40 Dan kom ik nu toe aan het punt dat wij als fractie een standpunt moeten innemen over de raads- brief. Nu zijn er naar mijn oordeel en ook naar het oordeel van mijn fractie op het ogenblik vier moge lijkheden. Wij kunnen "nee" zeggen tegen het voorstel zoals het er ligt, dan weten wij zeker dat wij tien miljoen af kunnen boeken van onze risico-reserve in de komende jaren. Wij kunnen zonder meer "ja" tegen het voorstel zeggen, maar dat betekent dat al onze eisen en wensen die wij gisteravond enir maart hebben gesteld eigenlijk wat voor de flauwekul zijn gesteld. Dat doen wij dus liever ook niet. Een andere mogelijkheid is dat wij het college in de gelegenheid stellen om alsnog aan de door ons ge stelde voorwaarden te voldoen door dit raadsvoorstel terug te trekken en het bijvoorbeeld eind augustus of half september wederom op de agenda van de raadsvergadering te zetten. Het zou misschien wel goec zijn dat het college nog eens precies op een rij zet wat de gevolgen van uitstel eventueel zouden zijn wat betreft verplichtingen met betrekking tot de voortgang van de woningbouw. Gisteravond is gezegd dat, als wij de ontwikkeling met betrekking tot de stoomvariant niet zouden voortzetten, met name de woningbouw daar veel hinder van zou hebben. Dit is mij niet helemaal duidelijk, want volgens mij zijn in deelgebied VIII van Camminghaburen de contingenten nog niet eens toegewezen, terwijl het zeer on zeker is dat er contingenten komen. Misschien kan het college hier nog even op ingaan. De vierde mo gelijkheid die wij in onze fractie besproken hebben komt er in wezen op neer dat wij op een CD A-ma nier te werk gaan. Wij kunnen namelijk stellen: Wij gaan akkoord, mits.(De heer Pruiksma Alle goede dingen komen langzaam.) Daarom hebben wij het ook overgenomen, mijnheer Pruiksma. Wij overwegen om na de beantwoording van het college een motie in te dienen, die de volgende strekking zou kunnen hebben: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 juli 1982, overwegende dat de voorwaarden die worden gesteld door de provincie Friesland inzake participatie in het stadsverwarmingsproject Camminghabu ren geen aanwijzing bevatten omtrent de omvang van deze participatie en dat voorts geen duidelijkheid bestaat over de toekomstige status van het GEB en de NV Frigas alsmede de omvang van de te verrekenen goodwill van het GEB, stemt in met het raadsbesluit 9073, mits - de overdracht van het GEB wordt gerealiseerd binnen het kader van de toekomstige ontwikkeling van nuts-distributiebedrijven zoals die is weer gegeven in het Coconutrapport; - de overdrachtsprijs van het GEB wordt vastgesteld met als uitgangspunt de gemiddelde bedrijfswinst van de laatste 5 b 1 0 jaar, eventueel door mid del van arbitrage; - de participatie van de provincie Friesland in het risicodragend kapitaal van het stadsverwarmingsproject tenminste even groot is als die van de ge meente Leeuwarden; - de negatieve effecten op de winstontwikkeling van de NV Frigas als ge volg van de uitbreiding van het werkgebied van de stadsverwarming wor den gecompenseerd." De heer Pruiksma: In het algemeen kan men stellen dat het college behoorlijk antwoord hee - gege ven op alle vragen die ik namens mijn fractie gisteravond heb gesteld. Er zijn twee punten die ik toch wat nadrukkelijker onder de aandacht van het college zou willen brengen en waar mogelijk alsncg een antwoord op zou willen hebben. De wethouder heeft in zijn beantwoording gezegd dat met name ge zorgd zal worden voor de belangen van het personeel van Frigas. Daar zijn wij op zich erg mee .geno men maar de vraag die wij op dat punt hebben gesteld ging in feite nog wat verder. Wij hebber ons af gevraagd of niet nu reeds een visie zou moeten worden ontwikkeld omtrent de hele organisatiesti ctuur van Frigas en wat daarvan straks terecht zal komen na de concentratie in de hele Coconut-discu e. Ik heb de indruk dat dat punt in de veelheid van vragen van de zijde van het college wat is onderg - sneeuwd. Een tweede vraag waarop geen concreet antwoord werd gegeven, al zou waarschijnlij wel een bepaalde denkrichting van het college kunnen worden gemotiveerd, ging over de winstposit van Frigas op het moment dat het GEB uit de beheersstructuur wordt gelicht en wordt overgedragen c i de provincie, gesteld dat dat het resultaat van de onderhandelingen zou zijn. Wat zouden daarvan, met name in negatief opzicht, de gevolgen zijn? Men kan daar een vraag aan vastknopen, die ook al een beetje blijkt uit het verhaal van de heer Knol. Een en ander zal becijferd moeten worden en wi tebben er begrip voor dat dat niet op één avond kan plaatsvinden. De vraag rijst dan wel of enig uitstek moge lijk is en, zoja, hoe lang dat uitstel maximaal zou kunnen bedragen. 41 Voor het overige hebben wij gisteravond uiting gegeven aan onze kritische zorg rond dit hele pro bleem. Die zorg hebben wij nog steeds, maar uit de antwoorden van het college hebben wij begrepen dat er achter de tafel niet anders over wordt gedacht. De heer Knol heeft gefilosofeerd over de mogelijkheid om een motie van een zekere strekking in te dienen. Ik moet u zeggen dat in de motie, zoals de heer Knol die in gedachten blijkt te hebben, ele menten van onze bijdrage aan de discussie van gisteravond heel helder zijn terug te vinden. Op die grond is het misschien te overwegen om stemming over het voorstel en wellicht over de motie, nadat het college in tweede instantie heeft gesproken, even uit te stellen tot na de pauze, zodat de raad over de gedachten die zijn ontwikkeld nog even kan nadenken. Voor het overige handhaven wij ons standpunt van gisteravond. Mevrouw Waalkens: Het lijkt erop alsof wij alleen maar tegen zouden zijn. Wij hebben bij iedere discussie steeds weer opnieuw gesteld dat wij de grote risico's die de gemeente Leeuwarden bij de stads verwarming zou lopen niet zagen zitten, dat wij zo graag wilden dat van te voren zou worden overlegd hoe wij die risico's zouden spreiden en dat wij van te voren met de participanten zouden willen praten over de mogelijkheden. Ook gisteren hebben wij gezegd dat wij meer duidelijkheid willen voordat wij een keuze maken. Wij hebben in maart gezegd dat wij niet bereid zijn een schip waarvan de lading is gaan schuiven naar een onbekende haven te laten slepen. Ook gisteravond hebben wij weer gezegd dat wi; meer gegevens willen hebben. De heer Knol denkt erover met een motie te komen waarin hij stelt akkoord te gaan met het raadsvoorstel, mits.De heer Pruiksma heeft ook weer gezegd dat men meer cijfers en meer duidelijkheid wil hebben. Wij willen perse niet alleen maar tegen zijn. Wij zijn zeker voor energiebesparing. Wij zouden graag willen dat de gemeente Leeuwarden positief uit dit hele pro ject zou komen. Maar wij zien een en ander op dit moment gewoon als een te grote onzekerheid. Wij zouden zeker met de woorden van de heer Knol mee kunnen gaan, maar wij hebben daar nog een "mits" bij Dat "mits" is verwoord in een motie van onze kant, die als volgt luidt: "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeer. op 13 juli 1982, besluit het college van b. en w. te machtigen verder te gaan met het ge stelde onder I en II van besluit nr. 9073, mits - in de raadsvergadering van 20 september 1982 aangaande de vooruitgang en resultaten wordt gerapporteerd en in deze vergadering opnieuw kan worden overwogen of door zal worden gegaan met het plan voor de stoom variant en het breder samenwerkingsverband." De motie is mede-ondertekend door de heer De Beer. Op deze manier is er tijd om met de CCF, de provincie, het Ministerie van Economische Zaken en de NEOM om de tafel te gaan zitten en alles in de commissies door te spreken. Als er dan op 20 sep tember 1982 duidelijke cijfers zijn, zullen wij zeker niet nee zeggen, als het kan. Mevrouw Van der WerfGisteren ben ik van het antwoord van de wethouder niet zo verschrikkelijk veel wijzer geworden. Hij heeft niet veel meer gezegd dan hij al had gedaan in de Commissie voor de Financiën en in de gecombineerde vergadering van de Commissie voor de Financiën en de Commissie voor het GEB. Ik denk ook dat ik om die reden vasthoud aan mijn standpunt van gister, dat luidde dat mijn fractie het op dit moment te vroeg vindt om te beslissen. De reden daarvoor heb ik gister uitvoerig gemeld, te weinig informatie was met name een belangrijk punt. Het is niet zo dat wij op dit moment :eggen dat er helemaal niet met deze zaak moet worden doorgegaan. Wij vinden echter dat er over zo'n belangrijk punt, over zo'n miljoeneninvestering, een gedegen en afgewogen besluitvorming moet kunnen plaatsvinden. Ik zou daarom willen voorstellen om de verdere besluitvorming omtrent de voortgang van het stadsverwarmingsproject en de nieuwe investeringen die hiervoor gedaan moeten worden uit te stel len tot 30 augustus a.s. Ik noem deze datum, omdat wij wel degelijk inzien dat er met name wat betreft de investering maar ook wat betreft de verdere besluitvorming haast geboden is en ik denk dat er voor 30 augustus toch wel meer duidelijkheid kan komen. Uit de discussie van gisteravond heb ik begrepen dat er in augustus verdere ontwikkelingen plaatsvinden in het overleg met de provincie en, zo begreep ik uit de krant, ook met de CCF. De resultaten hiervan zouden dan ook in de vergadering van 30 augustus naar voren kunnen worden gebracht. Bovendien zou uitstel tot die datum het college in staat stellen om voor die tijd meer informatie op een rijtje te zetten omtrent de consequenties van overdracht van het GEB, de eventuele voorwaarden die daaraan zouden moeten worden gesteld, enz. Het zou ook kunnen betekenen dat wij, omdat wij uitvoeriger en op basis van meer informatie kunnen spreken, meer van een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 21