Ik wil nu nog even ingaan op de concrete vraag van mevrouw Waalkens. Zij heeft gevraagd hoeveel
kunstenaars er hebben ingeschreven voor de Kunstbeurs. Op dit moment zijn dat er 52. Wij houden er
echter rekening mee dat de hernieuwde inschrijving er toe zal leiden dat er nog een aantal mensen bij
zal komen. Zoals de situatie zich nu ontwikkelt gaat de manifestatie door. Wij hebben natuurlijk liever
150 inschrijvingen, maar dat aantal zullen wij wellicht niet halen. Wij zullen kijken in hoeverre men er
in slaagt om op de dagen die in het rooster van de Evenementenhal gepland zijn voor de Kunstbeurs tot
een verantwoorde presentatie te komen. De accommodatie klinkt als een klok. Wij zullen eerst wel eni
ge ervaring op moeten doen om een stuk variatie in het gebeuren aan te brengen. Met name willen wij
dat het volgend jaar graag doen in overleg met de beeldende kunstenaars. Als het mogelijk is moeten wij
de uitstekende accommodatie die wij krijgen tot een permanente plaats maken waar kunstbeurzen gehou
den kunnen worden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de wethouder.
Punten 24 en 25 (bi jlagen nrs. 266 en 245).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 26 (bijlage nr. 249).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Subsidieverzoek van de Stichting Gereformeerd Pedagogisch Centrum
te Wezep in verband met schoolbegeleiding aan de Gereformeerde kleuterschool De Ark en de Gerefor
meerde lagere school Johannes Bogermann.
Mevrouw De Haan—Laagland: Een deel van mijn fractie is het niet eens met het voorstel van het co -
lege om te subsidiëren in de kosten van de schoolbegeleiding van de scholen De Ark en Johannes Boger
mann. Wij hebben daar principieel bezwaar tegen. Wij gaan namelijk straks het Gemeenschappelijk
Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten (GCO) steunen. De doelgroep waarop het GCO zich zal
richten zijn alle basisscholen in Friesland, ongeacht de identiteit van de school. Daartoe zijn ook de
nodige garanties voor de diverse zuilen ingebouwd binnen het GCO. De gemeente doet er dus alles aan
om de schoolbegeleiding zo te regelen dat iedere school daar gebruik van kan maken. Als er dan toch
scholen zijn die op principiële gronden - ik oordeel daar verder niet over - vinden dat men er geen ge
bruik van wil maken, dan is het volgens mij niet aan de gemeente om de financiële consequenties van
die beslissing voor haar rekening te nemen. De school zal de consequenties van zo'n beslissing zelf moe
ten nemen. Dit bezwaar heeft vier jaar geleden ook gegolden als doorslaggevend argument om eenzelfde
aanvraag om subsidie af te wijzen. Van dit bezwaar distantieert het college zich ook in deze raadsbrief
niet, want op bladzijde twee van de raadsbrief onder punt c. zegt men: „Hoewel wij van mening blijven
dat de Gereformeerde Schoolvereniging zonder bezwaar kan deelnemen in de Schooladviesdienst (SAD
of het GCO en dat geen gevaar bestaat voor aantasting van de eigen identiteit, ware desondanks het
standpunt van het schoolbestuur in dezen te respecteren." Dit argument geldt nog steeds en het is voor
mij dan ook onduidelijk waarom het college ondanks dat bezwaar toch kiest voor subsidiëring in de kos
ten van schoolbegeleiding van genoemde scholen. Drie van de vier op bladzijde twee van de raadsbrief
genoemde argumenten zijn niet nieuw. Die golden vier jaar geleden precies zo. Men zou deze argumen
ten zelfs een beetje gezocht kunnen noemen.
Het nieuwe argument wordt genoemd op bladzijde twee van de raadsbrief onder punt a. Hierin staat
dat het rijk inmiddels het bestaansrecht van het Gereformeerd Pedagogisch Centrum (GPC) heeft erkend.
Ook ten aanzien van dit punt hebben wij bezwaar. Het voorstel van het college betekent namelijk dat
wij als gemeente, wanneer het rijk nieuwe schoolbegeleidingsdiensten gaat erkennen - die erkenning ten
aanzien van de Vrije School is ook in zicht -, ook moeten subsidiëren wanneer onze Vrije School ge
bruik gaat maken van een andere schoolbegeleidingsdienst. Wellicht zijn er nog meer scholen die weer
van andere schoolbegeleidingsdiensten gebruik gaan maken. Een en ander schept wel een precedent,
hetgeen voor de gemeente financiële gevolgen heeft. De kosten van subsidiëring komen elk jaar terug en
zullen wellicht hoger worden.
Het voorstel heeft echter ook consequenties voor onze eigen schoolbegeleidingsdienst en straks voor
het GCO. Wanneer men namelijk een ontwikkeling in gang zet waarbij steeds minder scholen gebruik
maken van het GCO dan werkt men mee aan de afbouw van de schoolbegeleiding waarvoor wij als ge
meente meer dan 200,-- per leerling uittrekken en waar wij ook steeds achter gestaan hebben. Er zijn
dus verschillende bezwaren tegen het voorstel en wij zullen het dan ook niet ondersteunen.
19
De heer Visser: Ik zal wellicht een wat ander geluid laten horen dan mevrouw De Haan. Het zich
onthouden van deelname door de Gereformeerde Schoolvereniging in de Schooladviesdienst heeft in
1978 3leid tot een verzoek om een gemeentelijke subsidie in de kosten van schoolbegeleiding door het
landelijk centrum van deze vereniging. De raad conformeerde zich toen aan het afwijzend voorstel van
het college. Ook de CDA-fractie was van mening dat toetreding tot de gemeentelijke dienst open stond,
echter met inachtneming van een mogelijkheid van begeleiding op basis van eigen levensbeschouwelijke
opvattingen overeenkomstig de voorwaarden bij toetreding. Bovendien ontbrak en ontbreekt het wettelijk
kader om de kosten van begeleiding op te nemen onder de exploitatielasten. In het andere geval zouden
de kosten immers automatisch doorwerken in het bedrag per leerling. In de loop der jaren heeft de
schoolbegeleiding een steeds belangrijkere plaats ingenomen in de verzorgingsstructuur van het onder
wijs. Ook de inzichten in de begeleiding zijn veranderd naarmate het vernieuwingsproces zich ontwik
kelt. Ontwikkelingen op grond waarvan argumenten zijn ontstaan die pleiten voor subsidiëring.
Over de argumenten die het college aangeeft in het kort het volgende. De toekenning van rijkssub
sidie aan het GPC betekent zowel erkenning van het bestaansrecht als landelijke begeleidingsdienst als
erkenning van het recht van schoolbesturen om de keuze van begeleidingsdienst zelf te bepalen. Een en
ander is dus geheel in overeenstemming met de vrijheid van onderwijs, met inbegrip van de inrichting
van het onderwijs, zoals die grondwettelijk is geregeld. De beleidsvrijheid van de gemeente inzake sub
sidiëring staat overigens in nauw verband met het tweede argument van het college in geval van toetre
ding van de Gereformeerde Schoolvereniging tot de SAD. Terecht wijst het college daarbij op de gevol
gen van capaciteitsvergroting van de dienst en op de personele voorzieningen. Beide zaken zullen kos
tenverhogend werken. Afwijzing van het verzoek om subsidie zou betekenen dat de kosten van begelei
ding uit andere bronnen zouden moeten worden bestreden. Het bedrag per leerling ex artikel 101 van de
Lager-onderwijswet mag niet voor de schoolbegeleiding worden gebruikt. In de praktijk betekent dit dat
er onder meer een beroep op de ouders moet worden gedaan. Dat het college in het voorstel het belang
van het onderwijs en het kind uiteindelijk voor laat gaan boven bijvoorbeeld de eerder genoemde be
leidsvrijheid van de gemeente acht mijn fractie juist. De CDA-fractie onderschrijft de aangegeven argu
menten voor subsidiëring zoals die in het voorstel zijn geformuleerd en zal dan ook het voorstel steunen.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Mijn fractie zal het voorstel van b. en w. ondersteunen op grond
van het volgende. De vrijheid van het schoolbestuur bij de keuze van de begeleiding die in overeen
stemming is met de richting van de betreffende school heeft onze instemming. Er moet verdraagzaamheid
zijn tegenover andersdenkenden. De kosten per leerling zullen zeker niet hoger zijn dan de bijdrage aan
de SAD. De minister heeft het GPC erkend waardoor er een andere situatie is ontstaan dan in 1978.
Mevrouw Van der WerfMijn fractie kan niet instemmen met dit raadsvoorstel. Ik zou mij voor wat
betreft de argumentatie dienaangaande willen aansluiten bij de woorden van mevrouw De Haan. Op
bladzijde twee van de raadsbrief onder punt c. staat heel duidelijk dat de bestuursstructuur van de SAD
of van het GCO het mogelijk maakt dat elke levensbeschouwelijke richting mogelijkheden ter zake bin
nen de SAD of het GCO krijgt. Het is een behoorlijk iets dat wij hebben kunnen realiseren. Mede daar
door hebben wij in Leeuwarden en trouwens ook in Friesland een goed niveau van onderwijsbegeleiding
van de grond kunnen tillen. De vrijheid van onderwijs en dergelijke blijven hiermee dan ook volledig
onverlet en zullen volledig blijven bestaan. De verdraagzaamheid ten opzichte van andersdenkenden
waar mevrouw Van Dijk het over had is met een dergelijk besluit ook niet in het geding. Ik kan dus niet
instemmen met het voorstel.
Mevrouw De Jong: Ik ben zonder meer voor vrijheid van onderwijs en voor vrijheid van handelen
van schoolbesturen in bepaalde zaken. Bovendien probeer ik verdraagzaamheid te betrachten ten op
zichte van andersdenkenden. Ik ben het echter niet met het voorstel van het college eens. Voor alle
duidelijkheid zeg ik dit even, mijnheer de voorzitter, want misschien komt het in het geding dat ik dit
soort zaken probeer aan te tasten. Het een valt toch wel met het ander te rijmen. Wij hebben in Leeu
warden een prima SAD. Er wordt alles aan gedaan om de begeleidingsdienst zodanig te laten functione
ren dat elke school van welke richting ook daar een beroep op kan doen. Ik begrijp dan ook niet goed
waarom dat in dit geval niet mogelijk zou zijn. Kortom, ik ben tegen het besluit zoals het hier ligt.
De Voorzitter: Enkele jaren geleden zijn wij begonnen met het bekostigen van de schoolbegelei
ding. In een eerder stadium heeft de Gereformeerde Schoolvereniging ook subsidie gevraagd in de kosten
van schoolbegeleiding. Wij hebben de raad toen geadviseerd niet aan dat verzoek tegemoet te komen.
De raad heeft ons daarin toen gevolgd. Zoals een uwer terecht heeft opgemerkt hebben wij destijds het
op bladzijde twee van de raadsbrief onder punt c. genoemde standpunt ingenomen. Wij hebben daarvoor