20
gekozen omdat het toen praktisch uitsluitend de gemeenten waren die de schoolbegeleiding bekostigden.
In Leeuwarden hebben wij duidelijk gekozen voor het gezamenlijk opzetten van de schoolbegeleiding
met dien verstande dat de begeleiding plaats moet vinden door mensen die levensbeschouwelijk de p-
vatting delen van de groep scholen waarvoor ze gaan werken. Die afspraak is toen duidelijk gemaakt en
zo zijn wij in zee gegaan. Er zijn meer gemeenten in Nederland die op deze manier gestart zijn. Wij
meenden destijds consequent te moeten zijn en de raad het door mij genoemde advies voor te leggen.
Wat is er dan nu nieuw?
Ondertussen is het rijk in vrij belangrijke mate begonnen met het mede bekostigen van de schoolbe
geleiding. De regering heeft inmiddels ook het GPC subsidie toegekend en duidelijk uitgesproken dat
het mogelijk moet zijn dat scholen van dezelfde signatuur een eigen schoolbegeleiding hebben mits die
aan de minimum normen voldoet. Dit is een uitspraak van de regering waar de volksvertegenwoordi ;ing
mee heeft ingestemd. Gelet op deze situatie zou dan nu dit beeld ontstaan. Het rijk betaalt een gedeel
te van de kosten van de schoolbegeleiding. Als de gemeente haar bijdrage niet betaalt dan betekent dit
de facto dat de schoolbegeleiding die wordt bedreven vanuit een dergelijke organisatie aanzienlijk be
neden het peil zal blijven in vergelijking met de schoolbegeleiding die kan rekenen op financiè'le steun
van het rijk en van de gemeenten. Wij hebben gemeend dat dit niet redelijk is en daarom hebben w j nu
een ander advies uitgebracht dan destijds. Ik moet wel opmerken wat de consequenties hiervan zijn. Me
vrouw De Haan heeft daarbij gewezen op het voorbeeld van de Vrije School. Wanneer de Vrije School
zich zou aansluiten bij een schoolbegeleidingsdienst die aan de minimum normen kan voldoen die het
rijk stelt, dan is de consequentie van het besluit zoals wij dat nu voorstellen dat wij op een aanvraag
voor subsidiè'ring in de kosten van die schoolbegeleiding natuurlijk niet nee kunnen en mogen zeggen.
Wij zijn ook nog gedoken in de financiè'le consequenties voor de gemeente met betrekking tot de
schoolbegeleiding. Wij zijn van mening dat de schoolbegeleiding ons, wanneer men destijds aangenomen
had wat wij voorstelden, meer zou kosten dan vandaag de dag het geval is. Wanneer er namelijk meer
scholen toetreden tot onze eigen schoolbegeleidingsdienst dan zal dat onherroepelijk tot gevolg hebben
dat wij ook meer schoolbegeleiders moeten aanstellen. Bovendien zal er dan rekening moeten worden
gehouden met schoolbegeleiders van verschillende signatuur waardoor dan ook niet altijd de meest effi
ciënte wijze van werken kan worden gevolgd. Deze consequentie hebben wij met elkaar in Leeuwarden
in het verleden al aanvaard.
Mevrouw De Haan heeft gesteld dat wij door deze subsidiè'ring zouden werken aan de afbouw van
onze SAD en van het toekomstige GCO. Dat geloof ik niet. Men kan pas van afbouw of afbraak spreken
wanneer een van de partijen, het openbaar onderwijs en de andere groepering, die momenteel meedoen
aan de SAD en aan het GCO uit zou treden.
Dit is de reden waarom wij nu een ander advies hebben gegeven dan enkele jaren geleden.
Mevrouw De Haan-Laagland: Ik wil nog even ingaan op het punt van de vrijheid van onderwijs. Met
mevrouw Van der Werf ben ik het eens dat dat hier niet in het geding is. Het bijzonder onderwijs heeft
zich altijd kunnen vinden in de SAD. (De Voorzitter: Dat argument is ook niet gebruikt.) Dit is een e-
actie in de richting van de VVD, die nooit problemen heeft gehad met aantastinq van de identiteit ooor
de SAD.
Ik wil ook nog even ingaan op het gestelde op bladzijde twee van de raadsbrief onder punt b. Het
CDA heeft gewezen op de extra kosten van de SAD als deze twee scholen zich zouden aansluiten. 1 de
Commissie voor het Onderwijs was daar eigenlijk helemaal geen duidelijkheid over. Men was van me
ning dat een en ander voor de gemeente niet hoeft te betekenen dat de kosten hoger zullen worden. Het
argument dat genoemd staat op bladzijde twee van de raadsbrief onder punt b. vind ik dan ook niet o
sterk. (De Voorzitter: Maar het is wel een argument.) Wij betalen een vast bedrag voor de SAD. Als wij
zeggen dat men het daarmee moet doen dan blijft dat volgens mij zo.
De heer Visser: Ik had eigenlijk geen behoefte om in tweede instantie een reactie te geven. Near
aanleiding van de woorden van mevrouw De Haan moet ik echter toch nog wel wat kwijt. Het zal inder
daad consequenties hebben wanneer deze groepering zal toetreden tot de SAD. Ik kan mij levendig n-
denken dat de groepering, wanneer die toetreedt, de voorwaarde stelt dat men een pedagoog van eiaen
signatuur binnen de school wil hebben. Zo zou ik nog wel een paar functionarissen kunnen noemen.
De kosten zullen dan inderdaad behoorlijk hoger uitvallen.
De Voorzitter: Wanneer deze scholen ook van onze SAD gebruik zouden maken zou dat ons op dit
moment nauwelijks extra geld kosten. Wat dat betreft heeft mevrouw De Haan gelijk. Als wij straks be
treden tot het GCO en het systeem van financiering, zoals wij dat nu hebben, wordt gehandhaafd - iet
21
gaat om een bedrag per inwoner - dan zal een en ander geen directe financiè'le consequenties hebben.
Mevrouw De Haan heeft gezegd dat zij het argument dat staat genoemd op bladzijde twee van de raads
brief onder punt b. niet sterk vindt. Een sterk argument is het ook niet, maar bij interruptie heb ik ge
zegd dat het wel een argument is. Op langere termijn zal de schoolbegeleiding wel meer kosten. Het
systeem is namelijk dat tegemoet moet worden gekomen aan de schoolbegeleiding van de verschillende
richtingen hetgeen bij het aanstellen van mensen ook moet worden ingecalculeerd. Ik heb al gezegd dat
wij door dit systeem niet altijd de meest efficiënte werkwijze kunnen volgen. De kosten zullen inder
daad iets hoger zijn wanneer deze scholen toetreden tot de SAD. Nogmaals het is een argument, maar
niet een sterk argument.
Ik breng dan nu het voorstel van b. en w. in stemming.
Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 19 tegen 14 stemmen.
De Voorzitter schorst, om 21.15 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.50 uur, de vergadering.
Punt 13 (vervolg)
De Voorzitter: De heer Heere heeft gevraagd om de stemming over de over dit punt ingediende mo
tie uit te stellen tot na de pauze. Kunnen wij nu tot stemming overgaan?
De heer Janssen: Ook ik heb contact met de fractie gehad. Het lijkt ons verstandiger de motie
in te trekken mits wij de vrijheid houden om in te spelen op het plan van de project- en contact
groep. Ik weet niet op welke termijn dat plan hier komt, maar ik verwacht dat dat, gezien de uitlating
van wethouder Rijpma, zeer binnenkort zal zijn. Wij willen graag de vrijheid hebben om iets te doen
aan de Huizumerlaan, wanneer dat niet bedacht wordt door de project- en contactgroep.
De Voorzitter: In discussie is de vraag van de heer Janssen of op korte termijn de resultaten van
het onderzoek van de projectgroep in de raad aan de orde kunnen worden gesteld. Wat bedoelt de heer
Janssen overigens met "zeer binnenkort"? (De heer Janssen: Eventueel 30 augustus 1982.) (De heer
Rijpma (weth.): Dat lukt niet, want er moet een zekere procedure worden doorlopen.) Ik zeg de raad
toe dat wij een en ander in het college zullen bespreken. Wij zullen er echt naar streven dat de resul
taten van het onderzoek van de projectgroep binnen afzienbare tijd aan de raad worden voorgelegd.
Die toezegging krijgt u van mij. De motie van de heer Janssen is ingetrokken. Ik stel voor in dit pre
advies een zin in te lassen waaruit blijkt dat de raad binnen afzienbare tijd een nader standpunt zal
bepalen. Gaat de raad met mijn voorstel akkoord?
De Raad gaat akkoord met het voorstel van de voorzitter met inachtneming van de door hem gedane
toezegging.
Punt 27 (bijlage nr. 252).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 28 (bijlage nr. 261).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Vaststelling rampenplan. Voor ik dit punt in discussie geef nog even
het volgende. In het schema staan een paar foutjes die overigens niet van principiële aard zijn. Zij zul
len worden hersteld. Verder moet artikel 7.4. op bladzijde 12 van het rampenplan als volgt worden ge
wijzigd: "De burgemeester is bevoegd het schema van te alarmeren diensten en personen uit te werken."
Mevrouw Van der Werf: De PAL-fractie heeft op zich geen bezwaar tegen dit rampenplan. Integen
deel, wij vinden het een heel goede zaak dat er adequate plannen bestaan om bij mogelijke rampen zo
goed mogelijk te kunnen optreden. Dit rampenplan legt daarvoor de basis. In de rampbestrijdingsplannen
zal een en ander verder uitgewerkt moeten worden. Helaas is dit rampenplan echter geen op zichzelf
staande zaak. Landelijk zijn op dit moment de voorbereidingen in volle gang om de organisaties die in
vredestijd met de rampbestrijding zijn belast ook in buitengewone omstandigheden, in oorlogstijd dus,
met die taak te belasten. Deze vermening van rampbestrijding in oorlogstijd en in vredestijd krijgt een