28 Ik heb zojuist al gewezen op de voorlichting over culturele minderheden. Het blijkt dat wij onvol doende op de hoogte zijn van de leefgewoonten en de cultuur van deze minderheden om de problemen in een juist kader te kunnen plaatsen. Ik ben ook blij dat er in dit verslag althans een aanzet wordt gege ven om op gemeentelijk niveau hier iets aan te gaan doen. Het valt mij overigens wel op, dat is een persoonlijke noot, dat in het nieuwe collegeprogramma wat betreft het algemeen beleid bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de financiële en sociale be staansvoorwaarden van de zwakkeren. (De Voorzitter: Ik dacht dat wij daar volgend jaar over gingen praten!) Persoonlijk wil ik in verband hiermee toch wel even constateren dat het mij opvalt dat deze groepen, waaronder ook de vrouwengroepen, onvoldoende prioriteit krijgen in het gemeentelijk beleid. Mevrouw De Jong: D'66 staat een samenleving voor waarin ieder mens zich zo goed mogelijk kan ontplooien. Een samenleving waarin ieder individu maar ook iedere groep de eigen identiteit kan erva ren. Met deze visie heb ik kennis genomen van dit verslag van activiteiten in het kader van het ge meentelijke minderhedenbeleid 1981. Wij waarderen het dat het minderhedenbeleid in onze gemeente enige vorm begint te krijgen. Het verslag is daar een duidelijke weergave van. Terecht wordt in het ver slag gesteld dat na een periode van inventarisatie het beleid verdiept moet worden en dat op grond van de opgedane ervaringen moet worden getracht te komen tot een nauwere betrokkenheid van inwoners van een andere nationaliteit binnen onze samenleving. Het behoud van de eigen identiteit dient voorop te staan. In het kader van de drugsproblematiek is het zinvol extra aandacht te schenken aan de drugsge bruikers die behoren tot de groepen van minderheden. Verder onderschrijven wij het voornemen om in de toekomst meer aandacht te richten op de inhoudelijke kant van het onderwijs voor anderstaligen. Wij pleiten verder voor een tussentijdse verslaggeving van de ad hoe werkgroep die voorbereidingen treft om te komen tot een internationale schakelklas. Tenslotte zien wij met belangstelling uit naar de uitkomsten van het vervolgonderzoek inzake de huisvesting. Concluderend, mijnheer de voorzitter, wij onderschrijven dit verslag met de daarin genoemde aange kondigde maatregelen om te komen tot een uitbouw van het gemeentelijke minderhedenbeleid. De heer Geerts (weth.): Ik had deze vragen niet helemaal verwacht, mijnheer de voorzitter. In de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden waar wij dit verslag aan de orde hebben gehad zijn daarover geen vragen gesteld. Het komt mij voor dat een aantal van de gestelde vragen toch wel in die commissie thuishoorde. Ik wil echter best proberen om nu toch op deze vraag te reageren. Allereerst is er de vraag over de overheveling van middelen van de Stichting Buitenlandse Werkne mers Noord Nederland naar het lokaal niveau. U zult inmiddels begrepen hebben dat het met de overhe veling niet al te vlot loopt. Wij zijn daarover met het ministerie nogal in discussie. Wij echter niet al leen, de andere kerngemeenten in Friesland zijn dat ook. Ook de provincie is in deze discussie betrok ken, die zich met name afspeelt over het feit of een aantal werknemers van deze stichting hier op lokaal niveau moet gaan werken of dat zij ingezet moeten worden op tweedelijns functies, waarbij gedacht kan worden aan voorlichtingsfuncties. Deze discussie heeft ook al aanleiding gegeven tot Kamervragen. Ons is toegezegd dat wij na september, wanneer de afbouw van de stichting zal plaatsvinden, daarover meer te weten zullen krijgen. Ik kan op het ogenblik hierover dus niets meer zeggen. De tendens is dat de functies zullen worden omgevormd tot tweedelijns functies. Over het vluchtelingenwerk stelt de heer Boelens een concrete vraag die ik niet kan beantwoorden. Ik ken dat verzoek ook niet. Ik heb al even achterom gekeken maar ook van die kant kan men mij geen mededeling doen over de inhoud van die stukken. De heer Boelens moet maar eens een keer bij mij ko men praten en dan zal ik met hem doornemen wat de inhoud van die stukken is. Dan is er een vraag gesteld over de huisvestingssituatie van minderheden in Leeuwarden. Er zal een beleidsplan met betrekking tot de culturele minderheden worden ontwikkeld waarbij aan het onderwerp huisvesting ook speciale aandacht gegeven zal worden, naast het onderwerp scholing en een aantal an dere zaken dat speciaal met de culturele minderheden te maken heeft. Er is inderdaad geconstateerd dat een groot aantal van de minderheden gehuisvest is in woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf. In het verslag wordt gezegd dat een en ander te maken kan hebben met de hoogte van de huur. Zoals be kend zijn de gemiddelde huren bij het Gemeentelijk Woningbedrijf wat lager dan bij de corporaties. Overigens ben ik best bereid om de problematiek ook eens een keer in te brengen in het overleg dat ge regeld plaatsvindt met de federatie. Dit is inderdaad een punt dat de aandacht verdient. Met de begraafplaatsen zijn wij bezig. Wij hebben aan de betrokken groeperingen gevraagd wat hun eisen zijn met betrekking tot de begraafplaatsen. Er zal aan eisen moeten worden voldaan die niet gelden voor Nederlandse begraafplaatsen. Men zal die opgeven, waarbij tevens opgegeven wordt om hoeveel begrafenissen het per jaar ongeveer gaat, want daar zullen wij toch ook rekening mee moeten houden. Deze zaken zijn op het ogenblik neergelegd bij de groeperingen. Wij wachten op antwoord en wij zullen er daarna zo spoedig mogelijk op inspelen. 29 De heer Boelens heeft ook nog een opmerking over de voorlichting gemaakt. Aan de voorlichting moeten wij een belangrijke plaats toekennen, want dat is een goede zaak. Wij zijn daarmee al begon nen, maar een en ander zal nog wel wat verdere uitbouw vragen. Mevrouw De Jong heeft gezegd dat zij instemming betuigt met dit verslag dat een duidelijke weer gave is van het beleid zoals dat zich nu aftekent. Zij vindt het erg belangrijk dat de culturele minder heden kunnen reageren vanuit de positie dat hun eigen identiteit wordt gehandhaafd. Ik ben dat met haar eens. Een en ander staat ook vermeld in het sociaal-cultureel plan voor deze minderheidsgroeperin gen. Mevrouw De Jong zegt dat er juist in deze groep speciale aandacht gegeven moet worden aan de drugspreventie. Ik weet niet waarop zij baseert dat het drugsprobleem juist in deze groep groter is dan in andere groepen, want dat is volgens mij niet een bewezen zaak. De problematiek met betrekking tot de drugspreventie heeft overigens in ander verband al de volle aandacht. Mevrouw De Jong vraagt ook om een tussentijdse rapportering naar ik aanneem in de Commissie voor Welzi jnsaangelegenheden over de stand van zaken met betrekking tot de internationale schakel klas. Het is goed over de materie regelmatig mededelingen te doen in die commissie, hetgeen overigens ook al gebeurt. De discussie hierover vindt echter meestal plaats in het Platform Culturele Minderheden. Ik heb er geen problemen mee deze materie, als er echt wat te vertellen is, een keer aan de orde te stellen. De heer Boelens: Er is nog één vraag niet beantwoord door de wethouder, namelijk mijn vraag over de continuering van het dienstverband ten behoeve van de cursus voor onder anderen Turkse en Marok kaanse werknemers. De heer Geerts (weth.): In principe hebben wij een afspraak met het arbeidsbureau dat het dienst verband tot één januari 1983 loopt. Wij hopen dat intussen in het kader van het ISP dienaangaande op lossingen worden gevonden. Ik kan daarover nu nog geen resultaten meedelen. Wij zoeken echter wel oplossingen in de sfeer van het ISP. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt33 (bijlage nr. 284). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt34 (bijlage nr. 277). De Voorzitter: Dit punt luidt: Stadsverwarming. De heer Knol: In maart van dit jaar hebben wij uitvoerig stilgestaan bij de ontwikkelingen rond het stadsverwarmingsproject in Camminghaburen. De conclusie was toen dat de zogeheten warmwatervariant financieel niet haalbaar was. Daarom werd voorgesteld een onderzoek te laten instellen naar de moge lijkheden met betrekking tot de zogeheten stoomvariant. De positieve uitkomst hiervan stond toen echter bij voorbaat al vast. Mijn fractie heeft toen bij monde van de heer Meijerhof het volgende standpunt in genomen. Alvorens te beslissen over de stoomvariant dient er duidelijkheid te bestaan over de beheers vorm, de omvang van de financiële risico's en de mate van bereidheid van derden om in het project mee te doen, waaronder ook het delen in de risico's. Welnu, op grond van deze standpuntbepaling hebben wij getracht ons een oordeel te vormen over het thans voor ons liggende raadsvoorstel. Dit voorstel houdt in in te stemmen met de verdere ontwikkeling van de plannen om te komen tot stadsverwarming op basis van stoomopwekking, te streven naar een breder samenwerkingsverband voor het stadsverwarmingsproject en kredieten beschikbaar te stellen ter waarde van 2.700.000,voor de verdere uitbouw van het project. Een eerste conclusie kan niet anders luiden dan dat het voorgestelde niet in overeenstemming is met het standpunt van mijn fractie. Immers, de beslissing om voor stoomopwekking te kiezen wordt genomen voordat de beheersvorm is vastgesteld en voordat bekend is of derden bereid zijn - en zo ja in welke mate - te participeren in de financiële risico's. Als onderbouwing hiervan het volgende. De keuze om tot stoomopwekking over te gaan wordt uitsluitend gebaseerd op het financiële plaatje dat is opgehangen aan de combinatie van warmte levering door een zogenaamde kleine STEG-eenheid aan de stadsverwar ming met daarbij stoomlevering door de vuilverbranding aan de industrie - de CCF - voor een periode van 15 jaar> Het totaal te investeren bedrag is 142 miljoen gulden, het projectresultaat komt na 25 jaar positie uit op 12,8 miljoen, de energiebesparing zal gemiddeld 15 miljoen m3 per jaar bedragen - onge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 15