tigingen en dat daarbij dan, uiteraard, gedacht wordt aan de Grote Hoogstraat. In de binnenstad is echter geen sprake van een concentratie van horecavestigingen, want de laatste jaren is er sprake van uitwaaiering van horecavestigingen over het gehele zuidelijke, oostelijke en westelijke deel van de binnenstad. Het is een kleine moeite om zes of zeven straten in dit hele gebied te noemen waar de laat ste jaren een duidelijke groei heeft plaatsgevonden van horecavestigingen. Dit alles bij elkaar genomen vinden wij het van belang ons nader te beraden over de vraag wat in de toekomst het beleid moet zijn voor de horecavestigingen. Wij zijn in dit verband van plan om een en ander binnenkort bij de begro tingsbehandeling opnieuw aan de orde te stellen. Tenslotte kom ik bij het vijfde argument. Het college zegt dat het feit dat de groothandelsfunctie die in het bestemmingsplan, dat voor dit gebied door de raad is vastgesteld, aan dit pand is gegeven toeval zou zijn. Immers, als ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan in het betreffende pand een horeca vestiging was geweest dan zou ook automatisch daarmee de horecavestiging gelegiti meerd zijn geweest. Dat lijkt een logische redenatie, ik denk echter dat die niet juist is. Als men deze redenatie volgt dan betekent dat in feite dat bij wijziging van het bestemmingsplan ieder pand in de binnenstad, dat een gemengd gebied is, voor elke bestemming in aanmerking zou kunnen komen. Naar ons gevoel is dat een volstrekte ondergraving van het instrument "bestemmingsplan". In een bestem mingsplan wil men juist een stuk beleid formuleren over de vraag waar men met de functie en de func tieverdeling in de binnenstad naar toe wil. Het argument zoals dat door het college gehanteerd wordt is bovendien niet juist omdat er gesuggereerd wordt dat er in dit bestemmingsplan geen beleid is vastge legd. Er is wel degelijk een beleidsvisie neergelegd in het huidige bestemmingsplan, weliswaar niet vanuit de feitelijke bestemming zoals die in het bestemmingsplan is neergelegd - daarvan kan men in derdaad zeggen dat ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan de aanwezige functie is aan gegeven -, maar vanuit de visie in het structuurplan voor dit gebied. Er zit namelijk een beleidsvisie in de tabellen van toe te stane functies en functies die bij vrijstellingen kunnen ontstaan. Het is duidelijk dat er in het bestemmingsplan voor dit gebied geen mogelijkheden zijn geopend om vrijstelling dan wel wijziging toe te laten ten aanzien van de vestiging van horecafuncties. De vijf argumenten die door het college zijn aangedragen overziende, mijnheer de voorzitter, meent de meerderheid van mijn fractie tegen punt II van het besluit te moeten stemmen. De heer De Jong: Wij hebben er geen enkele moeite mee om een voorbereidingsbesluit te nemen aangaande punt I van de raadsbrief. Ook aangaande punt III van de raadsbrief hebben wij geen moeite. De bezwaren ten aanzien van dit punt kunnen alsnog worden ingediend. Wij willen alleen wel de opmerkingen die gemaakt zijn in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heel duidelijk bij dit punt blijven betrekken. Ten aanzien van punt II, de horecavestiging in het pand Tuinen 36, moeten wij vaststellen dat wij destijds een goed bestemmingsplan hebben ontworpen. Ik neem aan dat wij dat goed en wel overwogen hebben gedaan. Wij hebben heel goede aandacht geschonken aan de woon- en winkelfunctie in dit ge bied. Toen het bestemmingsplan amper gereed was kwam er een verzoek van een mijnheer van de Wil lemskade of hij een horecabedrijf mocht vestigen in het pand Voorstreek 60. Wij hebben toen met elkaar heel duidelijke motieven aangevoerd om geen horecavestiging in het pand Voorstreek 60 toe te staan. Mijn fractie ziet dan ook geen enkele reden om voor het pand Tuinen 36 het bestemmingsplan te wijzi gen zodat een gegadigde in het pand een bar-dancing kan gaan vestigen. Als men in elk verzoek dat dienaangaande binnenkomt aanleiding ziet om het bestemmingsplan te wijzigen dan kunnen wij beter geen bestemmingsplannen meer maken en onze tijd anders gaan besteden. De grootst mogelijke meerder heid van mijn fractie is niet voornemens om aangaande punt II van het besluit een voorbereidingsbesluit te nemen. De heer Buurman: Het verbouwen van het pand Tuinen 36 vormt op zich geen probleem. Bouwtech nisch mag er dan geen bezwaar zijn, veel belangrijker is de vraag of het planologisch wel gewenst is om hier een horeca-inrichting toe te staan, gelet op geluids-, verkeers- en parkeeroverlast. B. en w. stel len de raad voor een voorbereidingsbesluit te nemen. Achten b. en w. het in hun beleid passen dat hier een dergelijk bedrijf wordt gevestigd? Na al hetgeen de heer Timmermans heeft gezegd hoef ik niet verder uit te weiden over dit punt. Ik heb de indruk, maar daar kan ik mij natuurlijk in vergissen, dat b. en w. zo hoffelijk zijn de eer aan de raad te gunnen om een afwijzende beslissing te nemen. Een be slissing waarmee b. en w. niet eens zo erg ongelukkig zouden behoeven te zijn. De heer Dubbelboer: De VVD-fractie heeft met het nemen van een voorbereidingsbesluit ten aan zien van punt I van de raadsbrief geen problemen. De punten II en III van de raadsbrief geven toch wel aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen. 7 Over het pand Tuinen 36 is in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening al gesproken. Zoals u al van mijn collega van de PvdA hebt kunnen horen is de discussie hierover in de commissie uitgebreid ge weest. In deze commissievergadering zijn met name door de Dienst Stadsontwikkeling enkele argumenten aangevoerd die ons op zich wel aanspreken, maar die in vergelijkbare situaties in het verleden nooit aanleiding zijn geweest om geen voorbereidingsbesl ui ten te nemen en geen wijziging in bestemmingen van panden tot stand te brengen. Ik wil in dit verband wijzen op het pand Willemskade/hoek Prins Hen drikstraat waarvan wij nog niet zo vreselijk lang geleden in deze raad de bestemming "winkel" hebben gewijzigd in "horecavestiging". Als reden voor deze bestemmingswijziging is toen aangevoerd dat daar door in elk geval de verpaupering in dit gedeelte van de binnenstad wordt tegengegaan. Deze reden zou ook voor het pand Tuinen 36 kunnen gelden. Bovendien kan het scheppen van een stukje werkgelegen heid een reden zijn, nog afgezien van de werkgelegenheid die er in de bouwsfeer geschapen wordt. De fractie van de VVD heeft in het verleden altijd meegestemd met dit soort voorstellen. Ik ben het eens met de heer Timmermans als hij zegt dat wij eens ten principale moeten praten over de gemeentelijke Drank- en Horeca verordening, maar ik vind dat wij daar in dit geval de ondernemer niet de dupe van mogen laten worden door nu tegen het voorstel te stemmen. De fractie van de VVD zal dan ook voor het voorbereidingsbesluit Tuinen 36 stemmen. Dan wil ik nog een opmerking maken over het voorstel dat genoemd is onder punt III van de raads brief, namelijk het perceel de Polle 6 te Goutum. Eigenlijk hadden wij hierover niet hoeven te praten, ware het niet dat de afdeling Bouw- en Milieutoezicht volgens mij een foutje gemaakt heeft. Als deze afdeling adequaat was opgetreden dan was er nu geen gekunstelde constructie nodig geweest om achteraf nog een ingediende bouwaanvraag en een voorbereidingsbesluit wat dat gebied betreft goed te keuren. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik mijn bezwaren over deze hele gang van zaken al uiteengezet en ik ben dan ook niet van plan om die hier te herhalen. Mijn fractie wil echter ten aan zien van punt III van de raadsbrief met het voorstel van het college instemmen op grond van de toezeg gingen die de wethouder in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heeft gedaan. De heer Van der Wal: Mijn fractie heeft met punt I van de raadsbrief geen problemen. Punt III van de raadsbrief is vrij uitvoerig in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening besproken en daarover hebben wij onze mening al gegeven en de nodige opmerkingen gemaakt. Ik neem aan dat de wethouder deze opmerkingen meeneemt naar de betreffende dienst. Wij zullen ook voor dit voorberei dingsbesluit stemmen. Dan kom ik bij punt II van de raadsbrief dat gaat over het pand Tuinen 36. Dit punt heeft in onze fractie wel wat meer stof tot praten gegeven. Ook in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is vrij uitgebreid over dit punt gefilosofeerd. Het moet mij van het hart dat enkele argumenten die er in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening worden bijgehaald slechts zijdelings of soms totaal hele maal niets met het nemen van het voorbereidingsbesluit te maken hebben. Werkgelegenheid, hoe nuttig ook en hoe aardig ook, heeft natuurlijk niets met een dergelijk voorbereidingsbesluit te maken. Wil men nu plotseling aan de hand van één pand een anti-horecaspreidingsbeleid voeren in de binnenstad omdat er gebrek aan politiecontrole zou zijn? Ik wil heel graag mijn bijdrage leveren aan de totstandkoming van zo'n beleid, maar waarom nu wel een anti-horecaspreidingsbeleid en - de heer Dubbelboer heeft het ook al genoemd - bij het pand Prins Hendrikstraat hoek Willemskade niet? Waarom heeft de meer derheid van de raad dat beleid niet zo zwaar laten wegen bij de verkoop van het voormalige politiebu reau aan een horeca-ondernemer? De raad heeft deze verkoop zelf goedgekeurd; wij hebben overigens tegen die verkoop gestemd. Kortom, ik vind dat men dit soort argumenten niet bij dit voorstel moet be trekken Laten wij vaststellen dat de Tuinen z.z. noch in de huidige situatie noch in de toekomstige situatie een overwegende winkelfunctie heeft. Deze functie wordt wel als argument genoemd in bijvoorbeeld het rapport van de Dienst Stadsontwikkeling en in brieven die wij hebben gekregen. Er is op dit moment nauwelijks sprake van een woonfunctie. Wel is er in dit gebied momenteel sprake van parkeeroverlast, maar dat kan men de indiener van de plannen moeilijk verwijten want die heeft nog niets gerealiseerd. De overlast van het autoverkeer kan nauwelijks erger. Een dubbele rij geparkeerde auto's blokkeert de hele straat, terwijl er ook onbevoegd wordt geparkeerd. Hiertegen zal zeker moeten worden opgetreden, hetgeen misschien een beetje van de problemen oplost. De lijst die de Dienst Stadsontwikkeling heeft gemaakt van de horecabedrijven die thans aan de Tuinen zijn gevestigd komt mij irrelevant voor vanwege de totaal onvergelijkbare zaken die daarin wor den opgesomd. Dan kom ik bij de geluidsoverlast. Geluidshinder van binnen naar buiten toe is niet toegestaan. Onlangs hebben wij wat dat betreft artikelen in de Bouwverordening opgenomen en daaraan zal ook het bouwplan, dat eventueel ingediend zal worden, worden getoetst. Belanghebbenden hebben dienaan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 4