66
Punt 37 (bijlage nr. 306).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling van het
Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten in Friesland.
De hear Bilker: In koarte réaksje fan 6s kant op dizze regeling, mynhear de foarsitter. It docht üs
deugd dat men no einlik ta oerienstimming kommen is om ta in wurkbere struktuer te kommen. Dizze
struktuer bestiet net üt eigen regionale tsjinsten, mar men wol troch it ynstellen fan stjoergroepen per
regio komme ta in folslein mienskiplik sintrum foar underwiisbegelieding yn en foar hiel Fryslan. Wy
winskje dat de Schooladviesdienst (SAD) fan Ljouwert sunder al te folie tukelteammen strak har eigen
plak dêryn fynt en har eigen wurkgebiet Ljouwert behaldt. As sadanich binne wy ynnommen mei dit ut-
stel
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Nu duidelijk is gebleken dat een opsplitsing in regionale diensten
van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten (GCO) door de staatssecretaris
niet wordt geaccepteerd, lijkt het ons goed dat de betreffende bepalingen uit de gemeenschappelijke
regeling betreffende regionalisatie worden geschrapt. Wij gaan daarmee akkoord. In verband met de
spoedige inpassing van de SAD in het GCO gaan wij ook akkoord met het reeds nu instellen van een
overgangscommissie. Wij hebben nog wel een vraag. Hoe komt het met de werkgelegenheid bij de SAD
als onderdeel van het GCO? Zal de taak en de functie van de SAD als onderdeel van het GCO nog
veranderen?
De heer Ten Brug (weth.): Ik onderstreep de wensen die de heer Bilker aan het eind van zijn betoog
heeft geuit met betrekking tot de toekomst van de SAD. Wat de werkgelegenheid betreft bij de SAD ga
randeert Leeuwarden, uiteraard via extra basissubsidie, de werkgelegenheid voor de medewerkers van de
dienst
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 38 (bijlage nr. 303).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 38a (bijlage nr. 312).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Commentaar op het rapport Algemene Faculteit i.o. te Leeuwarden.
De heer Buising: Uit het laatste gesprek dat wij in de Commissie voor het Onderwijs over dit onder
werp gevoerd hebben, heb ik begrepen dat de behandeling van dit punt op dit moment min of meer be
doeld is als een steun in de rug van degenen die vanuit de gemeente Leeuwarden de belangen behartigen
van de eventuele universitaire vestiging. Dat het vanuit deze bedoeling gezien voor de hand ligt het
met het standpunt van het college eens te zijn behoeft dan ook geen nadere uitleg meer. De steun waar
om wordt gevraagd wordt graag door onze fractie aan het college verleend, maar ook sluiten wij ons met
name graag aan bij de meer kritische opmerkingen die het college over het rapport Algemene Faculteit
i.o. maakt. De kritische opmerkingen gaan onder anderen over omvang, inhoud, maatschappelijke
vraag en dus levensvatbaarheid van het geheel zoals dat tenminste door de Commissie van Deskundigen
is beschreven en nu ook wordt aanbevolen. De samenwerking tussen het wetenschappelijk onderwijs en
het hoger beroepsonderwijs staat in dit rapport min of meer op de tocht. Als datgene wat wordt aanbevo
len nu aangenomen wordt dan komt er misschien meer in gevaar dan alleen het experiment SHF zoals dat
in de raadsbrief genoemd wordt. Ik denk daarbij dan bijvoorbeeld aan de positie van een school voor
Hoger Economisch en Administratief Onderwijs als die school er nog eens komt. Het college vindt het
geheel te summier en te mager. Met andere woorden: onvoldoende. Het college pleit daarom op blad
zijde drie van de raadsbrief voor een wellicht meer traditioneel gericht studie-aanbod. Ik kan u wel
zeggen, mijnheer de voorzitter, dat die opmerking mij persoonlijk uit het hart is gegrepen. Ik heb wel
eens vaker gezegd dat ik mij met wat spijt al die mooie dingen herinner die werden beschreven in het
rapport Universitaire vestiging in Friesland van zo'n tien 6 elf jaar terug, waarin voor het eerst de ge
dachten over een universitaire vestiging in Friesland gestalte kregen. Eigenlijk kan ik alleen maar con
cluderen dat hoe langer het duurt des te minder het wordt.
Misschien heb ik in de twaalf jaar dat ik lid van de raad ben echter toch wel wat teveel idealisme
overgehouden. Niettemin, wij zijn akkoord met ontwerpcommentaar.
67
De heer Heere: Vestiging, versterking en uitbreiding van de universitaire vestiging in Leeuwarden
acht mijn fractie een buitengewoon belangrijke doelstelling van ons gemeentelijk beleid. Vestiging van
een Algemene Faculteit kan daaraan belangrijk bijdragen. Het bereiken van dat doel moet daarom met
kracht worden nagestreefd. Aan de orde is nu de vraag op welke wijze die Algemene Faculteit het beste
kan worden ingevuld. Ik ben het met het college van b. en w. eens dat de aangeboden vulling te mager
en te eenzijdig is samengesteld. Een pleidooi voor een aanvulling met nog andere studierichtingen is
dan ook terecht, let wel, niet in de plaats van maar als aanvulling op. In verband daarmee is ook een
verruiming van de randvoorwaarden die de studie van de Commissie van Deskundigen hebben ingekaderd
noodzakelijk opdat een aanvullende studie of een heroverweging op een zinvolle wijze mogelijk is.
Kortom, snel beginnen met de realisatie van de studierichtingen sociale zekerheid en maatschappijwe
tenschappen, maar tegelijkertijd streven naar aanvulling en uitbreiding. De elementen die het college
aandraagt voor de brief aan het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit van Groningen voldoen aan
de door mij genoemde wenselijkheden.
Mijn fractie kan er dan ook mee akkoord gaan dat de reactie van de gemeente Leeuwarden op de
voorgestelde wijze wordt geformuleerd.
Mevrouw Van der WerfIk ben blij dat b. en w. toch het initiatief hebben genomen om, ondanks
het feit dat het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit van Groningen dat kennelijk niet nodig
achtte, aan de raad een oordeel te vragen over de voor Leeuwarden zo belangrijke voorstellen voor de
toekomst van de universiteit. Wij kunnen instemmen met de strekking van de raadsbrief. Ik wil er echter
toch nog wel een paar opmerkingen over maken.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat ook nu weer, evenals in het verleden wel vaker ge
beurd is, de belangen van de Groninger universiteit een belangrijke rol hebben gespeeld in de discussies
in de Commissie van Deskundigen. Een belangrijke vraag die gesteld moet worden is of met de voorlig
gende voorstellen er het beste voor Friesland uit wordt gehaald of het beste voor Friesland binnen de
Groninger voorwaarden. Een en ander lijkt veel op het laatste. Een van de voorwaarden van minister
Pais was dat voorstellen voor uitbreiding van de Friese universiteit moeten aansluiten op de ontwikkelin
gen in Friesland. Helaas is nou juist van die voorwaarde weinig terug te vinden. Dat is wat betreft de
procedure voor de totstandkoming van dit rapport ook het geval. Het rapport is geschreven door meren
deels mensen uit het Westen van het land en uit Groningen die geen binding hebben met de Friese situa
tie. De voorgestelde studierichtingen sluiten niet direct aan op de probleemvelden in de Friese regio.
Alleen de specialisatie regionale vraagstukken lijkt er wat op, maar binnen het kader van de maat
schappijwetenschappen is een en ander uiterst zwak. Door bovendien ook nog te kiezen voor detache
ring van wetenschappelijk personeel bevordert men niet bepaald de betrokkenheid op de Friese regio.
Mijn fractie vindt het niet acceptabel dat met voorliggende voorstellen in feite de poten onder het SHF-
experiment, voor wat betreft de hbo/wo -integratie, vandaan worden gehaald. Dit experiment is nog
maar op de helft en heeft dan ook nog niet voldoende kansen gehad. De evaluaties die voortdurend
plaatsvinden zouden gericht moeten zijn op bijstelling in plaats van op vroegtijdige afsluiting. Wij on
dersteunen de mening van het college dat er in Leeuwarden niet alleen maar nieuwe studierichtingen
een kans moeten krijgen. Door experiment op experiment te stapelen wordt de basis voor de Friese uni
versiteit wel erg smal. Ook bestaande studierichtingen zouden een kans moeten hebben. Misschien kan
er nog eens een ruil met Groningen plaatsvinden.
Samenvattend, ik kan instemmen met de raadsbrief met de nadruk op hetgeen op bladzijde twee
staat namelijk dat wat thans in het onderhavige rapport wordt geboden niet meer kan zijn dan een zeer
bescheiden begin van de invulling van de Algemene Faculteit in Leeuwarden. Een en ander mag dus niet
bepaald het eindbod voor Friesland zijn. Er zal snel meer moeten volgen wil de universiteit enige reali
teitswaarde krijgen.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wij zijn het eens met de conclusies van het college in de raads
brief. Met name met de derde conclusie dat voor een grotere participatie aan hoger onderwijs vanuit
Friesland een duidelijker en wellicht meer traditioneel gericht studie-aanbod moet worden gerealiseerd
zijn wij het eens. Mijn fractie staat dan ook achter de conclusies van het college dat datgene wat in
het rapport van de Commissie van Deskundigen is verwoord te vaag en niet concreet genoeg is. Wij wil
len hier graag concretere studierichtingen.
Mevrouw De Jong: Aller instemming, mijnheer de voorzitter.
De heer Ten Brug (weth.): De raad stemt in met het standpunt dat het college heeft ingenomen met
betrekking tot het rapport Algemene Faculteit i.o. te Leeuwarden. De raad stemt er uiteraard ook mee