56
voldoende overleg gepleegd met het personeel en met de ouders van kinderen op de betreffende scholen?
Wij denken daarbij aan de daarvoor noodzakelijke aanpassing van lesroosters. Is het bijzonder onderwijs
op de hoogte gesteld van de voorgenomen aanpassing van pauzetijden bij het openbaar onderwijs?
Na discussie in de raadsadviescommissie van één juli 1982 resteren er nog enkele vragen. De ac
commodatie van de Regenboog voldoet niet aan de brandveiligheidsvoorschriften. Wil het college er bij
het bestuur van de Stichting kinderdagverblijf de Regenboog op aandringen om dit kenbaar te maken aan
de ouders? Wanneer kan er een voorstel van het kinderdagverblijf verwacht worden met betrekking tot
toelatingscriteria? Reeds in 1979 is daarnaar gevraagd.
Overigens gaan wij als fractie akkoord met het door het college in deze raadsbrief geformuleerde
besluit.
De heer Knol heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Mevrouw Waalkens: Het Programma Kinderdagverblijven en andere kinderopvang 1982 is er een met
vele "ja, maar's" en wensen. De financiën zijn duidelijk het kader geweest waarbinnen geprogrammeerd
diende te worden. Wij zijn echter blij dat er een programma is en dat er een, zij het op beperkte
schaal, gedecentraliseerde opzet tot stand komt. Zeker zullen de gebieden waaruit de kinderen nu naar
de opvangcentra komen vooreerst nog te groot zijn, met alle problemen van dien zoals vervoer, tijd en
veel betrokken scholen. Een begin is echter gemaakt. Ook zijn wij tevreden met het opnemen van het
particulier initiatief de Regenboog in de nieuwe organisatie. Het vinden van een goede accommodatie
voor de kinderdagverblijven de Regenboog, het Jacobijnerkerkhof en het Aldlan is een vereiste. Kan
het college enig inzicht geven in de verdere plannen op dit gebied? Over hoeveel tijd wordt hierover
weer gerapporteerd?
Het verreweg grootste probleem, de naschoolse opvang, is reeds door de vorige spreekster en spre
ker aangehaald. Op dit moment is er nog geen zekerheid omtrent de mogelijkheden van opvang op de
diverse scholen. Een en ander kan dan wel volgens de wet voorgeschreven zijn, de praktijk is dat er nog
geen regelingen dienaangaande zijn getroffen. Wij vinden dat de ouders van kinderen die rekenen of
gerekend hebben op opvang in de kinderdagverblijven een garantie moeten hebben dat die opvang er zal
zijn hetgeen geregeld moet worden of door het bevoegd gezag binnen de kinderdagverblijven of door de
scholen naar aanleiding van een verzoek daartoe. Het tijdsbestek om een en ander te regelen op de
scholen lijkt ons erg kort, eigenlijk te kort.
Voorschoolse opvang en een lange middagpauze zijn problemen die opgelost zouden kunnen worden
door middel van een andere roosteropbouwHet verdient ons inziens aanbeveling om op korte termijn
met betrokkenen van gedachten te wisselen over een zogenaamd tropenrooster. Zo'n rooster zou vee'
problemen inzake de kinderopvang kunnen oplossen. Of een dergelijk rooster op een ander gebied pro
blemen oproept, zou onderzocht moeten worden.
Resumerend, mijnheer de voorzitter, wij gaan akkoord met het programma zoals het er nu ligt met
daarbij gevoegd de opmerkingen inzake de accommodatie en het tropenrooster. Wij gaan op dit moment
niet akkoord met het punt inzake de opvang van kinderen tijdens de middagpauze en na de schooltijd.
Daarover wensen wij meer zekerheid ten behoeve van betrokken ouders en kinderen.
Mevrouw Van der Werf. Allereerst wil ik opmerken dat ik het positieve van dit programma vind dat
met de in het Plan Kinderdagverblijven 1981-1985 voorgenomen decentralisatie, als gevolg van een
principiële keuze dat kinderopvang dicht bij huis dient te geschieden, een begin wordt gemaakt. Hoe
wel wij natuurlijk ook graag zouden zien dat er in elk plangebied een kinderdagverblijf wordt gereali
seerd, zien wij ook wel in dat een en ander niet van de ene op de andere dag valt te realiseren zeker
niet nu de bezuinigingswoede bij het rijk, die allerlei gevolgen heeft voor de gemeenten, nog steeds
doorgaat. Wat dit punt betreft kunnen wij er dus mee instemmen dat er in dit programma gekozen is voor
het voorlopig samenvoegen van een aantal plangebieden. Ik wil echter wel duidelijk stellen dat dit niet
het eindpunt mag zijn. De decentralisatie zal nog veel verder moeten gaan.
De voorstellen met betrekking tot de hele dag opvang van 0-4 jarigen hebben onze instemming.
Op dit moment doen zich daar niet zoveel problemen voor, met uitzondering van het ene heel grote
probleem waar al door verschillende fracties op is gewezen namelijk de miserabele toestand van de ac
commodaties. Wat dat betreft wil ik mij aansluiten bij hetgeen daarover door vorige sprekers is gezegd.
Wel wil ik aan de wethouder vragen om in de rest van dit programmajaar een uiterst voortvarend beleid
te voeren door bijvoorbeeld te gaan overleggen, samen met belanghebbenden, met de woningcorporaties
en met makelaars en dergelijke en hier dan ook een belangrijke prioriteit aan te geven.
Dan kom ik bij het punt over de buitenschoolse opvang. Op dit terrein zullen zich mijns inziens
door het voorgestelde beleid grote problemen gaan voordoen. Op bladzijde vier van het Programma Kin
57
derdagverblijven en andere kinderopvang 1982 staat de grote truc. Op basis van het geciteerde nieuwe
artikel uit het ontwerp van Wet op het basisonderwijs komt het college tot de conclusie dat de organisa
tie van de opvang van de kinderen tussen schooltijden, in samenhang met de invoering van continuroos-
ters, in principe op de school zou moeten plaatsvinden. Hierover wil ik een aantal opmerkingen maken.
B. en w. stellen dat deze conclusie - een en ander staat op bladzijde vier van genoemd programma -
conform het gestelde in het geciteerde artikel is. Welnu, ik kom op basis van het artikel, de toelichting
op de motie Van Ooi jen/Schaapman, die aanleiding was voor het artikel zoals dat nu is opgenomen, en
de discussie die in de Tweede Kamer over die motie plaatsvond tot een andere conclusie. Mijns inziens
gaat het er om om, los van bestaande kinderdagverblijven, buitenschoolse opvangprojecten en dergelij
ke met bijbehorende wachtlijsten, het bevoegd gezag te verplichten overblijfruimten op scholen ter be
schikking te stellen om tegemoet te komen aan de huidige maatschappelijke ontwikkeling. Deze ontwik
keling brengt met zich mee dat in een toenemend aantal gevallen de opvang van kinderen gedurende de
tijd tussen de ochtendschooltijd en de middagschooltijd voor de ouders of ouder een probleem kan zijn.
Met andere woorden, het verplicht b. en w. op geen enkele manier de opvang van kinderen die zowel
tussen als na schooltijd opgevangen moeten worden te verwijzen naar school. Het verplicht het bevoegd
gezag om lokalen voor overblijven ter beschikking te stellen, niet meer en niet minder. Om dan nu op
basis van het zojuist door mij genoemde artikel de hele buitenschoolse opvang ineens te reduceren tot
naschoolse opvang gaat volgens de mening van de PAL-fractie niet op. Let wel, zodra alle scholen een
continurooster hebben - de huidige schooltijden zijn immers ongunstig voor opvang op school - en zodra
het op alle scholen in de overblijvende pauze mogelijk is om onder toezicht over te blijven, is het mis
schien heel goed mogelijk de dan bestaande buitenschoolse opvang in te krimpen tot naschoolse opvang.
Een en ander kan dan worden bekeken. Om nu echter zonder concrete plannen in de richting van een
continurooster en zonder dat er plannen voor overblijfmogelijkheden bestaan te zeggen dat ouders, om
dat de minister het zegt, zelf verantwoordelijk zijn voor tussen de middag opvang en dat buitenschoolse
opvang dus naschoolse opvang wordt, is ons inziens onverantwoordelijk. Wij wijzen dat dan ook vol
strekt van de hand. De gemeente heeft haar eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit
van de kinderopvang. Als morgen de Kamer een motie aanneemt waarin staat dat ouders zelf verant
woordelijk zijn voor kinderopvang en dat de gemeente alleen nog maar een pand ter beschikking hoeft
te stellen, dan zeggen wij toch ook niet: beste ouders zoek het nu verder zelf maar uit? De gevolgen
van de voorliggende plannen betekent voor de kinderen die aangewezen zijn op de buitenschoolse op
vang dat ze straks in drie verschillende situaties worden opgevangen: voor schooltijd door een goedwil
lende buurvrouw, tussen schooltijd door steeds wisselende vrijwilligers en na schooltijd door de buiten
schoolse opvang. Voor de ouders betekent dit dat de zekerheid en gerustheid die ze nu hebben verandert
in organiseren, vragen aan buurvrouwen en afhankelijk zijn van andere ouders die het bovendien vaak
maar zo-zo vinden dat ouders van kinderen allebei overdag werken of studeren. Mijn fractie stelt voor
om voorlopig de tussen de middag opvang in de buitenschoolse opvangprojecten te handhaven. Onder
tussen zal moeten worden gewerkt aan een continurooster - ik heb begrepen dat b. en w. ook een der
gelijk rooster willen, althans zo lees ik dat uit een passage op bladzijde vier van het Programma Kin
derdagverblijven en andere kinderopvang 1982, misschien kan daarover wat meer duidelijkheid worden
gegeven - en zal het realiseren van overblijfmogelijkheden op scholen moeten worden gestimuleerd. Een
en ander betekent dan wel dat voor de buitenschoolse opvangprojecten de gevraagde 33,8 uur per pro
ject beschikbaar moet worden gesteld. In eerste instantie dacht ik dat die extra uren tijdelijk zijn tot er
een continurooster is, maar als het continurooster er is dan is de logische consequentie van zo'n rooster
dat de kinderen eerder uit school komen en langer in de buitenschoolse opvang zullen verblijven. B. en
w. zouden zich zoiets overigens ook moeten realiseren als men zegt een continurooster te willen stimu
leren. Per project willen wij 9,8 uur extra wat in totaal betekent 39,2 uur, afgerond 40 uur. In de be
rekeningen is nog een overschot van 0,2 uur. Dat betekent dat er 32 uur extra uit eigen gemeentelijke
middelen ter beschikking moeten komen. Ik heb daarvoor de volgende motie gemaakt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 juli
1982,
overwegende dat met het oog op de kwaliteit van de buitenschoolse opvang
de hiervoor gesubsidieerde projecten in staat moeten worden gesteld de kin
deren zowel tussen de middag als na schooltijd op te vangen,
besluit daarom per project buitenschoolse opvang 33,8 beroepskrachtentijd
per week toe te kennen."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw De Jong.
k hoop dat de motie steun krijgt. Ik verwacht ook wel dat de motie steun krijgt, in ieder geval van
de PvdA-fractie en van de WD-fractie die immers enorme kritiek hebben geleverd op dit voorstel en