an-
aanwezigheid van agenten in de bussen had misschien een ander beeld bij de supporters van FC Den
Haag opgeroepen, want uit latere interviews met deze mensen is wel gebleken dat ook zij zich, zoals
meer mensen in de Randstad, optrekken aan het op niets berustende superioriteitsgevoel ten opzichte van
de provincie. Verder is het volgens mij niet verstandig geweest van het bestuur van SC Cambuur om de
Hagenaars zulke slechte staanplaatsen toe te wijzen. Toen de hele affaire uit de hand begon te lopen
moest de doelstelling worden verlegd. De keuze die toen is gemaakt, namelijk kiezen voor het uit el
kaar houden van de twee partijen - de supporters van FC Den Haag en die van SC Cambuur -, is denk ik
een juiste keuze geweest. Die keuze is op dat moment en ook later niet door het publiek begrepen; op
dat moment was een en ander voor buitenstaanders ook moeilijk te overzien. Bij de toeschouwers was
grote verontwaardiging en ontzetting dat alles wat zich voordeed ongestraft kon. De beslissing om de
supporters per bus naar Grouw te vervoeren heeft waarschijnlijk een ware veldslag in de binnenstad
voorkomen. Uit het feit dat na 28 september 1982, toen alle zaken in de krant uit de doeken zijn ge
daan, geen ingezonden stukken meer zijn verschenen concludeer ik dat bij de Leeuwarder bevolking
achteraf begrip is ontstaan voor de keuze die de politie toen heeft gemaakt.
Hoe nu verder? Het hele gebeuren heeft zijn sporen getrokken in het politiekorps. De politie voel
de zich te kijk en door de omstandigheden in zekere zin buitenspel gezet. Belangrijk is het feit dat door
de korpsleiding is toegegeven dat er verkeerde inschattingen zijn gedaan, hetgeen het zoeken naar
dere wegen mogelijk maakt. U, mijnheer de voorzitter, hebt bij de evaluatie geconstateerd dat er bij
het personeel aarzelingen bestaan over het nuttig effect van het nu bestaande overleg. De dienstcom
missie hield zich tot nu toe praktisch alleen bezig met rechtspositionele zaken. Er is nu overleg toege
voegd over activiteiten van bijzondere aard en met een grotere personeelsinzet. Ons inziens moet ook
een begin worden gemaakt met zaken die globaal zijn geregeld in het Beleidsplan voor de politie dat
door de raad is aanvaard. Vooruitlopend op deelnota's kan er in de praktijk van alle dag naar de geest
van het beleidsplan gehandeld worden, hetgeen betekent een betere communicatie in beide richtingen
en vooral het betrekken bij de gang van zaken van de mensen die dagelijks met het publiek omgaan.
Verantwoordelijkheid overdragen dus, want het incident Cambuur is niet iets dat op zichzelf staat, maar
is een symptoom. Uit het gesprek dat de Commissie Openbare Orde heeft gevoerd met de dienstcommis
sie is ons ook gebleken dat de leden van het korps die uitbreiding van het overleg graag willen. De
praktijk tot nu toe is geweest dat het Beleidsplan voor de politie in gespreksgroepen is besproken en dat
er themadagen zijn geweest. Vanmorgen heb ik daarover voor het eerst een rapport gezien dat reeds in
april is verschenen. Uit dat rapport blijkt dat er door iedereen in een en ander veel energie is gestoken.
In de gang van zaken van alle dag is er voor de politieman of de politievrouw evenwel niet veel veran
derd, iets wat nu tweeërlei reacties oproept in het korps. De eerste reactie is dat men verder moet op de
uitgezette koers in een wat sneller tempo met alle risico's voor het maken van fouten. De tweede reac
tie is dat men terug moet naar "af", naar de oude situatie die ik dan omschrijf als: wij doen wel dat wat
er aan de top wordt gezegd. De tweede reactie achten wij zeer gevaarlijk, want dat betekent terugval.
Inhaken daarop moet worden voorkomen, wat beter zal slagen als men zaken, die nu nog op papier
staan, zichtbaar maakt in het dagelijks werk met alle onzekerheden die daarbij horen.
Samenvattend, wij vinden het vreemd dat de leiding van de politie zich heeft geconcentreerd op
één model om het te verwachten conflict tot een goed einde te brengen. Het van tevoren doorspreken
van verschillende modellen en het achter de hand hebben van meer mensen in welke organisatievorm ook
had ons inziens meer voor de hand gelegen. Verkerende in de situatie zoals die kort na de aanvang was
menen wij dat er goede beslissingen zijn genomen met betrekking tot het uit elkaar houden van partijen
en het vervoer van de Hagenaars naar het station Grouw, hoewel wij net als ieder ander de daar aange
richte ravage betreuren. Wat ons inziens binnen het korps moet gebeuren heb ik al eerder toegelicht.
Om te komen tot een oplossing van de materiële problemen in de toekomst is een overleg gestart
met SC Cambuur, de Dienst voor Sport en Recreatie en de politie. Wij wachten de voorstellen tot ver
betering van het stadion af. Ik zou nu al vast willen zeggen dat wij het opsluiten van groepen mensen in
afgezette gedeelten, de zogenaamde kooien, een alleruiterste middel vinden.
De heer Pruiksma: Bij brief van 14 september 1982 heeft mijn fractie u, mijnheer de voorzitter, ge
vraagd om een beschrijving te geven van de gebeurtenissen op 11 september 1982 rond de voetbalwed
strijd SC Cambuur-FC Den Haag. Wij hebben in die brief meegedeeld dat wij als fractie ons politiek-
bestuurlijk oordeel eerst na de verkregen toelichting zullen geven. Die gelegenheid doet zich thans
voor. Ik wil niet verhelen het gevoel te hebben op onderdelen bezig te zijn met een herhaling van de
raadsvergadering van 5 april 1982 toen wij spraken over gevoelens van onveiligheid bij de in de binnen
stad wonende burgers en het met betrekking tot die gevoelens te voeren politiebeleid. In dit verband
merk ik op dat u, mijnheer de voorzitter, toen in woord en gebaar duidelijk hebt gemaakt het met het
standpunt van mijn fractie inzake handhaving van de orde - ik spreek niet over rechtsorde - niet, al
thans niet volledig, eens te zijn. Elk gevoel van triomf is ons vreemd als ik u zeg dat ik niet opnieuw
de advocaat-generaal Niemeijer zal citeren. Ik herinner u wel aan wat de heer Niemeijer gezegd heeft
over sepot-fans en klachtdelicten en aan de omstandigheid dat wij zijn standpunt ter zake nog steeds
onverkort delen.
Een rechtsstaat bestaat bij de gratie van handhaving van de eigen norm. De scheiding van de
staatsmacht zoals wij die sinds de trias politica van Montesquieu kennen veroorzaakt echter niet dat
wetgevende macht, uitvoerende macht en rechterlijke macht een dusdanig onafhankelijk bestaan van el
kaar leiden dat handelen of nalaten van de een de ander in zijn functioneren niet zou kunnen raken.
Immers, door mijn fractiegenoot Jansma is in deze raad al eens vaker gezegd dat wanneer de uitvoerder,
in dit geval de burgemeester, de norm van de wetgever, de raad en hoger - denkt u aan APV en het
commune strafrecht - als doelstelling niet ten volle nastreeft, er voor de rechter geen taak is weggelegd
om te komen tot beoordeling en wellicht bestraffing van normvervagend gedrag van diegenen die inbreuk
maken op de rechtsorde. Aangezien mijn fractie blijft hechten aan toepassing en uitvoering van de be
ginselen van de rechtsstaat, zou het naar ons oordeel voor de hand hebben gelegen dat er op 11 septem
ber 1982 voor een andere vorm van politie-optreden was gekozen. Uit de stukken is mij niet duidelijk
geworden welke doorslaggevende redenen er zijn geweest om het politiepersoneel te instrueren tot het
gedrag dat dat personeel waardig en beheerst aan de dag heeft moeten leggen. Ik merk op dat uit de
stukken niet blijkt wat inhoudelijk het advies van de korpsleiding aan u, als hoofd van de politie, is
geweest.
Er van uitgaande dat uw uitlatingen in de pers niet uit zijn verband zijn getrokken nog het volgen
de. In persberichten heeft u de vraag gesteld wat men bereikt met aanhoudingen. U beschouwde die
vraag kennelijk niet alleen als een retorische, getuige het op die vraag volgende antwoord: niets. Het
gevaar dat een dergelijke opvatting in zich bergt is het beste te demonstreren aan de hand van het voor
beeld "rechtsaf door rood licht", waarbij aan fietsers wordt toegestaan om onder bepaalde omstandighe
den het rode stoplicht te negeren, niet omdat de verkeersveiligheid plotseling mildere eisen stelt, maar
simpelweg omdat politiemankracht ontbreekt om in voldoende mate tot het maken van processen-verbaal
te komen. Verdoezeld wordt daarmee echter het gevaar dat, door het gedwongen of moedwillig achter
laten van de normhandhaving, die norm in een neergaande spiraal terechtkomt en aldus vatbaar wordt ge
maakt voor constante bijstelling in neerwaartse richting. Terugkerend naar 11 september 1982 spreek ik
dan nog niet eens over artikel 163 en volgende van het Wetboek van Strafrecht en over de artikelen 153
en 160 van het Wetboek van Strafvordering.
Het standpunt van mijn fractie is dat normschending op de door het recht geëigende wijze dient te
worden beantwoord. Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat het op 11 september 1982 gevoerde beleid
met onze opvattingen volstrekt niet spoort.
De heer De Beer: Na bestudering van de ter inzage gelegde stukken zijn enkele punten duidelijk.
Ten eerste, de individuele politieman treft geen blaam. Integendeel, in de benarde situatie is hij be
heerst opgetreden en verdient hij daarvoor onze waardering. Ten tweede, een en ander geldt tevens
voor de chauffeurs van de FRAM die de taak hadden om de supporters - zo noem ik ze nog maar - terug
te brengen naar de trein op het station Grouw. Ten derde, de beslissing vooraf om geen ME paraat te
houden - dat had best kunnen gebeuren zonder dat iemand dat kon zien, bijvoorbeeld in het bureau van
de rijkspolitie - is een foutieve beslissing geweest. Na de berichten op de dag van de wedstrijd uit Den
Haag en ook uit Utrecht had men zonder aarzelen de ME achter de hand moeten hebben om, als dat no
dig zou zijn, deze in te zetten. Door nu alleen maar te constateren dat dat had moeten gebeuren maakt
u, mijnheer de voorzitter, zich er gemakkelijk van af. Op het constateren had moeten volgen dat bij de
minste twijfel men het zekere voor het onzekere zou moeten nemen en de ME achter de hand had moeten
hebben. Bij eerdere gelegenheden heeft u, mijnheer de voorzitter, meerdere malen laten blijken hier
geen voorstander van te zijn; ik hoop echter dat u in de toekomst niet zult aarzelen dat wel te doen. In
deze situatie, waarin duidelijk blijkt dat het Cambuurstadion niet voldoende voorzieningen heeft om dit
soort supporters te bergen, had naar andere wegen gezocht moeten worden. Door de juiste beslissing niet
te nemen zijn politiemensen, buschauffeurs en bezoekers blootgesteld aan groot gevaar, hetgeen niet
valt goed te praten. Door deze verkeerde beslissing was de politie niet in staat haar taak naar behoren
te vervullen.
Ik ga niet in op de details van de rapporten, al moet mij wel van het hart dat men, wanneer men op
bladzijde twee, laatste alinea, van de nota over het politie-optreden leest dat er zich bij het transport
van de betrokken groep naar het stadion geen bijzondere problemen hebben voorgedaan - tijdens dit
vervoer zaten er evenwel meer Hagenaars op dan in de bus -, altijd gelijk krijgt.
Wanneer en op welke wijze denkt u, mijnheer de voorzitter, een brief te sturen aan de gemeente
raad van Idaarderadeelaan de NS en aan de FRAM over de moeilijke taak die zij naar behoren hebben
vervuld?