10 re armaturen die wat extra geld kosten. Daarover is overleg geweest en ik denk dat een en ander niet tot problemen aanleiding hoeft te geven. Mevrouw Van Dijk heeft opmerkingen gemaakt over de bewegwijzering. Ik heb aan het begin van mijn betoog al gezegd dat ik het een goede zaak vind dat het autoverkeer niet meer het primaat heeft in de binnenstad zoals in het verleden het geval was. Het autoverkeer kan, indien dat noodzakelijk is, wel in de binnenstad komen maar dat moeten wij niet aanmoedigen. Wij hebben een parkeergarage ge bouwd die op een zodanige plaats is gesitueerd dat automobiIisten, die van buiten Leeuwarden komen en die de weg in Leeuwarden niet kennen, daar rechtstreeks naar toe rijden. Mensen die de weg in Leeu warden wel kennen hebben geen borden nodig. Het bevoorradingsverkeer heeft helemaal geen borden nodig want men weet natuurlijk wel waar men moet zijn omdat men hier wel vaker komt. Bewegwijze ring heeft als effect dat mensen die de weg in Leeuwarden niet kennen naar de kern van de binnenstad rijden. Een van onze doelstellingen is nou juist dat wij automobilisten niet min of meer gedwongen naar de Nieuwestad toe moeten laten rijden. Wij vinden dat zij daar weg moeten blijven, want wij willen van de Nieuwestad een begaanbaar gebied maken. De automobilist moet niet meer zoveel op de Nieu westad komen. Hoewel men er wel moet kunnen komen, moeten wij de automobilist aanmoedigen een andere kant op te gaan. In dit streven past natuurlijk niet dat wij richtingaanwijzers plaatsen die de au tomobilist juist naar de Nieuwestad toe doet gaan. Daarom heeft het college op vragen van ondernemers in die richting ook "nee" gezegd. De andere kwestie die mevrouw Van Dijk heeft aangeroerd hebben wij al vrij uitgebreid besproken toen wij het verkeerscirculatieplan hebben vastgesteld. De raad heeft daarover duidelijke besluiten ge nomen. De motieven die tot die besluiten hebben geleid staan nog recht overeind. Het college is dan ook niet van plan om wijziging in die circulatie aan te brengen. De heer Niemeijer heeft gezegd dat dit plan recht doet aan de historische binnenstad. Ik vind dat ook en ik ben blij dat wij in staat zijn geweest zo'n plan te ontwikkelen. De heer Niemeijer zegt ook dat de fietser belangrijker mogelijkheden moet krijgen en dat men zijn fiets moet kunnen stallen. De lo gische vraag is dan of dat kan. Wij denken dat dat kan. In de Commissie voor Openbare Werken heeft de heer Niemeijer gevraagd hoeveel plaatsen voor het stallen van fietsen er dan wel zijn. Ik moet hem het antwoord op deze vraag nog steeds schuldig blijven want dat aantal weet ik niet. Ik heb de heer Niemeijer in de commissie toegezegd - die toezegging blijf ik gestand doen - dat wij op niet al te lan ge termijn melding zullen maken van het aantal plaatsen voor het stallen van fietsen. Overigens wil ik nog wel opmerken dat het college er in het kader van nieuw beleid ook voor pleit om in dit plangebied of in de omgeving hiervan een bewaakte fietsenstalling te realiseren. Hiervoor is in het nieuwe beleid ook geld uitgetrokken. Via de stelpost Civieltechnische werken kunnen dienaangaande wellicht ook nog wat mogelijkheden worden gerealiseerd. Wij kunnen dan het aantal bewaakte stallingplaatsen in ieder geval aanvullen indien er te weinig zijn. Mevrouw Visscher—Bouwer heeft inmiddels de vergadering verlaten. De heer Janssen: Ik wil toch nog even op de leerlingenbouwplaatsen terugkomen. De wethouder zegt dat er, nadat de aanbesteding heeft plaatsgevonden, overleg met de aannemer gepleegd zal wor den. Het lijkt mij eerlijker om vooraf melding te maken aan alle aannemers die op het werk in willen schrijven dat er sprake van kan zijn dat een deel van het werk voor leerlingenbouwplaatsen wordt be stemd. Er zijn aannemers die wel eens met een leerlingenbouwplaats gewerkt hebben, maar sommige aannemers hebben dat niet en die kunnen daar dan op inspelen en nagaan welke mogelijkheden er dien aangaande zijn. Het gebruik van leerlingenbouwplaatsen zal mogelijk niet eens prijsverhogend hoeven te werken want daarvoor is tegenwoordig zoveel subsidie te verkrijgen dat men vrijwel quitte kan spe len. Er zal echter wel begeleiding voor de leerlingen moeten zijn. In dat kader zie ik liever dat vooraf, dus voordat de aanbesteding plaatsvindt, elke aannemer die op het werk in wil schrijven weet waar hij aan toe is. Dat betekent niet dat een heel groot deel van het werk als leerlingenbouwplaats uitgevoerd moet worden maar wel het meest geschikte deel. Een en ander kan in onderling overleg met de dienst en de aannemer uitgezocht worden en dan zou ik zeggen dat er geen bezwaar is. Het gebruik van leerlin genbouwplaatsen zal ook geen belemmering vormen voor het aantal inschrijvingen dat men op dit werk kan verwachten, want de "werkhonger" is groot en volgens mij is iedere aannemer wel bereid om in de pas te lopen met hetgeen de gemeente hem voorstelt. De heer Geerts (weth.): Wij hebben deze materie al eens eerder besproken en toen was toch het idee dat het gebruik van leerlingenbouwplaatsen, wanneer men dat als voorwaarde stelt, prijsverhogend zal werken. Wij hebben toen tegen elkaar gezegd dat wij, zodra het werk is gegund, met de aannemer gaan praten en er dan bij hem op aandringen om van deze regeling gebruik te maken. Een andere oplos- 11 sing zou inderdaad datgene zijn wat de heer Janssen suggereert, namelijk om in de advertentie het ge bruik van leerlingenbouwplaatsen als voornemen op te nemen. (De heer Janssen: Een en ander kan als een geheel vrijblijvend iets in de advertentie worden opgenomen, want het moet niet zo hard worden gesteld dat de aannemer anders het werk niet krijgt.) Als de heer Janssen die zin bedoelt in de trant van: "Er wordt prijs op gesteld dat. dan heb ik daar op zich geen probleem mee. Als een en ander echter keihard als voorwaarde wordt gesteld dan denk ik dat wij te ver gaan. (De heer Janssen: Zo heb ik die zin ook bedoeld.) Akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. Punt 11 (bijlage nr. 37). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 12 (bijlage nr. 36). De Voorzitter: Dit punt luidt: Aanleg groenvoorziening nabij Klaas Hartsweg. De heer Bron: Ik wil graag een vraag stellen of meer een suggestie doen over dit voorstel. Derge lijke voorstellen worden in de meeste gevallen gerangschikt onder de noemer "hamerstukken" zoals dat onlangs in het stadsblad Huis aan huis werd genoemd. Dit voorstel zou daar ook onder kunnen vallen, ware het niet dat de Klaas Hartsweg een enigszins bijzonder karakter heeft omdat er enkele vrij nieuwe onderwijsvoorzieningen zijn gehuisvest die er best mogen zijn. Er is het Onderwijscentrum voor de Land- en Tuinbouw en voor de Levensmiddelenindustrie, een school voor lager beroepsonderwijs en voor een opleiding in het kader van het leerlingwezen. Een van de problemen binnen met name het lager be roepsonderwijs is dat zich in de schoolsituatie slechts sporadisch mogelijkheden voordoen om de realiteit binnen het arbeidsveld waarvoor wordt opgeleid te benaderen. Zo werkt het onderwijscentrum bijvoor beeld met een proeftuin. Nu zich een situatie voordoet waarbij in de directe omgeving van de school werkzaamheden moeten worden verricht als grondvoorbereiding, bemesting en aanplant, zou integratie van onderwijs en werkzaamheden met betrekking tot groenvoorzieningen tot wederzijds voordeel kunnen strekken. Ook om de leerlingen meer te betrekken bij hun schoolomgeving en zodoende mogelijk vanda lisme aan struiken, bomen en planten te voorkomen verdient mijn voorstel volgens mij nadere bestude ring. Informatie bij de directeur van het onderwijscentrum heeft geleerd dat hij zeer positief tegenover mijn voorstel staat, hoewel hij op dit moment de tekening nog niet kent. Ziet het college mogelijkhe den om leerlingen van het Onderwijscentrum voor de Land- en Tuinbouw en voor de Levensmiddelenin dustrie te betrekken in dit beplantingsproject? De heer Geerts (weth.): Ik wil vooropstellen dat er door het onderwijscentrum geen verzoek als zo danig is gedaan. De suggestie in die richting komt van de heer Bron zelf, want hij vraagt om zijn voor stel eens nader te bestuderen. Ik heb daar geen problemen mee. Als er een verzoek van het onderwijs centrum komt zouden wij hiervan een praktijkproject kunnen maken, hetgeen zeker niet kostenverho gend zal werken. Er zal dan wel aan een paar voorwaarden voldaan moeten worden en het is de vraag of de school de machines heeft om alle werkzaamheden uit te voeren. Het is volgens mij echter niet de be doeling dat de school alle werkzaamheden uitvoert. Ik wist dat deze vraag zou komen en daarom heb ik hierover al met het hoofd van de Plantsoenendienst gesproken. Als de school inderdaad de wens te ken nen geeft om leerlingen bij de aanleg van de groenvoorziening te betrekken, dan valt daarover te pra ten en kunnen wij in combinatie met eigen werk leerlingen hier wat ervaring laten opdoen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder. Punt 13 (bijlage nr. 27). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 6