12
De Voorzitter: Wij krijgen hierover te zijner tijd dus opnieuw een discussie.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-fractie wenst
te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Sub E en F.
De brieven worden voor kennisgeving aangenomen.
Sub G.
De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 10 december 1982 van de landelijke initiatiefgroep BKR-
petitie, waarin namens de gezamenlijke bonden en beroepsverenigingen op het terrein van de beeldende
kunsten, aandacht wordt gevraagd voor de verslechterende positie van de beeldende kunstenaar als ge
volg van de regeringsplannen ten aanzien van de BK-Regeling.
Mevrouw Van der Werf: Het college verwijst naar de circulaire van de VNG van 28 maart 1979 die
er op neerkomt dat de VNG in dit soort zaken de belangen behartigt voor de gemeenten. Er is mijn
fractie niets van bekend dat de VNG stappen ondernomen heeft om de ongewenste plannen van de rege
ring met betrekking tot de korting op de BKR tegen te houden. Overigens vinden wij ook dat een onder
schrijving van het protest van de briefschrijvers door de gemeente bijzonder zinvol zou zijn, omdat een
nog verdere korting op de BKR leidt tot een nog verdergaande verslechtering van de positie van de beel
dende kunstenaar en als gevolg daarvan ook tot een verdergaande verschraling van het hele kunstbeleid.
De positie van de beeldende kunstenaar is toch al erg kwersbaar geworden. Op de vrije markt valt er
steeds minder te verdienen en op de tijdelijke regeling voor de kunstuitleen is ook al gekort. Met ande
re woorden, wij willen de BKR-petitie ondersteunen en wij stemmen dus niet in met het voorstel van b.
en w.
De Voorzitter: Wat de procedure betreft wil ik verwijzen naar het gesprek dat wij kortgeleden over
dit soort problemen hebben gehad. Naar mijn mening is duidelijk afgesproken, ik vergis mij daar niet
in, dat wij ons ten aanzien van problemen die van landelijke aard zijn en die betrekking hebben op ge
meenten blijven aansluiten bij de algemene lijn, namelijk dat wij verwijzen naar de stappen die de
VNG onderneemt. In bepaalde gevallen kunnen wij eventueel zelfbij de VNG aanhangig maken om
iets in behandeling te nemen. (Mevrouw Van der WerfDat klopt, wij hebben ons daarbij ook aangeslo
ten. Maar het was een standpunt in zijn algemeenheid, want in de discussie is toen ook naar voren ge
komen. Ik verdedig alleen waarom b. en w. dit voorstel hebben gedaan, maar dat laat u vrij om te
zeggen dat u in dit geval acties wilt ondersteunen. (Mevrouw Van der Werf: Daar zijn wij het dan over
eens.)
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-fractie wenst
te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Sub H.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub en J.
Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Sub K.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub L, M en N.
De verzoeken en de brieven worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies.
13
Sub O.
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Adres van 11 november 1982 van de bewoners van de Kanaal
straat inzake de gemeentelijke panden Kanaalstraat 20 t.e.m. 26.
De heer Schagen: Ik wil beginnen met mijn ongenoegen uit te spreken over de volgende gang van
zaken. In februari 1982 heeft de raad een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld voor het in stand
houden van een aantal woningen in de Kanaalstraat. Naar aanleiding van een kraakactie heeft het Ge
meentelijk Woningbedrijf, onder de kennelijke goedkeuring van het college, een aantal sloopwerk
zaamheden in die woning uitgevoerd, zodat het raadsbesluit tot het in stand houden eigenlijk niet meer
reëel is. Mijn ongenoegen geldt dan met name voor het feit dat het college niet eerst terug is gekomen
bij de raad om te vragen of de raad alsnog wil afzien van het instandhoudingsbesluit. Door een handel
wijze van een woningbedrijf kan de raad nu in feite echter niets anders meer dan daar van afzien. Ik ga
er vanuit dat deze gebeurtenis een "slip of the pen" of een "slip of the tongue" is geweest en dat die een
malig is, want ik vind het niet juist om raadsleden op zo'n manier te confronteren met gebeurtenissen.
Naar aanleiding van de brief die de bewoners van de Kanaalstraat hebben gestuurd wil ik nog een
opmerking maken. In deze brief wordt min of meer in overweging gegeven om de panden Kanaalstraat 24
en 26 te slopen ten behoeve van parkeeroplossingenHet college gaat daarop in het antwoord op de
brief niet in en ik vind dat dat alsnog moet gebeuren. De panden Kanaalstraat 24 en 26 zijn inmiddels
bouwvallen geworden en de kans bestaat dat te gelegener tijd deze bouwvallen in brand worden gesto
ken
Het pand Kanaalstraat 20 is inmiddels verhuurd. Het probleem is nu wat er met het pand Kanaal
straat 22 moet gebeuren. Ik stel het college voor om de, wellicht korte, toekomst van het pand Kanaal
straat 22 in de Commissie voor het Woningbedrijf aan de orde te stellen. Misschien dat er nog mogelijk
heden zijn om dit pand tijdelijk te verhuren.
Ik wil nu nog even ingaan op de antwoorden die het college gegeven heeft op de schriftelijke vra
gen van de PAL-fractie van 5 november 1982 inzake de ontruiming van het gekraakte pand Kanaalstraat
24 op 3 november jl. en het ten aanzien van Kanaalstraat 24, 22 en 20 door het Gemeentelijk Woning
bedrijf gevoerde beleid. Het gaat mij om het antwoord van het college op vraag B3. In dit antwoord
wordt gesteld dat het wegnemen van vloeren, deuren etc. binnen een pand niet onder het vergunningen
regiem valt ter zake van het slopen van bouwwerken. Deze opmerking klopt. In de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening is namelijk al eens uitgesproken dat inpandige sloopwerkzaamheden niet onder het
regiem van onze sloopvergunningen vallen. De laatste zin van het antwoord van het college op vraag B3
klopt volgens mij evenwel niet. Er staat namelijk: "Er is derhalve niet in strijd gehandeld met de bouw
verordening." Wanneer ik echter artikel 305, lid 3, van de toelichting op de bouwverordening lees dan
staat daar: "Gedeeltelijk slopen zal vaak het veranderen van een bouwwerk betekenen en dat is "bou
wen" in de zin van de Woningwet. Hiervoor is dus een bouwvergunning vereist." Het lijkt wat vreemd
dat men door slopen toch bouwt, maar zo staat het in dit artikel. Nu kunnen wij hierover wellicht ein
deloos doorpraten, maar het is jammer dat er weinig juristen in deze zaal zijn want anders hadden die
waarschijnlijk ook een bijdrage aan deze discussie kunnen leveren.
Mijn fractie stelt voor om bij de begrotingsbehandeling op dit punt terug te komen en met name om
het volgende. Als datgene wat ik zojuist heb aangehaald uit de bouwverordening juist is dan zal dat ook
consequent moeten worden toegepast. De precedentwerking die men anders krijgt, namelijk het inpandig
kunnen slopen zonder dat men daarvoor vergunningen nodig zou hebben, zou wel eens een heel vreemd
effect kunnen hebben op de geschiktheid van onze woningvoorraad.
De heer Niemeijer: Ik wil mij graag namens onze fractie aansluiten bij het geuite misnoegen van de
heer Schagen en ik wil daar verder nog een aantal zaken aan toevoegen. Over de geschiedenis na 22
februari 1982, op deze dag viel de raadsbeslissing die al door de heer Schagen is genoemd, zal ik niet
verder uitweiden. Op dat moment wisten wij allemaal wel dat het Lienward College bouwplannen in
voorbereiding had. In de antwoorden op de vragen van de PAL-fractie van 5 november 1982, inzake de
ontruiming van het gekraakte pand Kanaalstraat 24 op 3 november jl. en het ten aanzien van Kanaal
straat 24, 22 en 20 door het Gemeentelijk Woningbedrijf gevoerde beleid, wordt daar ook naar verwe
zen. Het is nauwelijks of niet hard te maken dat de bouwplannen van het Lienward College nu in een
ander stadium zijn of een zekerder toekomst hebben dan indertijd. Ik wil een en ander alleen maar en
ten op het huidige bezuinigingsbeleid van onze regering.
Ongeveer 8 maanden later, begin november, blijkt dat er aan de instandhouding van de panden aan
de Kanaalstraat nog niets is gedaan, de panden zijn zelfs niet wind- en waterdicht gemaakt. De bewo
ner van het pand Kanaalstraat 24 zegt de huur op, het Gemeentelijk Woningbedrijf weigert verdere ver-