I 58 ook heel goed de problemen signaleren zoals die zich straks gaan voordoen. De enige manier om deze problemen op te vangen is de motie te steunen. Ik neem dus aan dat mijn motie gesteund wordt. Mevrouw Vollema heeft er al op gewezen dat de buitenschoolse opvang te maken heeft met meerde re plangebieden en met alle problemen van dien. Ik wil dat ondersteunen. In enkele bezwaarschriften is ingegaan op de voorgestelde organisatie. Mijns inziens bieden de in het plan gestelde richtlijnen voldoende ruimte voor de door het Overleg Kinderopvang Leeuwarden op gestelde concept-statuten. Uit de bezwaarschriften begrijp ik echter dat de angst bestaat dat de nieuwe projecten ondergeschikt worden als een dependance aan het JacobijnerkerkhofIk wil daarom toch wel graag weten of mijn veronderstelling juist is dat in de voorgestelde organisatiestructuur het Jacobijner- kerkhof een der projecten is en dat dat project volledig gelijkwaardig aan de andere projecten is. Is mijn interpretatie juist? Mevrouw De Jong: Ook ik heb waardering voor dit rapport. Wij zien het Programma Kinderdagver blijven en andere kinderopvang 1982 duidelijk als een aanzet voor een gedecentraliseerde aanpak. D'66 heeft op dit terrein meer wensen dan helaas gehonoreerd worden, zoals het meer gaan werken met be roepskrachten zodat continuïteit gewaarborgd is. Wij zijn ons er pijnlijk van bewust dat de financiële speelruimte beperkt is. Ook wij hebben liever opvangaccommodatie dichter bij huis. Dit programma willen wij zien als een goede aanzet voor een gedecentraliseerde aanpak. Ik kom dan nu bij de accommodatieproblematiek. In deze zaal is al eerder de accommodatie van het kinderdagverblijf Jacobijnerkerkhof aan de orde geweest. Het is eigenlijk teleurstellend en bescha mend dat er voor die situatie nog geen oplossing gevonden is. Het gaat hier om een opvang waar wij on ze kinderen hebben ondergebracht. Ik hoop dat een oplossing gauw in zicht is. De decentralisatie en de kinderopvang krijgen eindelijk gestalte. Wij geven daaraan met dit pro gramma een duidelijke aanzet. Ik hoop dat men de buitenschoolse opvang zo gauw mogelijk kan opstar ten en dat het college het realiseren van een continurooster wil stimuleren. Ik wil met klem bepleiten dat de afbouw van de tussenschoolse opvang van het kinderdagverblijf Jacobijnerkerkhof niet eerder plaatsvindt dan dat er een andere regeling is voor de betrokken ouders en kinderen Het particulier initiatief vanuit de Regenboog wordt ook door D'66 positief beoordeeld. Al met al hoop ik dat het college de zaken met voortvarendheid zal aanpakken. De heer Geerts (weth.): Over de opzet van het programma hoef ik niet veel meer te zeggen. De spreeksters en spreker hebben hun instemming met de hele opzet betuigd. Het maken van het programma heeft wel wat langer geduurd dan wij gedacht hadden, maar dat komt door het feit dat de inhoud van het programma toch ook erg veel te maken heeft met de pas in een laat stadium aan ons toegewezen SP- plaatsen. Er zijn een paar hoofdonderwerpen waar kritiek op is. Ik wil beginnen met het punt van de tussenschoolse opvang. In de Lager-onderwijswet 1920 is een artikel opgenomen waarin staat dat de scholen voorzieningen moeten treffen voor de opvang van kinde ren tussen de middag. In dit artikel staat ook dat het bevoegd gezag dienaangaande stimulerend kan op treden. Het is niet zodat daarmee gezegd wil zijn dat wij niets zouden kunnen doen. Wel is het zodat wij te maken hebben met het feit dat er voorzieningen komen, dat het toch niet zo erg in de rede ligt om twee voorzieningen naast elkaar te hebben en dat daarbij natuurlijk ook het feit in aanmerking moet worden genomen dat een en ander geld kost. Wat hebben wij eigenlijk in het programma gedaan? In het programma hebben wij het budget dat wij jaarlijks beschikbaar hebben uitgebreid met ISP-plaatsen - de financiering van die plaatsen betalen wij dan wel niet zelf - en met 30.000,-- die gebaseerd is op de gevolgen van dit programma. Overigens nemen wij ook nog een deel van de personeelslasten voor onze rekening. De gemeente heeft dus al een hoop extra geld in het programma gestopt. Daarnaast is gerede neerd om te beginnen vanuit de mogelijkheden voor opvang tussen de middag. Een en ander is behoorlijk uitgewerkt. Er zijn opmerkingen gemaakt dat er plangebieden bij elkaar gevoegd zijn en dat wij eigen lijk nog verder zouden moeten gaan met de decentralisatie. Dat zou inderdaad een ideale situatie zijn, maar ik moet daarbij opmerken dat de financiële wal het schip keert en dat de financiële randvoorwaar den die gesteld zijn toch ook erg van invloed zijn op het ontwerp zoals het er ligt. Het is natuurlijk ook een feit dat het wel een goede zaak is dat wij eerst eens een tijd ervaring opdoen met die decentralisa tie om de groeistuipjes wat te reduceren. Een ander punt is de accommodatie. Ik heb daarover overigens in de Commissie voor Welzijnsaan- gelegenheden al vrij uitvoerig uitleg gegeven, ledereen moet erkennen dat de accommodatie aan het Jacobijnerkerkhof een weinig ideale situatie is. Wij zijn in overleg met het betrokken stichtingsbestuur heel driftig bezig geweest naar het zoeken van oplossingen. Wij hebben ook wat oplossingen bekeken zoals de voormalige kleuterschool de Tuinfluiter en de kleuterschool de Lijster en nog een aantal moge- 59 Üjkheden in de binnenstad. Deze oplossingen lagen echter niet zo voor de hand en zijn ook niet geac cepteerd door het stichtingsbestuur. Ik kan op dit moment niet zeggen wat voor concrete mogelijkheden er dienaangaande liggen, ik kan alleen zeggen dat wij uiterst attent zullen zijn op elke mogelijkheid die zich zal voordoen. Een en ander heb ik reeds toegezegd in de Commissie voor Welzijnsaangelegen- heden en dat wil ik nogmaals herhalen, want het moet erkend worden dat de problematiek zoals die ge signaleerd is nijpend is. Enkele raadsleden hebben het punt van de organisatiestructuur genoemd. Het is de bedoeling dat er voor de kinderopvang in Leeuwarden één regeling komt en dat er ook één stichtingsbestuur is waarmee de gemeente praat. De verschillende objecten kunnen binnen die regeling een redelijk autonoom karak ter krijgen, hetgeen natuurlijk afhankelijk is van de wijze waarop de statuten worden samengesteld. Wij hebben daarover al enig overleg met het stichtingsbestuur gehad. Ik heb ook begrepen dat een dezer da gen de statuten zullen worden gepasseerd en dat er overleg gepleegd wordt met iedereen die er mee te maken heeft. Uit dat overleg kan dan ook komen dat het Jacobijnerkerkhof het in alle andere objecten niet voor het zeggen krijgt maar op basis van gelijkwaardigheid binnen die ene stichting zal gaan ope reren Door mevrouw Vollema is gezegd dat wij attent moeten zijn op de mogelijkheid van het aantrekken van WV-krachten, voorzover die mogelijkheid er is. In eerste instantie is een en ander een verantwoor delijkheid van het stichtingsbestuur. Ik ben het echter met mevrouw Vollema eens dat, wanneer zich mogelijkheden ten aanzien van het aantrekken van WV-krachten voordoen, daar dan ook gebruik van moet worden gemaakt. Overigens loopt er nog een aanvraag voor twee ISP-krachten voor een eventuele afvalronde. De zekerheid dienaangaande is niet zo verschrikkelijk groot. De heer Boelens heeft gevraagd hoe het zit met de toetsingscriteria. In de Commissie voor Wel- zijnsaangelegenheden heb ik op die vraag ook al antwoord gegeven. Ik heb daar gezegd dat de toet singscriteria zijn ingediend door het stichtingsbestuur en dat een aantal van die criteria niet voldoet aan de normen zoals de raad die gesteld heeft in het Plan Kinderdagverblijven. Op basis van deze normen zijn de criteria becommentarieerd en is aan het stichtingsbestuur gevraagd de criteria aan te passen. Wij hebben daarop, nadat wij dienaangaande een brief aan het stichtingsbestuur hebben geschreven, nog geen reactie binnengekregen. Met opzet heb ik het punt van de continuroosters en de organisatie van de tussenschoolse opvang even buiten beschouwing gelaten. Ik wil mevrouw Vollema wel zeggen dat het niet juist is dat er niet voldoende overleg is geweest tussen de betrokken afdelingen. Dat is er wel geweest. Wij hebben in een vrij vroeg stadium de zaak gekoppeld. Het is heel nadrukkelijk zo dat wij de afbouw van de tussen schoolse opvang op het kinderdagverblijf aan het Jacobijnerkerkhof gekoppeld hebben aan de mogelijk heden van de tussenschoolse opvang op scholen. Het is dan ook logisch dat daaraan wat moet gebeuren en dat er wat georganiseerd moet worden. Het probleem is dan wel of men een en ander ook voor elkaar krijgt. Zijn de ouders en iedereen die erbij betrokken is bereid om mee te werken? Ik neem aan dat wethouder Ten Brug nog wel op deze kwestie zal ingaan. Mevrouw Van der Werf zegt dat, als het con tinurooster wordt gerealiseerd, de kinderen 'smiddags eerder klaar zijn en dat men dan meer uren nodig heeft voor de naschoolse opvang. Aan de kwestie van het continurooster is de naschoolse opvang nog niet opgehangen. Als het continurooster in grote getale wordt gerealiseerd dan zullen wij ons daarover nog verder moeten bezinnen. Wij hebben het voorlopig over de tussenschoolse opvang die op de scholen wordt gerealiseerd. In de berekening van de 26 uur zijn overigens ook zes dagen onverwacht vrij van de kinderen opgenomen. Dan kom ik op het punt van de tussenschoolse opvang in relatie met de afbouw van de regeling op het Jacobijnerkerkhof. Ik heb zojuist al gezegd dat de verbinding inderdaad getrokken kan worden. Wij moeten met voortvarendheid met deze zaak bezig. Het doel is er op gericht dat wij voor een januari 1983, tot zolang werkt de overgangssituatie, tot concrete resultaten komen. De heer Ten Brug (weth.): Mevrouw Vollema heeft het mij vrij gemakkelijk gemaakt door alle ver wachtingen op het ogenblik te leggen bij mijn opvolger op de portefeuille Onderwijs. Ik kan dat begrij pen gezien de korte tijd dat ik nog meedoe. Dat er voor de raad van 30 augustus 1982 een voorstel over de schooltijden en overblijfmogelijkheden komt waarin alles kant en klaar afgerond is behoort tot de on mogelijkheden. Het is niet zo dat, daarover moet geen misverstand bestaan, met de scholen niet over deze kwestie is gesproken. Wij zijn ruim een jaar met de hoofden van scholen, met de ABOP en met de oudercommissies in gesprek geweest hoe tegemoet gekomen kan worden aan de wensen met betrekking tot de schooltijd en overblijfmogelijkheden. De oude onderwijswet is op dit punt al gewijzigd en aangepast overeenkomstig dat bij de nieuwe Wet op het basisonderwijs het geval zal zijn. Ik wil er wel bij opmer ken dat de interpretatie die mevrouw Van der Werf aan het door haar aangehaalde artikel heeft gegeven noar mijn mening de juiste is. (Mevrouw Van der WerfiDat had u aan uw collega Geerts moeten vertel en I) Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de heer Geerts het hierover met mij eens is. Het over-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 30