32
dan een deskundige aanwezig moeten zijn die een antwoord kan geven op de vraag hoe de prognose van
het aantal leerlingen voor de komende jaren is. Op dit moment zie ik echter helaas geen kans een exact
antwoord te geven op deze zaak.
De Voorzitter: U gaat dus een keer op bezoek bij de afdeling Onderwijs. (De heer Buurman: Ak
koord, mijnheer de voorzitter.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 25 (bijlage nr. 24).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Overname bestuur Rijks Pedagogische Akademie.
De heer Siemonsma: Ik wil graag een korte opmerking maken naar aanleiding van het op bladzijde
één van de raadsbrief genoemde punt d. Afbouw Havo-top. Naar mijn mening is de discussie die wij in
de Commissie voor het Onderwijs gehad hebben niet bijzonder goed verwoord in de raadsbrief. Daarom
wil ik voor alle helderheid en voor alle duidelijkheid de toezegging van de wethouder hebben dat voor
hetgeen in de raadsbrief op bladzijde drie staat: .de definitieve beslissing omtrent de afbouw van de
Havo-top..." gelezen mag worden: de definitieve besl issing omtrent de overname dan wel de af
bouw van de Havo-top. Het lijkt mij namelijk dat een werkgroep, wanneer wij die aan het werk
zetten, ook het idee moet hebben dat haar werkzaamheden serieus genomen worden. Als wij zonder
meer blijven uitgaan van de beslissing tot afbouw dan is het naar de kant van het rijk toe elegant wan
neer op een gegeven moment blijkt dat wij tot overname zouden willen overgaan. Wanneer toezeggin
gen die zijn gedaan in verband met overname van het personeel - het personeel zal bij voorrang in de
gelegenheid worden gesteld vacatures te vervullen - niet door hoeven te gaan, dan lijkt het mij dat
daar op zijn minst overleg over plaats moet vinden.
Een nieuw punt dat in de Commissie voor het Onderwijs niet naar voren is gekomen is de zin in de
derde alinea op bladzijde drie van de raadsbrief. Deze zin luidt: "Daarbij geldt als financiële rand
voorwaarde dat eventuele alternatieven geen extra kosten voor de gemeente met zich mee mogen bren
gen." Ik zou een en ander in de aspecten die tegen elkaar afgewogen moeten worden willen meenemen
en niet op voorhand al willen formuleren.
De heer Bron: Wanneer de meerderheid van de raad ermee akkoord gaat wordt binnenkort de Rijks
Pedagogische Akademie (RPA) overgenomen door de gemeente Leeuwarden. Daarmee wordt dan tegelij
kertijd een schat aan onderwijsdeskundigheid in huis gehaald die mede in het grootste belang kan zijn
bij het gestalte geven aan het onderwijsbeleid in onze gemeente. Een en ander is niet nieuw, ook nu
geeft de Rijks Pedagogische Akademie medewerking aan enkele door de gemeente geëntameerde werk
verbanden, zoals onder meer ondersteuning van innovatie-activiteiten van het openbaar primair onder
wijs. De overname van het bestuur vindt vooral haar aanleiding in het tot stand komen van de integratie
Rijks Pedagogische Akademie/Kleuterleidsters Opleidingsschool (KLOS) tot gemeentelijke Pedagogische
Akademie voor Onderwijsgevenden in het Basisonderwijs (PABO). In de raadsbrief wordt al aangegeven
dat de personele aangelegenheden een van de punten van bespreking zal zijn. In een artikel in het on
derwijsblad School spreekt de voorzitter van de landelijke coördinatiecommissie PABO, de heer Schla-
mann, zijn zorg hierover uit. Ik citeer: "Wij hebben nu nog de zogenaamde Pais-uren, maar die worden
rond 1984 afgebouwd. Dat betekent dat nog een flinke groep docenten weg moet voordat de PABO van
start gaat. Nu zijn er al veertigers aan de beurt om te verdwijnen. De PABO zal een vergrijsd docen
tenbestand krijgen." Ook drs. Deetman heeft zich nogal pessimistisch uitgelaten over de toekomst van
de PABO. De omstandigheden waaronder de PABO tot stand moet komen zijn volgens hem niet ideaal.
De sociaal-economische situatie is allesbehalve gunstig en verder zorgen demografische ontwikkelingen
niet voor een onbewolkte hemel.
Samenvoeging van scholen levert bijna altijd spanningen op binnen schoolteams. Afgezien van on
derwijskundige aspecten wegen de personele belangen bij fusies zwaar. Jonge en oude leerkrachten zul
len met argusogen de ontwikkelingen volgen. Zorg om de eigen positie kan de sfeer binnen een school
team negatief beïnvloeden. Ingrijpende veranderingen in de werksituatie kunnen diep snijden in be
staande collegiale verhoudingen. Een en ander brengt mij, mijnheer de voorzitter, bij het door de be
windsman vast te stellen sociaal plan zoals dat is aangehaald in de raadsbrief.
De ervaring met sociale plannen leert dat deze hoofdzakelijk worden afgeleid van reguliere circu
laires over samenvoeging van scholen. Onlangs is er een nieuwe circulaire over verschenen die meer
duidelijkheid en rechtszekerheid moet verschaffen dan de oude regeling van 1970. Deze laatste regeling
33
benaderde namelijk de fusieproblemen op personeelsgebied te vaag. De nieuwe circulaire, met de richt
lijnen voor personele faciliteiten, bevordert de rust in de scholen, ledereen weet waar hij of zij aan toe
is. Met de laatste circulaire is geregeld dat leerkrachten nog één jaar na samenvoeging hun taakomvang
mogen behouden, maar daarna is de formatieregeling van de nieuwe samengevoegde school van toepas
sing. Hieraan kan toegevoegd worden dat de laatste regeling ook zal gelden voor niet-onderwijzend
personeel. Directeuren en adjunct-directeuren, die op de dag voorafgaande aan de datum van samen
voeging tenminste twee achtereenvolgende schooljaren in vaste dienst aan de opgeheven school verbon
den zijn, blijven het recht behouden op salariëring volgens de oude berekeningsbasis. Voorwaar een
zeer goede en nog betere regeling dan voorheen voor deze goed bezoldigde categorie. Het niet-onder-
wijzend personeel komt er in de nieuwe regeling slechter vanaf. Voorheen was er voor deze categorie
bij samenvoeging van scholen van verschillende onderwijssoorten een natuurlijke afvloeiing van toepas
sing indien de nieuwe formatie boven de vastgestelde sterkte kwam. Terecht kan men zich afvragen
waarom voor deze belangrijk lager bezoldigde categorie een slechtere regeling moet worden gecreëerd.
De rust die de genoemde circulaire zal moeten brengen is in ieder geval niet gebracht voor de categorie
niet-onderwijzend personeel. Hier wordt een rechtszekerheid gekoppeld aan een beroepenstratificatie
die door ons als socialisten ongewenst wordt geacht. Wij pleiten er dan ook voor dat b. en w. de vinger
goed aan de pols houden wanneer het sociaal plan ter discussie komt. Een plan waarvan wij verwachten
dat het - ik heb dat zojuist al gezegd - is afgeleid van de circulaire van 29 oktober 1982.
De heer Siemonsma van de PAL-fractie heeft reeds gezegd dat de werkgroep die tot stand zal komen
een andere richting zal aangeven dan in de raadsbrief wordt vermeld, namelijk de koppeling aan de ste
delijke scholengemeenschap. In de commissievergadering werd een aantal onderwijskundige varianten
door de vertegenwoordigers van de RPA aangedragen die duidelijk in een andere richting gaat. Het is de
overtuigingskracht waarmee deze varianten werden geponeerd geweest, samen met de aankondiging van
de directe bemoeiing van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen met de Havo-top Leeuwarden,
die de commissie heeft doen besluiten het college voor te stellen een werkgroep over de mogelijkheden
te laten rapporteren. Mede door de bereidheid van het college om daarin mee te gaan zijn wij bereid in
te stemmen met het voorstel zoals dat nu voor ons ligt. Wij gaan er daarbij vanuit dat deze werkgroep
een faire kans zal krijgen binnen de voorwaarden die door het college zijn gesteld.
De heer De Vries (weth.): Met name de heer Bron heeft er op gewezen dat er hier vanavond een be
sluit wordt genomen dat binnen het hele onderwijsveld in Leeuwarden een bijzonder belangrijke stap is.
Behalve dat is het ook een historisch gebeuren, want het is de eerste keer dat er hier een beslissing
wordt genomen over het overgaan van een rijksschool naar de gemeente. Wij zijn bezig met een ontwik
keling om te komen tot decentralisatie van die uitvoerende taken die zo dicht mogelijk bij de basis wor
den uitgevoerd. Met name de gemeenten hebben daarop jarenlang druk uitgeoefend op de rijksoverheid.
Een van die taken is het onderwijs. De overname van het bestuur van de RPA is een eerste stap ten aan
zien van mogelijk in de toekomst verder te voeren beleid waarbij genoemde aspecten ook nauwkeurig
gevolgd zullen worden.
De heren Siemonsma en Bron zeggen beide dat er in de raadsbrief een nieuw element is ingevoerd
met betrekking tot de randvoorwaarde, namelijk dat het instellen van een werkgroep akkoord is maar dat
eventuele alternatieven voor de gemeente geen extra kosten met zich mee mogen brengen. Op zich is
dat een goede randvoorwaarde omdat wij op dit moment te maken hebben met een recessie. De heer Bron
heeft daarop ook al gewezen in de door hem aangehaalde opmerkingen van enkele gezaghebbende men
sen uit het onderwijsveld. Wij moeten goed in de gaten houden dat wij in de onderwijssector al vrij hard
worden aangepakt en dat het voor ons als gemeente ten enenmale onmogelijk is om voor dergelijke nieu
we ontwikkelingen de middelen op te hoesten. Vandaar dat wij gezegd hebben dat wij akkoord gaan met
de werkgroep, maar enz. Natuurlijk krijgt deze werkgroep - dat nemen wij serieus - een reële kans om
aan te tonen welke varianten er mogelijk zijn. In eerste aanleg, dat wordt ook duidelijk uit de raads
brief, hebben wij als college al besloten om de Havo-top af te bouwen. Met name van de kant van de
RPA zelf heeft men gezegd dat men zich die beslissing van de gemeente wel kan voorstellen, maar dat
die beslissing wordt genomen op een moment waarop de RPA zelf nog nauwelijks betrokken is geweest in
het hele spel. Per slot van rekening gaan de medewerkers van de RPA per 1 februari a.s. allemaal over
in gemeentelijke dienst. Welnu, tegen deze achtergrond hebben wij erkend, ook naar de kant van een
groot aantal onderwijsgevenden toe, dat het reëel is dat wij alle zaken nog eens netjes op een rij zetten
en dat wij dat laten doen door enkele mensen die het onderwijs van binnen en van buiten kennen. Wij
zullen ons best doen om op heel korte termijn deze werkgroep te laten starten.
De heer Siemonsma maakt een verschil tussen afbouw en overname. Het is zo dat de Havo-top ook
per 1 februari 1983 wordt overgenomen, hetgeen alleen betekent dat wij na 1 juli 1984 geen rechtsgrond
meer hebben tot het handhaven van deze Havo-top bij de RPA. Wij moeten voor die tijd tot een oplos-