heeft vervuld. In de raadsbrief staat hierover: .dat de brandweer op verzoek van de politie gereed schap beschikbaar heeft gesteld en overgebracht naar de Maria LouisastraatOverigens is de brandweer niet bij de ontruiming betrokken geweest. De brandweer wordt ten aanzien van gekraakte panden niet anders ingeschakeld dan ingeval van bestrijding van brand of van hulpverlening bij een ongeval.11 Ik neem aan dat hieronder niet wordt verstaan dat geüniformeerde brandweermannen, gehelmd en al, met breekijzers bij de deuren staan. Ik heb evenwel een foto gekregen waarop een brandweerman samen met een agent met een koevoet in de aanslag voor de deur van het pand in de Maria Louisastraat staat Ik concludeer uit de handeling op deze foto dat de betrokkenheid van de brandweer duidelijk verder is ge gaan dan alleen maar het afleveren van materiaal, terwijl er in het onderhavige geval zeker geen spra ke was van brand of ongeval. Ik heb de foto meegenomen en ik zou graag willen dat u die ook even be kijkt. Ik wil dan graag van u weten of u ook van mening bent dat er op de foto toch wel sprake is van een wat andere situatie dan in de raadsbrief wordt voorgesteld. De heer Bijkersma: Door het kraken van woningen en gebouwen wordt er danig geknaagd aan het rechtsgevoel van vele Nederlanders. Wordt er door sommigen sympathie opgevat voor krakers, het me rendeel van de Nederlanders is van oordeel dat in de eerste plaats de regels van de rechtsorde dienen te worden gehanteerd. Zij vormen de basis van een democratisch bestaan en het kan dan ook niet anders dat de overheid ingrijpt en zich te weer stelt tegen een inbreuk op de rechtsorde en de rechtsregels, zo als die zijn vastgesteld. Onderscheid tussen het mijn en het dijn dient wel degelijk te blijven bestaan. Zeer terecht hebt u, mijnheer de voorzitter, uw taak verstaan door bij het door de krakers bezette per ceel Maria Louisastraat 2 in te grijpen. Dat u daarbij alle u ten dienste staande middelen hebt gebruikt, kunnen wij alleen maar onderstrepen. Daar uit verstrekte informaties bovendien is gebleken dat u daar bij op generlei wijze de grenzen van de u gegeven bevoegdheden hebt overschreden, kunnen wij ons volledig opstellen achter de door u voorgestelde beantwoording van de door PEL gestelde vragen. Ik kan u verder nog zeggen dat mijn fractie geen behoefte heeft aan de motie die door PAL is inge diend Mevrouw De Jong: Ik wil beginnen met te stellen dat nijpende woningnood en langdurige leegstand niet met elkaar te rijmen zijn. Wat het pand Maria Louisastraat betreft meen ik te mogen zeggen dat wij hier kunnen spreken van een leegstaand pand. ledereen die hier regelmatig langs komt heeft kunnen constateren dat dit pand zeker al een jaar onbewoond is. Dit wil ik heel duidelijk stellen. Was het wel zo terecht dat dit pand werd leeggehaald? De indruk is gewekt dat het bij de ontruiming gebruikte ge weld alle proporties te buiten is gegaan. Wat dit betreft wil ik herhalen wat ik ook in de Commissie voor de Openbare Orde heb gezegd. Ik was heel toevallig bij de ontruiming aanwezig. Wat er binnen is gebeurd weet ik niet. Over wat er buiten is gebeurd kan ik mij volledig scharen achter hetgeen in de raadsbrief is gesteld. Dat wil ik heel duidelijk zeggen. Over de inzet van de brandweer heb ik ook zo mijn vragen. Ik ben namelijk van mening dat de brandweer niet het instrument is dat bij een kraakactie moet worden ingezet. De heer Pruiksma: De laatste volzin van het raadsvoorstel: "Wij geven u in overweging adressant van het vorenstaande in kennis te stellen als antwoord op zijn brief." heeft onze volledige instemming. De Voorzitter: Ik zou mij willen aansluiten bij de opmerking van mevrouw Vlietstra en mevrouw Van der Werf, namelijk dat het nu geen zin meer heeft om verder te discussiëren over de wijze waarop betrokkenen in de Maria Louisastraat zijn behandeld. Daarover zijn inderdaad klachten ingediend en het is mijns inziens het meest verstandig af te wachten wat de daarvoor bestemde procedure oplevert. Mijn mening daarover is overigens duidelijk verwoord in de antwoorden die ik destijds heb gegeven op de vragen die door de PAL-fractie zijn gesteld. Mevrouw Van der Werf heeft gezegd dat het niet eenvoudig is vast te stellen of er sprake is van huisvredebreuk. Dat geef ik zonder meer toe. Het is heel moeilijk om in de praktijk vast te stellen wan neer er sprake is van huisvredebreuk. De situatie kan zich voordoen dat mensen zich toegang verschaf fen tot een woning die in gebruik is; geen leegstaand pand dus. Binnentreden in een huis dat in gebruik is, mag niet. De betrokken gebruiker kan dan aan de politie vragen dat huis binnen te gaan en degenen die zich daarin eventueel ten onrechte bevinden daaruit te verwijderen. Van deze situatie was in het onderhavige geval sprake. Men kan van mening verschillen over de vraag of dit pand wel of niet in ge bruik was. Men heeft in dit geval gemeend de conclusie te moeten trekken dat dit pand in gebrui: was. Op bepaalde tijdstippen kwamen er nog mensen in het pand en het was nog ingericht. Er werd zo nu en dan dus verblijf in gehouden en zolang dat het geval is mag een ander zich er niet in begeven. Ook kan zich de situatie voordoen dat er inderdaad sprake is van een leegstaand pand. Als geconstateerd wordt 39 dat iemand een leegstaand pand binnengaat dat niet het zijne is - dat heet dan "op heterdaad betrap pen" -, dan kan ook worden overgegaan tot aanhouding en overbrenging van die persoon of personen naar het politiebureau. Als een dergelijk geval zich voordoet, dan vindt daarover overleg plaats tussen de officier van justitie, de korpsleiding en ondergetekende. Het geval - elk geval is anders, daarom is het ook niet mogelijk daarvoor algemene richtlijnen te geven - wordt doorgepraat en dan wordt in dat zogenaamde driehoeksoverleg bepaald of meteen zal worden opgetreden tegen dat op heterdaad gecon stateerde feit. Ik kan niet voldoen aan wat in de motie staat, namelijk richtlijnen vaststellen en daar mee in de Commissie voor de Openbare Orde komen, want de leiding van de politie, de officier van justitie en de burgemeester discussiëren daarover mee; de verantwoordelijkheid ligt bij de officier van justitie en perse niet bij mij. Er wordt dus gediscussieerd, het geval wordt bekeken en uiteindelijk be slist de officier van justitie of al dan niet direct dient te worden opgetreden. De derde situatie die zich kan voordoen is wanneer niet op heterdaad wordt geconstateerd dat een leegstaand pand wordt gekraakt. Dan dient er eerst een gerechtelijke uitspraak te komen alvorens er iets kan worden gedaan. De civiele rechter moet daarover dan een oordeel uitspreken, dat is de bestaande jurisprudentie. Of men daar voor of tegen is doet niet ter zake. Dan heeft de rechter de belangen af te wegen van degenen die het pand hebben gekraakt en degene die eigenaar is - er is dan immers geen sprake van een gebruiker, er is dan alleen maar sprake van een eigenaar/niet gebruiker en mensen die een pand in bezit hebben genomen - en dan maakt de rechter uit of de krakers in het pand mogen blijven, ja of nee. Als de rechter uit spreekt dat de krakers er niet in mogen blijven, dan betekent dat dat ik - de officier van jusitie staat daar verder buiten - een dergelijk bevel moet uitvoeren met de politie. Als de rechter beslist dat een pand niet ontruimd wordt, dan mogen wij niets doen. Ik heb nu de drie situaties genoemd die zich kunnen voordoen. Ik erken - daar mag geen menings verschil over zijn - dat het vaak uitermate moeilijk is om exact vast te stellen of een pand wel of niet in gebruik is. Het is ook moeilijk om te beslissen of, als er gekraakt is, dat op heterdaad is geconsta teerd, ja of nee. Ik zeg nogmaals met nadruk dat de politie, als de gebruiker vraagt zijn huis binnen te gaan en er mensen uit te halen die er niet thuis horen, dat direct mag doen en daar geen machtiging voor nodig heeft van de officier van justitie of de burgemeester. Ik zal het heel simpel stellen. U hebt een huis en u bent drie 6 vier weken in het buitenland geweest. U komt thuis en u constateert dat er mensen in uw huis zijn. U belt de politie en zegt dat er een hele tijd niemand in het pand heeft ge woond en dat u nu geconstateerd heeft dat er mensen in uw huis zijn. Dan komt de politie en als u dan als juridisch gebruiker aan de politie vraagt naar binnen te gaan en degenen die niet in het pand thuis horen er uit te halen, dan behoort de politie dat te doen; dat is de hulpverlening van de politie. Ik ben best bereid over een en ander nog eens te discussiëren in de Commissie voor de Openbare Orde. Ik kan u echter niet toezeggen met richtlijnen te komen, want ik kan die richtlijnen gewoon niet geven, dat is niet mijn competentie, dat is niet mijn bevoegdheid. Dan moet ik nog een antwoord geven op de vragen die zijn gesteld over de brandweer. Ik heb met belangstelling kennis genomen van de foto die mevrouw Van der Werf mij heeft gegeven. Ik denk dat de brandweerman daar beter wat uit de buurt had kunnen blijven. In het onderhavige geval heeft de politie bepaald materieel gevraagd dat men nodig had en dit is door de brandweer naar de Maria Louisastraat gebracht. Hetgeen nadien in een gesprek is gezegd, staat vermeld in de raadsbrief. Als zich een derge lijk geval weer voordoet, heeft de brandweer daar niet te komen. De brandweer moet alleen uitrukken als er sprake is van brand of ongevallen en wanneer er hulp moet worden verleend; in andere gevallen hoeft de brandweer zich niet af te vragen wie in het pand zit of wat in het pand gebeurt. In dit geval was de brandweer dus ter plekke en men zal naar ik aanneem met interesse hebben gevolgd wat er verder is gebeurd. Men had echter beter meteen terug kunnen rijden naar de kazerne, dat was verstandiger ge weest. Maar goed, een en ander is intussen uitdrukkelijk geregeld en het gebeurt dus niet weer. Mevrouw Van der Werf: Ik wil graag beginnen met te stellen dat mijn fractie toch wel duidelijk een andere opvatting heeft over het verschijnsel kraken dan de woordvoerder van de VVD naar voren heeft gebracht. Wij vinden nog steeds dat kraken een belangrijke functie vervult in het aan de kaak stellen van langdurige leegstand en speculatie met maatschappelijk een zo belangrijk goed als woonruimte en dat dan ook nog in een situatie waarin sprake is van woningnood. Dan het beleid. U zegt zelf dat het erg moeilijk is vast te stellen of er sprake is van huisvrede breuk. Vervolgens zegt u dat er in dit geval sprake was van huisvredebreuk. Het gaat juist om de gron den waarop huisvredebreuk wordt gepleegd. Ik heb namelijk nog steeds de indruk - dit blijkt uit uw ver haal in de Commissie voor de Openbare Orde, uit uw beantwoording van de schriftelijke vragen en ook nu weer - dat in dit geval niet zorgvuldig genoeg is nagegaan of er nu wel of niet sprake was van huis vredebreuk. Er is louter afgegaan op de verklaringen van de eigenares en de beherend makelaar. Ik heb zonet genoemd - u bent daar niet op ingegaan - dat de waterleiding in het betreffende pand al een jaar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 20