12 De Voorzitter: Het is droef en verschrikkelijk dat op zich over kernwapens. (Op dit moment wordt van buitenaf een steen door de ramen aan de voorzijde van de raadzaal gegooid.) Ik was net bezig te zeggen dat het droef en verschrikkelijk is dat wij over kernwapens moeten denken, schrijven en praten. Zojuist is er gedemonstreerd tegen kernwapens en is mij ook iets overhandigd waar bij ik deze zelfde woorden gebruikt heb. Ik heb met grote klem gezegd dat ik hoop dat degenen die zo bewogen bezig zijn om tegen kernwapens te zijn dat op vredelievende wijze tot uitdrukking zullen brengen. Ik vind het ook droef en verschrikkelijk wat hier zojuist is gebeurd, maar daar wil ik niet ver der op ingaan. Het college vindt dat de problematiek van civiele verdediging een kwestie is voor regering en par lement en dat is dan ook de enige reden waarom wij van mening zijn daarop in deze raad niet in te moeten gaan. De punten waar wij als gemeente in dit kader mee te maken hebben zijn in de raadsbrief omschreven en toegelicht. Daarover heeft niemand overigens opmerkingen gemaakt, zodat ik kan vol staan met te verwijzen naar deze punten. Ik wil nog wel een paar kanttekeningen maken bij de opmerkingen die mevrouw Van der Verf heeft gemaakt over de ontwerp-Rampenwet en de ontwerp-BrandweerwetZij heeft er terecht op gewezen dat in deze raad een rampenplan is vastgesteld dat voortvloeit uit de Wet op de rampenplannen. Ik heb des tijds bij de behandeling in de raad van het rampenplan gezegd dat het wordt vastgesteld als voortvloei sel uit de Wet op de rampenplannen en dat het uitsluitend bedoeld is om regelingen te treffen in vre destijd. Mevrouw Van der Werf heeft gezegd dat de ontwerp-Rampenwet in 1983 in behandeling zal ko men, dat is mogelijk. Het is echter niet erg waarschijnlijk, maar dat is in dit verband niet belangrijk. Als de Rampenwet in de Kamer wordt aangenomen dan is het niet waarschijnlijk dat een gemeenteraad zal worden gevraagd om de daaruit voortvloeiende verordeningen vast te stellen die betrekking zouden hebben op bijzondere omstandigheden. Een zelfde opmerking heeft ook betrekking op de in behandeling zijnde ontwerp-Brandweerwet. Maatregelen die gemeenteraden moeten nemen en die voortvloeien uit de Brandweerwet zullen betrekking hebben op niet-oorlogsomstandighedenDe wetgeving die geldt voor bijzondere omstandigheden is een wetgeving van de rijksoverheid en niet van de lokale overheid, zodat wij in redelijkheid mogen verwachten dat de raad niet zal worden geconfronteerd met het nemen van dergelijke beslissingen. Zou dat wel zo zijn dan staat het de raad geheel vrij om daar dan op te reage ren op de wijze zoals hij meent dat dat nodig is. Confrontatie is echter niet alleen onwaarschijnlijk, het is praktisch zeker dat dat niet zal gebeuren want een en ander vloeit voort uit een aantal wetten die in Nederland bestaan met betrekking tot het treffen van maatregelen onder bijzondere omstandigheden. Mevrouw Vlietstra: Ik ben mij zonet een hoedje geschrokken. Ik wil er voor waarschuwen dat wij er niet zonder meer vanuit moeten gaan dat dit een daad is geweest van de vredesbeweging. (De heer Pruiksma: Werd die suggestie dan gewekt?) Nee, maar ik wil even waarschuwen voordat die suggestie misschien gewekt gaat worden. (De heer Pruiksma: Dan geeft u daar zelf de aanleiding toe!) Het ligt heel gauw voor de hand om te denken dat het hier gaat om een daad van de vredesbeweging, maar voor zo'n gedachte moeten wij oppassen omdat de vredesbeweging naar mijn idee vredelievend is. Ik wil ook nog even ingaan op hetgeen de heer Pruiksma heeft gezegd. Hij zegt dat civiele verde diging een zaak is die door het rijk aan de gemeente gedelegeerd is en dat weigeren om die taak uit te voeren bestuurlijke ongehoorzaamheid, chaos en anarchie betekent. Ik ben het daar uiteraard niet mee eens. Ik wil nog wel onderstrepen dat wij gezegd hebben dat wij de maatregelen die wij voorgesteld hebben duidelijk zien in het kader van alle wettelijke middelen die ons ter beschikking staan. Dus van bestuurlijke ongehoorzaamheid is naar mijn idee niet zo snel sprake. Verder heeft de heer Pruiksma ge zegd dat het ontkennen van oorlog nog geen vrede betekent. Nee, zo naïef zijn wij ook niet. Wij ont kennen geen oorlog, maar wij willen wel heel krachtig meewerken om die oorlog te voorkomen en dien aangaande als gemeenteraad duidelijk positie kiezen op de manier zoals ik geschetst heb. Naar ons idee is dat een lijn die men daar bij zou kunnen volgen. Wij willen niet af gaan zitten wachten wat er in Den Haag beslist wordt. Min of meer hetzelfde zou ik tegen de heer Buurman kunnen zeggen die het heeft over de logica die overeenkomt met een brand bestrijden door middel van het afschaffen van een brandverzekering. Ik heb niet de indruk dat wij zo naïef zijn of dat wij onze kop in het zand steken. Ik heb juist willen be nadrukken dat wij ons zo verantwoordelijk voelen voor de hele kernwapenproblematiek dat wij menen ons daarvoor op deze manier als gemeenteraadsfractie sterk te moeten maken. De heer Pruiksma: Ik heb wat problemen met de ontstellende simplificatie die in de woorden van mevrouw Vlietstra ligt opgesloten. Zij zou er goed aan gedaan hebben als zij in haar betoog onder scheid had gemaakt in taken die berusten op medebewind en in taken die berusten op zelfbestuur. Ik handhaaf dus ten volle, ook aan het adres van mevrouw Vlietstra, datgene wat ik in eerste instantie heb gezegd. 13 Aan het adres van mevrouw Van der Werf wil ik kwijt dat haar standpunt op mij de indruk maakt alsof zij bij machte zou zijn bij motie een oorlog af te schaffen. Ik ken een struisvogel die zolang met de kop onder de grond heeft gezeten dat hij aan chronische blindheid is gestorven. Mevrouw Van der WerfOver simplificatie gesproken, mijnheer Pruiksma, ik zou graag willen dat ik bij motie een oorlog zou kunnen tegenhouden. Meer wil ik over de opmerking van de heer Pruiksma niet zeggen Ik ben het eens met de constatering van de voorzitter dat hij hoopt - hij heeft dat ook gezegd toen het bord werd uitgereikt - dat de acties voor vrede vreedzaam gevoerd zullen worden. Ik ben het daar helemaal mee eens en ik ben er ook van overtuigd dat dat de intentie is van de vredesbeweging. Als ik zie hoe er vorig jaar door ongeveer een half miljoen mensen is gedemonstreerd in Amsterdam en een paar weken geleden in Leeuwarden door ongeveer 12.000 mensen en als ik zie hoe die demonstraties zijn verlopen, dan heb ik wat dat betreft goede moed. Ik wil mij aansluiten bij de opmerking van mevrouw Vlietstra dat wij ervoor moeten oppassen dat bepaalde acties te snel worden uitgelegd. Ik wil ook nog een opmerking maken naar aanleiding van de argumenten van de heer Buurman dat het natuurlijk niet alleen gaat om zich te verdedigen in die situaties waarin de bom in Leeuwarden zou vanen. Ik heb er in eerste instantie al op gewezen dat de strategie van de NATO er steeds meer op wijst dat het slagveld van een kernoorlog in Europa zal liggen. Bovendien denk ik dat het er vooral om gaaf dat men, wanneer de civiele verdedigingsmaatregelen los zouden staan van wat voor militaire oor- logsvoorbereidende maatregelen ook, dan wel het argument zou kunnen hanteren dat wij ons maar moe ten voorbereiden en zien te redden wat er te redden valt. Maar, zowel de PvdA als wij hebben gezegd dat civiele verdediging de bewapeningswedloop opjaagt. Als men het feit dat civiele verdediging de druk op de ketel voor ontwapening afhoudt - men zou immers wel kunnen overleven vanwege de sugges tie die van civiele verdediging uitgaat - en het feit dat civiele verdediging handenvol geld kost betrekt in de problematiek, dan kan men maar tot één conclusie komen: hier kunnen wij niet langer verant woordelijk voor zijn. De heer De Vries (weth.): Ik wil mede namens de wethouders Geerts en Kessler een stemverklaring afleggen. Wij menen dat wij ons, gelet op de achtergronden waartegen de motie is ingediend en de mo tivering die namens de fractie van de PvdA is gegeven, achter deze motie moeten stellen. Wij willen hierbij wel aantekenen dat wij er uiteraard van uitgaan dat alles wat verband houdt met ombuiging van het beleid alleen langs wettige middelen bereikbaar moet zijn. De Voorzitter: Dan breng ik nu de motie van de PvdA en PAL in stemming. De motie van de dames Vlietstra en Van der Werf wordt aangenomen met 19 tegen 17 stemmen. Punten 8 en 9 (bi j lagen nrs465 en 464) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 10 (bijlage nr. 493). De Voorzitter: Dit punt luidt: Verkoop van een in deelgebied III van het bestemmingsplan Cam- minghaburen gelegen perceel grond. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Mijn fractie maakt bezwaar tegen artikel 8 van de verkoopvoor waarden. Acht het college het nog steeds nodig dat deze voorwaarde met betrekking tot het verbod tot uitoefening van een beroep in de eerstelijns gezondheidszorg in woningen in Camminghaburen wordt op genomen nu het gezondheidscentrum in gebruik is genomen? Wij willen het college vragen om nog eens te bespreken of deze voorwaarde ook uit de contracten kan verdwijnen, want wij vinden deze voorwaar de een onnodige beperking. Ook nu zullen wij weer tegen artikel 8 van de verkoopvoorwaarden stem men. De heer Geerts (weth.): Uit het feit dat artikel 8 is opgenomen in de verkoopvoorwaarden kan men afleiden dat het college het nog steeds noodzakelijk vindt om deze voorwaarde op te nemen. Ik wil hierbij verwijzen naar een vroegere discussie waar heel nadrukkelijk is gezegd dat dit artikel opgeno men blijft - een en ander is ook gesteld in het rapport over de extramurale gezondheidszorg dat de raad heeft overgenomen - totdat het wijkgezondheidscentrum zijn levensvatbaarheid bewezen heeft. Het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 7