie maken zo'n koper te zullen vinden. Vandaar dat
de raad voor deze moeilijke beslissing staat en vandaar ook dat ik niet erg overtuigend kon spreken,
want er bestaat inderdaad enige onzekerheid over wat er uiteindelijk met dit soort panden gebeurt. La
ten wij ons er echter goed van bewust zijn dat dit niet alleen geldt voor dit pand, maar ook voor de
panden op de Nieuwestad die door particulieren worden verkocht. Dag in dag uit worden er panden op
de Nieuwestad en de Wirdumerdijk verkocht en die krijgen telkens een andere bestemming. Dit punt
moet u wel incalculeren. Het betekent niet dat u daarom moet verkopen, maar u moet dit beeld toch wel
bij de totale problematiek voor ogen houden.
Ik wil nog even terugkomen op de opmerking over het kettingbeding. Ik heb niet gezegd dat er for
meel-juridisch geen kettingbeding kan worden opgenomen. Natuurlijk kan dat wel. Er staat al een ket
tingbeding in het contract met betrekking tot de panden aan de Bagijnestraat en er zouden nog wel een
paar kettingbedingen in het contract kunnen worden opgenomen, maar op zich zegt het heel weinig. In
de eerste plaats moeten wij natuurlijk wel kunnen controleren of men zich aan de voorwaarden houdt. In
de tweede plaats moeten bij een kettingbeding grote vraagtekens worden gezet. Het is bijvoorbeeld zo
dat een kettingbeding bij een faillissement geen enkele bescherming oplevert. U moet zich hiervan wel
goed bewust zijn. Door het stellen van dergelijke voorwaarden praat men zich zelf min of meer aan dat
men een goede verkoop heeft gedaan, maar ik geloof dat wij realistisch moeten zijn en moeten aanvaar
den dat de verkoop er weinig beter van wordt. (De heer Heere: Uw opmerking maakt het kettingbeding
voor de panden aan de Bagi jnestraat ook veel zwakker. Het maakt het hele verhaal nog moeilijker dan
het al is.) Ik heb niet beweerd dat dat een keihard kettingbeding is, maar wij hebben het wel opgevoerd.
(De heer Heere: Ik merk op dat mij dit toch duidelijk opvalt.) Wij hebben gemeend dat dit punt perse in
het koopcontract moest worden opgenomen en daarom hebben wij het ook gedaan.
Nu komt de kwestie of wij kunnen verbieden dat bezoekers de achterin- en uitgang van het com
plex Nieuwestad gebruiken. Naar mijn mening is dat niet reëel. Daarbij komt nog een heel ander punt.
Het is zeer de vraag of deze koper het hele complex in zijn bezit houdt. Het kan best zijn dat een deel
ervan later een andere bestemming krijgt. Ditzelfde kan echter ook gebeuren als een ander het complex
van ons koopt. Het kan derhalve best gebeuren dat het voormalig politiebureau en de voormalige brand
weerkazerne verschillende bestemmingen krijgen en alleen al om die reden kunt u uitermate moeilijk
zeggen dat men maar door de oude brandweerkazerne naar binnen moet, want in dat geval is de koper
gedupeerd en is deze prijs in een keer van de kaart. U ziet dat ik steeds weer bij het economisch aspect
terug kom. Zoals gezegd, vind ik het niet erg realistisch om te verbieden dat men met fietsen en brom
mers de achteringang binnenkomt.
Er is ook al een aantal keren gevraagd wat er precies in een horecabedrijf gebeurt. Mijn antwoord
is dan dat in een horecabedrijf datgene gebeurt wat mag gebeuren en dat is drank in- en verkopen. In
bepaalde horecazaken doet men ook nog wel eens iets anders dat bij de wet niet verboden is en daar
kunnen wij dan voor of tegen zijn, maar wij kunnen er niets aan doen. U moet niet denken dat ik deze
bezigheden propageer! Ik geef gewoon de realiteit weer!
Ik begrijp dat ik de zaak er niet beter op heb gemaakt en u bepaald niet heb overtuigd om voor het
collegevoorstel te stemmen. Wij hebben echter toch gemeend dat wij, nu wij deze kans hadden, u moes
ten voorstellen het complex voor dit bedrag te verkopen. Wij verwachten dat wij een dergelijke kans
voorlopig niet weer krijgen. De raad moet nu maar wikken en wegen wat hem dit voorstel waard is. De
raad moet maar besluiten of hij het pand nog een tijdje langer leeg wil laten staan of dat hij wil verko
pen. Ik wil echter nogmaals onderstrepen dat ook het college het bijzonder op prijs zou stellen als het
oude politiebureau een waardige bestemming zou krijgen. U heeft zich in die zin in het verleden al eens
uitgelaten en wij hebben dat goed onthouden. Als wij het complex een beetje vlot hadden kunnen ver
kopen, waren wij waarschijnlijk ook niet met dit voorstel gekomen. De beslissing is nu echter aan de
raad. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wil toch nog graag iets van u weten, want u hebt op een be
paalde vraag toch nog geen antwoord gegeven. Wij hebben een Drank- en Horecaverordening. Is het
mogelijk op basis van de bepalingen in die verordening te voorkomen dat een horecavestiging een in-
en uitgang heeft in een gebied waar de verordening niet van kracht is?) Iets dergelijks kan niet worden
voorkomen op grond van de Drank- en Horecaverordening, doch alleen maar op grond van een beding in
de koopovereenkomst. Geen enkele titel in de Drank- en Horecaverordening staat ons toe te verbieden
ergens wel of niet in of uit te gaan. Als wij dit willen verbieden, zullen wij een clausule in de koop
overeenkomst moeten opnemen dat men de achteringang niet mag gebruiken voor het publiek. Laten wij
11
hierover echter niet idealistisch doen. Dit soort zaken zijn in feite oncontroleerbaar. Stel dat een der-
.3üjk beding in het contract wordt opgenomen en men doet het toch. Ik vraag mij af wat de gemeente
raad dan moet doen om dat te verhinderen. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Dat houdt in dat alle za
ken in de horecasector - zoals bijvoorbeeld de zaken aan de Eewal - die toevallig een achteruitgang bij
het bijbehorende huis hebben - bijvoorbeeld in het woongebied rondom de Grote Kerk - die uitgang
zouden kunnen gebruiken voor het bedrijf?) Misschien, als zij een pand kopen dat mag worden afgebro
ken zodat men een doorgang kan maken. (Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik twijfel er namelijk aan.)
In ieder geval kunnen wij dit bedrijf aan de Nieuwestad op grond van de bepalingen in de Drank- en
Horecaverordening niet opleggen om de achteruitgang niet te gebruiken. Dat staat vast. De enige moge
lijkheid is een beding in het koopcontract op te nemen dat de achteruitgang bijvoorbeeld dichtgemetseld
moet worden. Als de koper zo zijn handtekening wil zetten en hetzelfde bedrag wil betalen is dat punt
ook weer opgelost. (De heer Heere: Mag ik nog even een opmerking maken? Nu de voorzitter het zo
stelt, denk ik dat dat betekent dat het college toch weer moet gaan onderhandelen met betrokkene en
dat het college daartoe ook bereid is. Als dat inderdaad de bedoeling is, dan is dat meteen een goed
antwoord op de vraag van de heer Bijkersma aan mij. De heer Van der Wal heeft dit punt zoéven ook al
aangeroerd. Het gaat er in deze raad niet om allerlei details in het contract aan te passen, maar het
iaat er om of het college bereid is op grond van datgene wat de raad aan angsten en vermoedens heeft
in overleg met betrokkene te kijken of daar nog een mouw aan te passen is. Dat was mijn vraag en daar
op heb ik in feite nog geen antwoord gehad.) Ik zoek enigszins naar woorden, mijnheer Heere, want het
kiinkt vreemd om te zeggen dat wij niet bereid zijn om te onderhandelen. Wij vragen ons echter af of
het zinvol zou zijn om opnieuw in onderhandeling te gaan. Wij hebben dat reeds gedaan. (De heer Heere:
Als mevrouw Brandenburg haar motie indient en die motie wordt aangenomen, dan zal het college moe
ten onderhandelen want dan moet er iets in het contract worden gewijzigd.) Als de raad het college
voorstel afwijst, ligt de zaak weer open en weten wij niet of wij met deze betrokkene opnieuw zinvol
kunnen onderhandelen. U moet aannemen dat wij hebben geprobeerd eruit te halen wat wij konden. Wat
konden verbieden, hebben wij verboden. Ik kan u nu wel zeggen dat betrokkene bijvoorbeeld heeft
gevraagd om in het gedeelte van het complex dat wij de oude brandweerkazerne noemen een speelauto-
matenhal te mogen inrichten. Wij hebben op het ogenblik echter een algemene beleidslijn dat er nergens
meer dan twee speelautomaten mogen zijn en wij hebben daarom gezegd dat wij ter wille van het geld
iet bereid zijn van deze lijn af te wijken. Wij hebben betrokkene daarvoor derhalve geen toestemming
verleend. Dit zal ook invloed hebben gehad op de prijs, maar er is in ieder geval nog een deal gemaakt.
Naar onze mening kunnen wij niet opnieuw met dit bedrijf onderhandelen over punten als: niet de ach
teruitgang gebruiken en al dit soort zaken meer. Als de raad het collegevoorstel echter niet aanvaardt
liggen de kaarten weer open en zullen wij opnieuw ons best doen, of met deze betrokkene öf met iemand
cnders. Wij moeten de panden echter wel kwijt. U moet u zeer weinig illusies maken dat het college met
een beter voorstel aan de raad kan komen. Wij hebben hierover uitvoerig gesproken en ik vind het reè'el
u deze feiten onder ogen te brengen. Ik begrijp echter dat de beslissing enorm moeilijk is.
De heer Meijerhof is inmiddels ter vergadering gekomen.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde een voorstel van orde doen. Kunnen wij dit straks in de
auze in de fracties bespreken en na de pauze tot stemming overgaan? Misschien dat ik dan toch nog
!;jn motie indien. Het is wellicht handig dat ik de motie nu even voorlees, want dan weet iedereen
•/aarover het gaat.
„De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 7 juni 1982,
verzoekt het college opnieuw in onderhandeling te treden met de heer B.
Bronger over de panden Nieuwestad 47-49 teneinde bepalingen in de koop
akte op te nemen die ertoe zullen leiden dat overlast van de te stichten ho
recavestiging niet of nauwelijks optreedt in het toekomstig woongebied Ba-
gijnestraat.
De motie is mede-ondertekend door de heer Schagen.
De Voorzitter: U denkt er maar over na. U hebt duidelijk gehoord wat het standpunt van het college
is, maar de raad moet beslissen. De raad kan straks de motie aannemen of het collegevoorstel aannemen
c! alles afwijzen. Wij komen na de koffiepauze op dit punt terug.