39 zo zwaar getroffen wordt door de bezuinigingen. Hoewel er begrip bestaat voor de alarmerende toon van de begeleidende brieven, zal niet worden geadviseerd de gemeentelijke bijdragen te verhogen." Dit is de context waarbinnen naar mijn gevoel de discussie zich zou moeten voltrekken. Om bij voorbaat allerlei misverstanden uit te sluiten wil ik constateren dat ook het college van op vatting is dat FIOM waardevol werk doet. Gaat het hier inderdaad om een drenkeling zoals mevrouw Brandenburg gisteravond stelde? En zo ja, bestaat er gevaar van verdrinking voordat de reddingsoperatie op gang is gekomen? De mening van het college is dat dat niet het geval is. Wij hebben als kernge meenten natuurlijk wel geconstateerd dat er op korte termijn iets moet gebeuren, omdat door een lange periode van onduidelijkheid de niet geringe kans zou bestaan dat zich grote problemen gaan voordoen. In het kerngemeentenoverleg is dan ook besloten op zeer korte termijn te komen met een voorstel voor een "eindplaatje" per 1 januari 1984. Het kerngemeentenoverleg heeft de betreffende nota rond en deze is inmiddels aan de diverse regio's verzonden. De nota zal in de regio's in de betreffende commissies worden besproken en ik heb goede hoop dat de nota met het advies van de verschillende commissies in het vroege voorjaar - misschien wel januari/februari - op onze tafel ligt opdat wij over het daarin ge geven advies een oordeel kunnen vellen. Wij beogen dit vroege tijdstip omdat de instellingen voor april 1983 de begroting voor 1984 moeten indienen en wij menen dat het niet reëel is mensen een begroting te laten indienen zonder dat zij de juiste achtergrondinformatie hebben. Met andere woorden: Wij willen eerst proberen het eindbeeld te presenteren, daarover een beslissing te laten nemen en op grond daarvan de begroting voor 1984 te laten samenstellen. Een logische vraag die na dit betoog zou kunnen rijzen is hoe het eindbeeld er dan ongeveer uit zal zien. Ik wil daarover wel een paar opmerkingen maken, zij het met een groot voorbehoud, want deze hele reeks van besluitvorming moet nog plaatsvinden. In grote lijnen komt het erop neer dat wij een aanpak suggereren waarbij zowel de functies van FIOM als van JAB worden aangehaakt bij de verschil lende regionale en lokale instellingen voor maatschappelijke dienstverlening. De rijksbijdrage dien? daarbij zodanig te worden verdeeld dat het bekostigen van de uitoefening van die functies daarmee kan worden gedekt. Het college zegt met klem toe ervoor te willen zorgdragen dat het Leeuwarder deel van de FIOM en het JAB bij de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening zal worden ondergebracht. De conclusie van het voorgaande is derhalve dat de mogelijkheid bestaat dat de instellingen als zodanig zullen verdwijnen, doch dat de functies worden voortgezet. De eindconclusie van dit verhaal is dat het college u ontraadt op dit moment een beslissing te nemen het begrotingstekort van FIOM geheel of ge deeltelijk te dekken met geld voor nieuw beleid, zoals mevrouw Brandenburg heeft gesuggereerd. De heer Geerts (weth.): Ik heb gisteren mogen constateren dat de raad in het algemeen zijn instem ming heeft betuigd met de bezuinigingsopdracht van de sector Ruimtelijke Ordening. Ik zou daarmee kunnen volstaan, ware het niet dat men toch wat kanttekeningen heeft gezet bij een zinsnede uit de raadsbrief, namelijk deze dat wij eventueel ook een verlaging van de jaarlijkse storting in het Fonds Stadsvernieuwing als een mogelijkheid tot bezuiniging beschouwen. Ik zal daarom toch nog even in het kort moeten ingaan op de systematiek van de bezuinigingen in deze sector. Wij zitten ook hier op een tweesporenbeleid. Het ene spoor is een vrij fundamentele, doch zeer tijdrovende aanpak, die bestaat uit het op een rijtje zetten van de taakstellingen zoals wij die zien voor deze sector met daarnaast in gevuld de concretisering daarvan. Bovendien willen wij de efficiency van het geheel ook nog eens be kijken. Wij verwachten dat uit dit vrij fundamentele onderzoek een behoorlijke besparing zal komen. Hoeveel dit zal zijn weten wij niet en kunnen wij ook niet op korte termijn invullen. Teneinde de ea- lisatie van de financiële taakstelling van 690.000,in deze sector te kunnen waarmaken heeft het college besloten het volledige bezuinigingsbedrag niet op te voeren op basis van het onderzoek alleen, doch er vooralsnog vanuit te gaan dat er ook een verlaging zal plaatsvinden van de posten onderhoud straten en plantsoenen c.q. een verlaging van de jaarlijkse storting in het Fonds Stadsvernieuwing. Ge zien de prioriteit die wij aan de stadsvernieuwing hebben gegeven, is het niet onlogisch dat dit laatste vragen oproept. Mevrouw Brandenburg heeft gisteren gezegd dat de effecten, die een verlaging van de storting in het Fonds Stadsvernieuwing met zich meebrengen, goed moeten worden bekeken. Dat is vaar. In de Nota Stadsvernieuwing hebben wij het beleid neergelegd dat wij kunnen voeren op basis van de ISR-gelden die wij binnen krijgen, met daarbij een suppletie van gemeentelijke gelden. Het zal nooit zo moeten worden dat deze trein, door een korting op de gemeentelijke fondsen, niet meer zal kunnen rijden. Het college is zich daarvan zeer goed bewust. Als wij de verlaging van de storting in het Fonds Stadsvernieuwing echt willen concretiseren, zullen wij goed moeten beschrijven wat de gevolgen daar van zullen zijn. Ik herhaal echter dat deze trein vanwege een eventuele lagere storting nooit trager zal mogen rijden Wij hopen - wij gaan er ook vooralsnog vanuit - dat het fundamentele onderzoek meer dan de elft van het geraamde bedrag zal opleveren. Wij zouden dan nog ca 350.000,moeten bezuinigen op de posten onderhoud straten en plantsoenen en stadsvernieuwing. Deze posten omvatten een totaalbedrag van ca 13 miljoen op jaarbasis en procentsgewijs is de bezuiniging derhalve nog niet zo'n verschrikke lijk hoog bedrag. Op basis van gegevens die wij van andere gemeenten hebben, moeten wij ons echter realiseren dat wij qua onderhoudsniveau niet hoog zitten. Het is zelfs de vraag of wij lager kunnen gaan met ons onderhoudsniveauOm die reden, en ook om het totale beeld te krijgen, heeft het college toch gesteld dat een verlaging van de jaarlijkse storting in het Fonds Stadsvernieuwing moet worden overwo gen, doch heel nadrukkelijk onder de zojuist door mij beschreven condities. Indien nodig, zal ook heel nadrukkelijk worden aangegeven dat aan die condities is voldaan en zullen heel nadrukkelijk de effec ten van de maatregelen moeten worden beschreven. ik wil nog even ingaan op een opmerking van de heer Bijkersma. De heer Bijkersma maakt zich zor gen over het niet vol komen van de uitbreidingsplannen. Daar is wel enige reden voor. De rijkstoewij- zinc; van contingenten voor de sociale woningbouw lijkt voor de komende jaren niet al te gunstig. Ook particuliere beleggers zijn niet in het tempo bezig zoals wij ons dat hadden voorgesteld. Een en ander zal inderdaad tot gevolg hebben dat de uitbreidingsgebieden minder snel vol zullen komen dan wij dachten en dat kan renteverliezen veroorzaken. Die renteverliezen kunnen bijvoorbeeld in Cammingha- buren voor een deel worden afgedekt door locatiesubsidies, maar toch niet helemaal. Er is derhalve wel en ;e reden voor de bezorgdheid van de heer Bijkersma. Het college heeft dan ook gezegd dat het met de nvesteringen in de bestemmingsplannen de ontwikkelingen in de woningbouw wil voorblijven, maar toch niet zo ver voor dat er grote renteverliezen zullen ontstaan. Naar mijn mening ziet de heer Bijker sma het allemaal wat te somber in als hij zegt dat wij de bestemmingsplannen maar moeten aanwenden voo de aanleg van volkstuintjes. Ik kan mij herinneren dat een eerdere suggestie het planten van bomen was Dit is denkelijk een variatie daarop. Overigens is van een grotere behoefte aan volkstuintjes hier in de stad niets gebleken. Toen bezuiden het Van Harinxmakanaal gronden beschikbaar waren voor het aanleggen van volkstuintjes, hebben de clubs waarmee wij in gesprek zijn geweest ons laten weten dat men niet alle grond nodig had die wij daarvoor ter beschikking hadden. Er is wel reden tot een vrij gro te voorzichtigheid bij het vol plannen van onze bestemmingsplannen. Wij moeten echter niet al te som ber zijn en erop vertrouwen dat wij op een wat langere termijn toch wel tot realisatie van onze plannen kunnen komen De Voorzitter: Voordat wij pauzeren zou ik graag in het kort willen resumeren wat het standpunt is van iet college over de ingediende moties, want daarover vragen wij straks een uitspraak van de raad. De motie van de heren Bijkersma en De Beer waarin wordt gevraagd bij de invulling van het nieuwe beh id de werkgelegenheid de hoogste prioriteit te geven wordt op grond van de motieven die wethouder Kessler heeft genoemd door het college ontraden. De motie van de heren Bijkersma en De Beer waarin wordt voorgesteld de doeluitkering voor het on derwijs met niet meer dan 25% te overschrijden en de hieruit voortkomende bezuinigingen te besteden aan Set Frysk Orkest en Cambuur achten wij irreëel. De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal die gaat over de algehele heroverwe ging van de omvang van het flexibele gemeentelijke takenpakket achten wij overbodig op grond van de motivering die wethouder Kessler heeft gegeven. De motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf over de 1 ,4 miljoen normwinstuitke- ring van het GEB achten wij niet reëel en wij stellen u derhalve voor tegen deze motie te stemmen. De moties van PAL die invulling geven aan de genoemde 1 ,4 miljoen van het GEB zijn niet reëel omdat de 1,4 miljoen nergens vandaan gehaald zal kunnen worden. Op bepaalde onderdelen van deze moties is het college al eerder ingegaan. Wij zijn derhalve van mening dat deze moties moeten worden ontraden. ot slot is er nog de motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal waarin ten eerste wordt voorgesteld blijk te geven van onze afkeuring van het politiek-financieel beleid van de rijksover heid aan parlement en regering en ten tweede gezamenlijk met VNG en VFG actie te voeren teneinde een verhoging van rijksbijdragen aan de gemeenten te bewerkstelligen, waarbij een artikel 12-situatie tot de mogelijkheden kan behoren. Het college acht deze motie deels overbodig en wil de motie deels met klem ontraden. ik stel voor dat wij nu eerst koffiepauze houden. 'e Voorzitter schorst, om 21 .10 uur, de vergadering voor de eerste pauze. e Voorzitter heropent, om 21 .55 uur, de vergadering. e heer De Jong is inmiddels ter vergadering gekomen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 21