40 was afgesloten. Dat zou toch tot nadenken moeten stemmen, dat roept toch het gevoel van twijfel op of er wel of niet sprake is van bewoning. Om die situaties gaat het en voor die situaties zouden er richtlij nen moeten worden opgesteld hoe de politie dient te handelen. In eerste instantie moet er bijvoorbeeld contact worden opgenomen met de burgemeester, waarna er, als dat nodig is, in het tripartite-overleg moet worden besproken wat er in zo'n geval moet worden gedaan. Zeer zeker moet ook bij andere men sen worden nagegaan of er wel of niet sprake is van bewoning. U komt dan met het verhaal van mensen die op vakantie zijn. Natuurlijk moeten dat soort situaties niet voorkomen en moeten die mensen worden beschermd. Ook in dat geval is het natrekken bij buurtbewoners een heel simpel middel om te constate ren of in het bewuste pand mensen wonen die toevallig drie weken met vakantie zijn. Zo zijn er nog le gio andere middelen te bedenken waarop dat kan worden nagegaan. Op zich lijkt die verklaring mij dus niet afdoend. U zegt dan dat de officier van justitie verantwoordelijk is en dat daarom de richtlijnen niet in de Commissie voor de Openbare Orde kunnen worden besproken. U hebt ook gezegd dat een en ander wel in het tripartite-overleg aan de orde komt. Nou, die richtlijnen zouden in dat tripartite-overleg kunnen worden vastgesteld. Voor die richtlijnen heb ik in eerste instantie een aantal suggesties gedaan. Daar bent u niet op ingegaan, misschien wilt u dat nog doen. Ik neem aan dat u in de discussie in dat tripar tite-overleg een bijdrage heeft. Over die bijdrage van u - in dit geval uw opvatting over hoe de politie ten aanzien van dit soort situaties zou moeten handelen - zouden wij met elkaar in de Commissie voor de Openbare Orde kunnen discussiëren. Dat wil ik dus graag en daarom handhaaf ik mijn motie. De brandweer is toch duidelijk verder gegaan dan alleen maar materiaal afleveren. Ik heb de in druk dat u dat eigenlijk ook wel toegeeft door heel duidelijk te stellen dat in het vervolg niet weer zo mag worden gehandeld en dat de brandweer zich alleen maar tot brand en ongevallen moet beperken. De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, ik heb er behoefte aan in tweede instantie toch nog iets via u tegen mevrouw Van der Werf te zeggen. Mevrouw Van der Werf stelt voor in dergelijke gevallen bij omwonenden te informeren wat er in een pand gebeurt. Dat doet mij denken aan de periode die nu 40 45 jaar geleden achter ons ligt en ik wijs zo'n voorstel dan ook af. (Mevrouw Van der WerfPer in terruptie wil ik bezwaar maken tegen de opmerking van de heer Bijkersma. Al eerder op de avond, toen ik het had over racistische leuzen op muren enz., heeft hij min of meer gesuggereerd dat ook mijn groe pering daaraan een bijdrage levert. Nu weer doet hij een opmerking dat mijn verhaal hem doet denken aan 40 jaar geleden. Ik maak daartegen bezwaar.) Mevrouw Vlietstra: Ik zou ook willen beginnen met een opmerking aan het adres van de heer bijker sma. Ik denk dat mensen die kraken dat niet voor hun lol doen, maar dat kraken heel duidelijk een sig naal is van een nijpende woningnood. De heer Bijkersma zegt dat kraken geweld doet aan het rechtsge voel van burgers. Mijns inziens doet het leegstaan van woningen geweld aan het rechtsgevoel van grote groepen andere burgers. Ik ben het niet met de opvattingen van de heer Bijkersma eens. Dan wil ik nog even ingaan op de antwoorden van de burgemeester. Hij zegt terecht dat het moei lijk is om vast te stellen wanneer er sprake is van huisvredebreuk. Mijn vraag blijft hoe men dat dan in het vervolg denkt vast te stellen. Gaat men alleen af op datgene wat de eigenaar daarover aan informa tie geeft of gaat men zich breder oriënteren, bijvoorbeeld bij mensen in de buurt. In het pand waarover wij nu praten waren gas en licht afgesloten, terwijl de waterleiding ook niet al te best functioneerde; er zijn dus meer mogelijkheden waarop men kan nagaan of een pand wel of niet bewoond is dan a: een maar afgaan op de informatie van de vermeende eigenaar. De burgemeester zegt een aantal keren dat de politie in kan grijpen, behalve als het gaat over ge vallen waarbij men niet op heterdaad wordt betrapt. In een dergelijke situatie moet er een rechterlijke uitspraak komen, waarna, als de rechter het nodig acht, de politie moet ingrijpenAls er echter wordt gezegd dat de politie kan ingrijpen, dan betekent dit naar mijn gevoel nog niet dat de politie moefin- grijpen. Dan komen wij volgens mij bij de punten die mevrouw Van der Werf in haar motie probeert naar voren te halen, namelijk: wanneer grijp je in, wat zijn de criteria en op welk moment doe je dat' Ik wil de motie graag steunen en aan de burgemeester vragen om toch met duidelijke richtlijnen te komen waarover in de Commissie voor de Openbare Orde verder kan worden gepraat. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik geloof dat het nuttig kan zijn als u omschrijft wat onder ge bruiker" wordt verstaan. Het gaat hier namelijk om twee begrippen: "huisvredebreuk" die moeilijk is vast te stellen en de "gebruiker" die zegt dat er huisvredebreuk is. Als ik u goed heb begrepen wordt een geval, wanneer vaststaat dat het om huisvredebreuk gaat - de gebruiker doet hiervan melding -, niet besproken met de officier van justitie, terwijl, als het om kraken gaat, nog bekeken kan worden of er wei of niet moet worden ontruimd. Ik zou graag willen dat u het begrip "gebruiker" nader definieert. 41 De Voorzitter: De moeilijkheid is - ik heb er net ook al op gewezen - wanneer een pand nog wordt gebruikt. Het eerste moment waarop dat wordt bepaald is wanneer een gebruiker de hulp inroept van de politie. De politie moet dan beoordelen of men inderdaad te maken heeft met een pand dat nog in ge bruik is. Als er anderen in het pand zijn en de hulp van de politie wordt gevraagd, dan kan de politie die hulp inderdaad direct verlenen. Daartoe is de politie gerechtigd, ik geloof op een bepaald moment zelfs verplicht; dat hangt van de situatie af. Als de politie aarzelt, dan kan men informatie inwinnen. De politie kan ook zeggen: Wij verlenen niet direct hulp, wij willen daar toch eerst met de officier van justitie en de burgemeester over praten. In eerste instantie is het dus aan de politie, wiens hulp wordt ingeroepen, om te beoordelen of een pand in gebruik is ja dan nee. Er zijn gevallen waarin het uiter mate moeilijk is om exact vast te stellen of een pand wel of niet in gebruik is. Het kan voorkomen - ik doel dan niet op het geval in de Maria Louisastraat - dat de politie, wiens hulp wordt ingeroepen, aar zelt, eerst wil overleggen en probeert mij of de officier van justitie te pakken te krijgen. Betrokkenen kunnen dat de politie uitermate kwalijk nemen, want, zo zeggen zij, u kunt toch zien dat het huis ge meubileerd is! Als dat zo is, dan behoort de politie hulp te verlenen. Er kan nooit scherp worden om lijnd in welk geval er wel of niet sprake van bewoning is. De politie heeft duidelijk de opdracht dat er zorgvuldig te werk moet worden gegaan. Ook het omgekeerde kan zich voordoen. De politie kan in een bepaald geval hulp verlenen, terwijl bij anderen twijfel kan rijzen of het inderdaad om een in gebruik zijnd pand gaat. Dit klinkt vaag, maar er zijn grensgevallen waarbij uitermate moeilijk exact kan wor den vastgesteld of het om een leegstaand pand gaat of niet. Als de politie zelf constateert dat het om een niet in gebruik zijnd pand - een leegstaand pand - gaat, dan is het erg duidelijk. Zodra de politie dat constateert, mag de politie er niet naar binnengaan, dan moet men eerst overleg plegen. Als men constateert dat de mensen, die het huis zijn binnengegaan, op heterdaad zijn betrapt, dan nog mag de politie alleen met een machtiging het pand binnengaan. Dat is gewoon de situatie. Zojuist werd de vraag gesteld of ik bereid ben nog een keer in de Commissie voor de Openbare Or de te discussiëren over wat mijn bijdrage is in een discussie met de officier van justitie en de korpslei ding. Ik heb niets te verbergen en ik ben best bereid daarover nog eens in de Commissie voor de Open bare Orde te discussiëren. U vraagt mij richtlijnen te geven. Ik heb echter geen richtlijnen te geven, want het is alleen een kwestie van met elkaar doorpraten. U mag ook rustig weten wat het fenomeen is. Ik heb te beoordelen in hoeverre het openbare ordevraagstuk een rol speelt of kan spelen en niet of er wel of niet direct moet worden opgetreden; zo liggen de kaarten in Nederland. Dat laatste is geen taak van de burgemeester, dat is de taak van het Openbaar Ministerie, dat moet de officier van justitie uit maken. De politie heeft daarbij een adviserende rol, zowel naar mij toe als naar de officier van justi tie. De beslissing wordt dus in overleg genomen. Als het aspect openbare orde het zwaartepunt is - ik moet het even formeel stellen -, dan beslis ik. Als het om het wel of niet optreden tegen een wetsover treding gaat, kan ik adviseren, maar de officier van justitie maakt uit wat er moet gebeuren. Dit is de situatie Tot dusverre ging het gelukkig om incidentele gevallen waarbij deze problemen ter sprake kwamen. Er zijn wel veel meer huizen gekraakt in Leeuwarden, maar in die gevallen ging het om het derde beeld dat ik net geschetst heb: Er was geen sprake van een bewoond huis, er was geen sprake van op heter daad betrappen, er was gewoon een huis gekraakt. Kort geleden is er nog iets dergelijks in een pand op de Harlingerstraatweg gebeurd. Daar gebeurde trouwens het omgekeerde. De omwonenden zijn daar te hoop gelopen en hebben het mij onvoorstelbaar kwalijk genomen dat wij die zaak daar zo lieten gaan. Ik heb die mensen duidelijk moeten maken dat ik, als burgemeester, en ook de officier van justitie daar op dat moment niets aan konden doen. Het ging om een leegstaand pand dat was gekraakt, dat was niet op heterdaad geconstateerd en de betrokkene moest dus naar de rechter stappen om een uitspraak van hem te vragen. Dat de betrokkene dat niet onmiddellijk deed, daar sta ik buiten. Het doet er dan niet toe hoe ik er over denk en hoe de officier van justitie er over denkt, je kunt de betrokkene dan alleen maar zeggen dat hij naar de rechter toe moet gaan, waarna de rechter beslist wat er moet gebeuren. De hele straat was echter overstuur en stond 'savonds te schreeuwen. Het kan zijn dat dan het openbare or devraagstuk gaat spelen. Als er een zodanig tumult zou komen dat de openbare orde uit de hand dreigt te lopen, dan kan ik alleen artikel 219 van de Gemeentewet pakken, want dat is dan het enige artikel waarmee iets kan worden gedaan. Gelukkig is in Leeuwarden nog niet voorgekomen wat zich kort gele den in Amsterdam heeft afgespeeld. Ik heb dus geen bevoegdheid om iemand uit een huis te zetten om dat het gekraakt is, die bevoegdheid heeft de officier van justitie ook niet, dat is door de rechter al leen uit te maken. Zo liggen de kaarten. Neemt u echt van mij aan dat elk geval weer anders is. Ik wil echter best in de Commissie voor de Openbare Orde nog een keer over een en ander discussiëren. Mevrouw Van der Werf handhaaft wel haar motie?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 21