30
veer 7% van de omzet van Frigas - en de aanloopverliezen bedragen 27,7 miljoen gulden. Uit een en
ander blijkt dat door de veel hogere investeringen de risicograad aanmerkelijk is toegenomen. Dit blijkt
ook uit de veel grotere aanloopverliezen. Een belangrijke positie in deze combinatie is toebedeeld aan
de industrie, zeg maar de CCF. In het projectresultaat is namelijk berekend dat er door de afname van
de stoom van de vuilverbranding een positief projectresultaat zal ontstaan van 15,5 miljoen gulden. Op
geen enkele wijze is op dit moment echter zekerheid omtrent de vraag of de CCF in de voorgestelde
combinatie mee zal doen. Bovendien is in het projectresultaat niet meegenomen het feit dat de industrie
nu een korting van drie cent op de aardgasprijs heeft gekregen. Kan het college meedelen in welke mate
dit feit het projectresultaat zal beïnvloeden? Andere factoren die een grote rol spelen bij het berekenen
van het resultaat zijn naar mijn mening; de ontwikkeling van de gasprijs, waarbij wordt aangenomen dat
in het jaar 2000 een gaspriis van 1,50 per m3 zal worden berekend, en de aanname omtrent het aantal
te bouwen woningen in Camminghaburen.
Bij de ter inzage gelegde stukken zijn brieven van de provincie en de NEOM, waarin wordt gezegd
dat in principe medewerking zal worden verleend aan de totstandkoming en exploitatie van het stadsver
warmingsproject. De hierbij gestelde voorwaarden zijn als volgt samen te vatten. Ten eerste: technische
uitvoering op basis van de 3+5 variant - de combinatie die ik net heb genoemd -, ten tweede: over
dracht van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf aan de provincie, ten derde: vergroting van het draag
vlak van de stadsverwarming door de levering van warmte aan de binnenstad, ten vierde: de gemeente
verplicht zich ertoe dat de vuilverbrandingsinstallatie warmte gaat leveren op kostprijsbasis. De bereid
heid van de NEOM wordt onderstreept met de volgende financiële bijdragen: een eenmalig investerings
subsidie van 3,5 miljoen, een achtergestelde lening van 5,5 miljoen en een eventuele participatie van
één miljoen in het aandelenkapitaal. De provincie rept echter met geen woord over de omvang van haar
inbreng, terwijl de bijdrage van de NEOM, gelet op de omvang van de investeringen en de daarbii be
horende financiële risico's, niet vpn wezenlijke betekenis kan worden genoemd. De conclusie moet dan
ook luiden dat de mogelijke partners in het stadsverwarmingsproject de gemeente Leeuwarden behoorlijk
de duimschroeven aanzetten. Het getuigt naar mijn smaak van een puur machtsmisbruik de eis te stellen
dat de overdracht van het GEB op voorhand verzekerd moet zijn, zonder daarbij ook maar met één woord
te reppen of te onderschrijven dat hierbij wordt uitgegaan van de conclusies zoals die zijn neergelegd in
het Coconut-rapport. Alleen op basis van deze uitgangspunten is mijn fractie namelijk bereid de positie
van het GEB mede te betrekken in de onderhandelingen. Bovendien wil mijn fractie toch wel een kleine
vingerwijzing over de waardering van de goodwill, die toch wel in het GEB aanwezig is. Uitgaande van
de gemiddelde winst van de laatste vijf jaar, praten wij dan al gauw over een bedrag van pakweg 20 a
25 miljoen gulden. Trouwens, een duidelijk beeld van de toekomstige positie van Frigas zou in dit ver
band ook zeker op zijn plaats zijn geweest. Immers, niet alleen de desintegratie van het GEB is hierop
van invloed, ook de eis dat de gemeente Leeuwarden moet streven naar uitbreiding van het werkgebied
van de stadsverwarming zal doorwerken in de toekomstige ontwikkeling van Frigas. In welke mate dat
zal zijn, is nog onzeker.
Dan nog een ander puntje dat ik wil aanstippen en dat wellicht ook invloed heeft op het projectre
sultaat en de hele financiële risicosfeer. Het gaat erom dat wij in april 1981 een besluit hebben geno
men over de tarieven die bij de stadsverwarming zullen worden gehanteerd en die betrekking hebben op
de vergoeding voor de aansluitkosten, het vastrecht en het verbruik. Het zal het college wel bekend zijn
dat het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening thans richtlijnen heeft uitgevaardigd
met bedragen die aanmerkelijk lager liggen dan de tarieven die indertijd door deze raad zijn vastge
steld. Als deze richtlijnen, die ook al in de stichtingskosten van nieuw te bouwen woningen zijn ver
werkt, werkelijkheid worden, welk effect heeft dit dan op het hele financiële plaatje?
Tenslotte wil ik een opmerking die de vorige keer ook al is gemaakt herhalen. De informatie aan de
Commissie voor de Financiën was ook deze keer weer te laat en te onvolledig. Persoonlijk moet ik erbij
zeggen dat het project dat wij nu gaan aanpakken een project is met de grootste financiële risico's inde
twaalf jaar die ik in de gemeenteraad zitting heb en dat de voorlichting en de informatie aan de Com
missie voor de Financiën op een wijze geschiedt waar ik in feite geen goed woord voor over heb.
De heer Pruiksma: Voorzover de heer Knol de algemene uitgangspunten heeft opgesomd, zoals die
uit de ter inzage gelegde stukken naar voren komen, acht ik mij ontslagen van de verplichting om dat
nog eens over te doen. Ook over de cijfers zal in dit verband nauwelijks verschil van mening bestaan.
Ik wil beginnen met het maken van enkele algemene opmerkingen en vervolgens enige vragen stel
len ten aanzien van dit omvangrijke en risicovolle project. Een paar maanden geleden is in deze raad
door het college gezegd dat er met betrekking tot de stadsverwarming en alles wat daaraan vast zar be
hoedzaamheid moest worden betracht. Een groot vraagteken werd toen - de heer Knol heeft het ook al
opgemerkt - gezet bij de beheersvorm. Uit de stukken blijkt nu nergens dat daarover een beslissing inde
31
eindfase kan worden genomen. Dat is wel jammer, omdat wij dan 177.000,aan begeleidingskosten
van Twijnstra en Gudde hadden kunnen besparen. Wij vragen ons wel af waarom deze beslissing op dit
moment zo moet worden genomen. Een tweede punt is dat de positie van Frigas in het hele verband na
tuurlijk niet buiten beschouwing kan worden gelaten. Als men dan spreekt over de beheersvorm, zou men
eigenlijk nog een stapje verder moeten gaan en eens moeten nadenken over de toekomstige organisatie
structuur, niet alleen van BV Stadsverwarming maar ook van Frigas zelf. Eigenlijk was het beter geweest
als daarover op dit moment al wat meer duidelijkheid bekend was geweest. In de beheersvorm zoals die
nu waarschijnlijk naar voren zal komen, komt Frigas niet of nauwelijks aan de bak. Dat spijt ons toch
wel een beetje. Uit geruchten blijkt dat het PEB tegen een deelname van Frigas op dat punt geen be
zwaar zal maken. Een voor de hand liggende vraag is dan: Hoe ziet het college de positie van Frigas in
dat verhaal?
Dan nog enkele vragen die naar voren komen bij bestudering van de stukken. De raadsbrief roept
vragen op en laat anderzijds naar ons gevoel toch ook wat vragen onbeantwoord. Een paar maanden ge
leden nog was het standpunt van het college dat geen investering van groot risicodragend kapitaal zou
worden gepleegd zolang de eindrapportage niet tot in de finesses rond was. Als wij nu de stukken lezen,
dan moeten wij concluderen dat het college dat standpunt inmiddels heeft verlaten. Wij hebben echter
nergens een concreet antwoord kunnen vinden op de vraag waarom men van gedachten is veranderd.
Een tweede vraag die ons bezig houdt heeft betrekking op het krediet van de NEOM van 3,5 mil
joen. Uit de stukken heb ik niet kunnen halen dat dit krediet nu onvoorwaardelijk door de NEOM wordt
gegarandeerd. Weet het college op dat punt soms nog meer te melden?
Een derde vraag - misschien is het meer een opmerking - heeft betrekking op de relatie met de pro
vincie in dit verband. Uit de stukken komt naar voren dat de provincie zich op het standpunt stelt dan
wel zal stellen dat de deelname in de stadsverwarmingsproblematiek vergezeld zal moeten gaan - nood
wendig voorzover het de provincie betreft - met overdracht van het GEB aan de provincie. Zoals u be
kend is, is de ondernemingsraad van Frigas daarover nogal verontrust. Ik heb daarover in mijn tweede in
leidende opmerking ook al iets gezegd. Mijn vraag is: Deelt het college die verontrusting? Zo ja, waar
om, en zo neen, waarom niet?
Een vierde vraag heeft betrekking op de subsidie van het Ministerie van Economische Zaken. Die
subsidie van 3,5 miljoen is in eerste instantie toegezegd, toen wij nog spraken over de zogenaamde
warmwatervariant. Voorzover wij hebben kunnen nagaan en navragen is de subsidie nog steeds niet ge
stort, hetgeen naar ik aanneem te maken heeft met het feit dat wij inmiddels in de plannenmakerij van
warmwater op stoom zijn overgestapt. Hiervoor kan men in zekere zin nog begrip opbrengen. Anders ligt
het naar ons gevoel met de achtergestelde lening van de NEOM van 5,5 miljoen. Deze lening lijkt, als
men de stukken goed leest en probeert tussen de regels door te lezen, ook een beetje boven de markt te
hangen, nu men uit de brieven van de NEOM de indruk krijgt dat NEOM en provincie de neiging heb
ben om bijelkaar onder één deken te kruipen wat de overdracht van het GEB aan de provincie betreft.
Mijn vraag is dan: In hoeverre is dat standpunt door de provincie al hard gemaakt?
Mijn vijfde vraag is meer een technische vraag. Zoals de plannen er nu voor liggen zal er een hal
ve zogenaamde STEG-eenheid worden gebouwd in plaats van een hele, terwijl uit de stukken blijkt dat
uit een oogpunt van rentabiliteit een volledige STEG-eenheid waarschijnlijk voor Leeuwarden veel meer
voor de hand zou liggen en de voorkeur zou verdienen. Ons is niet helemaal duidelijk geworden waarom
wij dan worden gepind op het uitgangspunt van de halve STEG-eenheid.
Over mijn zesde vraag zullen straks waarschijnlijk ook wel anderen spreken en ook de heer Knol
heeft het er al over gehad. In dit verband kan namelijk niet onvermeld blijven een vraag naar de stand
van zaken in het overleg met de potentiële afnemers van de stoom die wij in het hele proces zullen
moeten opwekken.
Als je het hele verhaal eens beschouwt van achteren naar voren, dan bekruipt je onwillekeurig het
gevoel dat Vondel gelijk had toen hij zei: "Wat van verre komt gevlogen, wordt hier wonderlijk ont
haald." Wij hebben eerlijk gezegd een beetje de indruk gekregen dat wij nu achteraf voor grotere fi
nanciële risico's dreigen te worden geplaatst dan ooit de bedoeling van deze raad is geweest. Wij reali
seren ons zeer wel dat wij daarbij als gemeente waarschijnlijk een beetje worden vermalen tussen lande
lijke belangen en belangen die spelen bij organisaties die rijkstaken mee uitvoeren, zoals de NEOM.
Wij vragen ons wel af welke verrassingen de provincie - en wellicht ook nog het rijk - voor ons op dit
punt in petto zal blijken te hebben.
ten opmerking daaraan volgend is dat bij de verdergaande discussie over het Coconut-rapport waar
schijnlijk in de toekomst ook de hele gassector aan de beurt zal komen. Het is vanuit Leeuwarden beke
ken naar ons gevoel niet onlogisch om daarbij als Leeuwarder gemeente het standpunt in te nemen dat
frigas op dat punt wellicht in zekere zin een voorbeeldfunctie zou kunnen vervullen. Een ander punt is
ook nog dat het GEB strikt genomen formeel juridisch geen deel uitmaakt van Frigas, maar via een be-