8 gaande trouwens allerlei beroepsmogelijkheden, tot aan de Raad van State toe. Aangezien het bouwplan er niet is moeten wij ervan uitgaan dat het plan zal voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de ge luidshinder. Voldoet het plan niet aan die eisen dan komt het hele plan er niet. Dan de geluidshinder die zich eventueel op straat kan voordoen. Ja, die geluidshinder is mogelijk en is ook een gevolg van de centrumfunctie van de binnenstad. Moet men nu bij dit voorstel wel zo zwaar tillen aan de geluids hinder en bij andere voorstellen niet? Ik ga nu nog even in op een paar argumenten die de heer Timmermans heeft genoemd. Hij noemt voor het pand Tuinen 36 de pakhuisfunctie voor winkeliers. Dit pand heeft twee drie jaar leeggestaan. Het pand is nu gekocht door iemand die er een bepaalde functie aan wil geven. Als er zo'n behoefte zou zijn geweest aan een pakhuisfunctie dan hebben belanghebbenden kans genoeg gehad om dit pand voor die functie in handen te krijgen, maar dat is niet gebeurd. Het argument ten aanzien van het wo nen in het pand was mij niet bekend op het moment dat wij dit voorstel in de Commissie voor de Ruimte lijke Ordening behandelden. De heer Timmermans vraagt zich af waarom het hele pand niet tot woning verbouwd kan worden. Men kan in een dergelijk pand een bovenwoning maken omdat men op de bene denverdieping een hoogwaardige economische functie heeft. Ik heb nog niet alle argumenten genoemd, maar mijn fractie heeft ten aanzien van dit punt alle voor's en tegen's afgewogen. Ik zie ook wel in dat er negatieve ontwikkelingen uit deze zaak kunnen voortvloeien, maar nogmaals, wij willen graag praten over een anti-horecaspreidingsbeleidWij willen trouwens sowieso praten over het Structuurplan voor de binnenstad en over het beleid ten aanzien van de binnenstad. Ten aanzien van punt II van de raadsbrief willen wij vooralsnog het voordeel van de twijfel geven aan het voorbereidingsbesluit, hetgeen onverlet laat de beroepsprocedures die belanghebbenden eventueel tegen het concrete bouwplan kunnen indienen. Mevrouw De Jong: Met de punten I en III van de raadsbrief ben ik het wel eens. Tegen punt II van de raadsbrief heb ik grote bezwaren. Ik kan het in grote lijnen eens zijn met de uiteenzetting die door de heer Timmermans over dit punt is gegeven. Het argument van b. en w. dat het hier om een leegstaand pand gaat is een heel slecht argument om een dergelijke functie in het pand toe te laten. Wij willen in dit gebied - het Structuurplan voor de binnenstad is hier duidelijk over - toch juist de woonfunctie versterken? De vestiging van een bar-dancing zal hieraan bepaald geen goed doen, want het is natuurlijk niet alleen de overlast van het pand zelf maar het is vooral de uitwaaiering van de overlast die een dergelijke vestiging met zich meebrengt. In deze buurt, waar wij bezig zijn om de woonfunctie te versterken, moet niet een bar-dancing worden toegelaten. Er is gezegd dat de meerderheid van de raad heeft ingestemd met de verandering van de bestemming van het pand Prins Hendrikstraat hoek Willemskade. Volgens mij is hier sprake van een volledig andere situatie, want wij kunnen in deze buurt amper nog spreken van een woonfunctie want die is al vakkun dig de nek omgedraaid. Deze situatie is dus een volledig andere en is niet vergelijkbaar met de situatie waarover wij vanavond discussiëren. De heer Geerts (weth.): Het is boeiend deze discussie in de raad te horen, want die is een getrouwe afspiegeling van de discussie die in b. en w. heeft plaatsgevonden. In b. en w. is nogal wat aandacht besteed aan punt II van de raadsbrief omdat men argumenten op verschillende manieren kan hanteren en tot verschillende conclusies kan komen. B. en w. hadden op de bouwaanvraag eenvoudig kunnen reage ren door te zeggen dat een en ander in strijd is met het bestemmingsplan en dat de aanvraag wordt afge wezen. Er zijn natuurlijk ook argumenten die ervoor pleiten om de bouwvergunning wel te geven. Men komt dan inderdaad vanuit een negatieve beoordeling tot een positief resultaat. Bij de beoordeling hoort onder anderen ook de vraag of men naar alle burgers toe op een gelijke wijze handelt. Is er voldoende reden om in dit geval nee te zeggen waar men in andere gevallen ja gezegd zou hebben? De argumen ten die ten aanzien van dit punt de revue gepasseerd zijn, zijn door de heer Timmermans genoemd. De heer Timmermans kan met bepaalde argumenten instemmen en met bepaalde argumenten niet. Het eind oordeel van de heer Timmermans over het voorbereidingsbesluit voor het pand Tuinen 36 is uiteindelijk negatief. De heer Van der Wal heeft ongeveer de argumenten gebruikt die ook in het college gespeeld heb ben om toch tot een positief oordeel te komen over deze zaak. Het college heeft gezegd dat het correct is dat dit voorbereidingsbesluit wordt genomen. Het is niet zinvol om hier wat dat betreft nogmaals alle argumenten naar voren te halen, want daar is in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening al een vrij uitgebreide discussie aan gewijd. De raad heeft dit voorbereidingsbesluit gekregen en kan de voor's en tegen's die naar voren zijn gebracht tegen elkaar afwegen en er, volgens zijn bevoegdheid, ja of nee tegen zeggen. 9 De heer Heere (weth.): De heer Geerts heeft zojuist gezegd dat er in het college over dit voorstel is gediscussieerd. De voorzitter zal zich herinneren dat ik mij toen het recht heb voorbehouden om te gen punt II van de raadsbrief te stemmen. Gehoord de discussie zal ik nu van dat recht gebruik maken. De Voorzitter: Het lijkt mij verstandig om de drie in het besluit genoemde punten afzonderlijk in stemming te brengen. Ten aanzien van de punten I en III van het besluit wordt z.h.st. besloten overeenkomstig het voor stel van b. en w. Punt II van het besluit wordt verworpen met 20 tegen 14 stemmen. (Voor punt II van het besluit stemmen van de fractie van de PvdA de heren Geerts, Janssen, Kessler en De Vries, van de fractie van het CDA de heren Miedema en Sijbesma alsmede de fracties van de VVD en PAL.) Punt 15 (bijlage nr. 58). De Voorzitter: Dit punt luidt: Garanderen van een geldlening van de Woningbouwvereniging Beter Wonen De heer Bijkersma: Voor ons ligt een voorstel voor het verstrekken van een gemeentegarantie voor een geldlening van ruim twee miljoen gulden van de Woningbouwvereniging Beter Wonen. De agenda punten 16 en 17 handelen ook over garanties die onze gemeente moet geven in verband met leningen in de woningbouwsector. Tot nu toe is het zo dat dergelijke voorstellen, voor wat betreft het financiële gedeelte, hamerstukken zijn. Naar ik heb begrepen baart de gang van zaken ten aanzien van gemeen tegaranties die wij geven bij woningaankopen - de garanties houden verband met de hypotheekverstrek king - in zijn algemeenheid toch wel zorgen omdat een aantal mensen in de koopwoningsector de gelde lijke verplichtingen niet meer kan nakomen hetgeen betekent dat die verplichtingen op conto van de gemeente worden geschreven. Nu de situatie in veel sectoren slechter wordt vraag ik mij af of het fi nanciële aspect van de garantie-aanvragen ook eens moet worden getoetst. Misschien gebeurt die toet sing zijdelings wel in de Commissie voor de Volkshuisvesting, maar ik vind dat ook de Commissie voor de Financiën, wanneer het gaat om dergelijke grote bedragen, de achtergrond van de garantie-aanvra gers wat beter moet leren kennen. Is het zinnig om dergelijke grote garantie-aanvragen - het gaat bij de voorstellen die genoemd zijn onder de agendapunten 15, 16 en 17 om een bedrag van ruim acht mil joen gulden - ook in de Commissie voor de Financiën te bekijken? De financiële achtergrond van de aanvragers kan daardoor mogelijk meer naar voren komen. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij een en ander nog eens doorpraten in de Commissie voor Bestuur lijke Aangelegenheden. De algemene lijn is - dat hebben wij al herhaaldelijk gezegd - dat problemen in één commissie worden behandeld. Tot dusverre is het nimmer het geval geweest dat dergelijke proble men in de Commissie voor de Financiën zijn behandeld. In de Commissie voor de Financiën worden de meer algemene facetten van het gemeentelijk financiële beleid behandeld. Bijna elke beslissing heeft financiële consequenties, maar voorstellen worden altijd in één commissie behandeld. Wij moeten deze lijn handhaven, want anders krijgen wij een doublure. Ik zeg wel toe dat wij deze materie - het gaat hier om een procedurekwestie - op de agenda zetten van de eerstvolgende vergadering van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden. De fracties kunnen hierover dus ook nog even praten zodat wij in die vergadering balans kunnen opmaken of wij op dit moment wel of niet op de goede weg zitten. De heer Bijkersma: Ik ben volledig content met uw antwoord, mijnheer de voorzitter. Het gaat er natuurlijk niet om om hierover ad hoe te beslissen. Het is goed dat deze materie wordt doorgesproken en dat iedereen erover kan nadenken, want het is natuurlijk een feit dat wij grote garanties geven. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de voorzitter. Punt 16 (bijlage nr. 59). De Voorzitter: Dit punt luidt: Garanderen van een geldlening van de Woningstichting Leeuwarden- LeeuwarderadeelDe bij agendapunt 15 door mij gedane toezegging geldt ook voor dit raadsvoorstel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 5