16
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de voorzitter gewijzigde voorstel van b.
en w.
De Voorzitter: Met het voorstel ten aanzien van de boerderij Kalverdijkje 74, zoals dat genoemd
staat onder punt 2 van de raadsbrief, zal worden gehandeld zoals zojuist door de wethouder is aangege
ven. De motie van de heren Boelens en Pruiksma wordt dus voor wat betreft het onderdeel boerderij Kal
verdijkje 74 door het college overgenomen. Het onderdeel boerderij Kalverdijkje 79 is zojuist door de
raad overeenkomstig het voorstel van b. en w. aangenomen.
Punt 21a (bijlage nr. 80).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Universitaire vestiging in Leeuwarden.
De heer Bron: Als het waar is dat grote gebeurtenissen hun schaduw vooruitwerpen, ook als deze
gebeurtenissen teleurstellend zijn, dan mogen wij constateren dat drs. Henstra een vooruitziende blik
had toen hij in september 1981 de commissie van deskundigen installeerde waarbij hij onder anderen de
volgende woorden sprak: "Dames en heren, ik verkeer in een paradoxale situatie, in een tijd waarin de
Nederlandse universiteiten tot ernstige bezuinigingen worden gemaand en er hier en daar zelfs stemmen
opgaan voor het opheffen van vakgroepen, een commissie te mogen installeren die zich zal buigen over
de mogelijkheid tot het creëren van een of meer nieuwe studierichtingen. Nu de universiteiten vooral
bezorgd zijn om eigen onderwijs en onderzoekcapaciteit op zijn minst te handhaven roept het initiatief
hier en daar toch vragen op zoals: heeft ons land wel behoefte aan nog een aantal nieuwe studierichtin
gen van sociaal-wetenschappelijke signatuur en, zo ja, is het niet een groot waagstuk deze te ontwik
kelen in een stad waar nog slechts schoorvoetend een begin is gemaakt met het tot stand brengen van
wetenschappelijk onderwijs?" Zowaar geen onverdeeld enthousiasme voor een zaak die Friesland voor
de heisdeuren heeft weggesleept. Hoe wrang zou een en ander ruim een jaar later concreet gestalte
krijgen in de onderhandelingen van de Taakverdelingscommissie Wetenschappelijk Onderwijs, kortweg
de TVC. Een ieder die het wel maar vooral het wee via de media gevolgd heeft kent het beeld van de
onderhandelingen en de resultaten daarvan. Het is een touwtrekkerij geworden onder het motto: Bezui
nigen is noodzakelijk, maar voor pijnlijke ingrepen is de buurman de meest aangewezen persoon. Daar
bij stond al van tevoren vast dat Groningen en met name de vestiging Leeuwarden de rol van buurman
kreeg toebedeeld.
Er is een groot aantal conclusies te trekken uit de onderhandelingen van de TVC. Ik licht er slechts
een tweetal conclusies uit. Ten aanzien van de universitaire vestiging te Leeuwarden wordt ons inziens
geheel ten onrechte gesteld dat er geen onderwijskundige grond tot handhaving aanwezig is. Het is toch
te gek dat de Leeuwarder vestiging vastgeketend zit aan een vertekend kwaliteitsbeeld dat is gebaseerd
op de eerste scriptie Een welzijnsstudie in een lesbisch-feministisch denkkader, waarin, zo stelt de
Volkskrant, vrije vrouwen vrije vrouwen vrij vrijen. Het is duidelijk - ik citeer de Leeuwarder Courant
van zaterdag jl. - dat de landelijke universitaire maffia een broertje dood heeft aan het hoger onderwijs
in Friesland. Daarnaast vindt mijn fractie dat de TVC de sociale wetenschappen te hard heeft aange
pakt. In een tijd waarin ons land zich bezint op de verzorgingsstaat is een studie als welzijnsvraagstuk-
ken meer dan voorheen nodig. Die studie bestaat slechts in Leeuwarden en moet daar blijven, ondanks
de verlangens van Tilburg misschien.
Terecht heeft de Rijksuniversiteit te Groningen zich steeds verzet tegen de opheffing van de Friese
vestiging. Zonder dat verzet waren onze kansen wel zeer gering geweest. Helaas is Groningen niet be
reid tot re-allocatie, maar dat standpunt was reeds duidelijk en ook niet onbegrijpelijk. Zo maken wij
ons allemaal zorgen over de uitkomsten van de TVC. Men kan zich vervolgens afvragen wat de status is
van het eindrapport van die TVC. Het antwoord daarop is reeds enkele malen door de minister gegeven,
namelijk dat een dergelijk plan niets anders kan zijn dan beleidsvoorbereidendHet laatste woord is aan
de minister en de Kamer moet de knopen doorhakken. Mijnheer de voorzitter, ik heb genoeg gezegd
over het grote ongenoegen.
Samen met vele anderen vindt de fractie van de PvdA iedere aantasting van de universitaire vesti
ging in Leeuwarden volstrekt onaanvaardbaar. Vele argumenten voor behoud en voor uitbreiding zijn
aan te voeren. Het was op grond van degelijke argumentatie dat niet alleen het experiment zoals het
hier loopt van start is gegaan, maar dat er ook terecht sprake is van uitbreiding tot een volwaardige,
levenskrachtige Algemene Faculteit Friesland. Ik volsta hier met het geven van een drietal aanvullende
argumenten. In de eerste plaats kan men stellen dat, wanneer de sluiting van de faculteit in Leeuwarden
doorgang vindt, dit kan worden geboekstaafd als een merkwaardig staaltje van overheidsbeleid. Immers,
bij de start in 1976 gold de Friese vestiging als een laboratorium van de toenmalige bewindslieden Van
17
Kemenade en Klein die in onze stad terecht wilden experimenteren met versmelting van universitair en
hoger beroepsonderwijs. In de tweede plaats zal door de publiciteit rond de dreigende opheffing het
aantal aanmeldingen zo gering zijn voor het komende studiejaar dat er niet eens voldoende studenten
zijn om eraan te beginnen. Studenten van het Sociaal Hoger Onderwijs Friesland (SHF) hebben hierop
reeds in een persbericht gewezen. In de derde plaats is er het argument van de regionale spreiding. In
een haastig doch glashelder onderzoek heeft drs. Schuurmans van de Rijksuniversiteit te Groningen aan
getoond dat deze universiteit een voor Nederland unieke regionale functie heeft. De vestiging Leeu
warden past daar uitstekend in. Helaas heeft de minister zo zijn twijfels over het aanhalen van de re
gionale functie als argument voor het behoud van faciliteiten. Tenslotte, mijnheer de voorzitter, zal
opheffing van de universitaire vestiging ook voor het gemeentelijke beleid een ramp betekenen. Ophef
fing zal het beleid dat wij hier de afgelopen jaren met zijn allen hebben uitgezet finaal doorkruisen. Ik
noem daarbij slechts de studentenhuisvesting en de bouw van het onderwijscomplex in CamstraburenIk
zit nog niet zo lang op deze stoel, maar de voorzitter zal ongetwijfeld meerdere voorbeelden kunnen
geven.
Al met al voldoende argumenten om een dreigende ramp met de nodige felheid te bestrijden. Die
bestrijding vraagt ons inziens een breed front van allen die zich moeten en willen inzetten voor het uni
versitaire onderwijs. Wij moeten dat doen met de wapens die de regering ons in voorgaande jaren zelf in
handen heeft gegeven. In het kader van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands I (ISP) is ons 25
miljoen gulden toegezegd voor de uitbouw van de Friese vestiging tot Algemene Faculteit. De verdere
bekostiging is in het algemeen financieringsschema van het hoger onderwijs helaas als p.m. opgenomen.
Bij deze gelegenheid heeft de toenmalige minister gesteld dat Friesland in 1990 een Algemene Faculteit
zou krijgen met plaats voor 2.000 studenten. Opheffing van de Friese vestiging of het achterwege blij
ven van uitbreiding zal ook in strijd zijn met eerdere genomen politieke beslissingen in de Tweede Ka
mer. In een door de gehele Kamer aangenomen motie-Faber stemde men in met uitbreiding. Het lopende
experiment van de integratie Agogische Akademie Friesland - Sociaal Hoger Onderwijs Friesland (AAF-
SHF) is aangegaan voor de duur van tien jaar, dus in ieder geval tot 1986. Het kabinet heeft aan het
experiment altijd zijn fiat gegeven. Er ligt dus een politiek besluit waaraan wij de regering moeten
houden. Een en ander betekent een herinneren aan de morele verplichting om onze Leeuwarder vestiging
niet kopje onder te laten gaan als gevolg van het oordeel van de TVC. In antwoord op vragen van mijn
partijgenoot in de Tweede Kamer, de heer Wallage, heeft minister Deetman toegezegd dat deze politie
ke uitspraken tot op dit moment niet zijn aangetast door het kabinet. Toch stelt ons dit antwoord niet
voldoende gerust, want in dezelfde context zei minister Deetman: "Gelet op de penibele situatie waar
in wij nu verkeren en gelet op de gevolgen daarvan voor de instellingen van wetenschappelijk onderwijs
kunnen dit soort zaken opnieuw aan de orde komen." Ergo, het advies van de TVC wordt in overleg tus
sen het kabinet en de Tweede Kamer al dan niet uitgevoerd. Dat vraagt ons inziens actie in de richting
van Kamerleden en de minister.
Achter de schermen is ook hier reeds veel voorbereidend werk verricht door de burgemeester, de
wethouder en de ambtenaren. Mijn fractie heeft dan ook alle waardering voor het initiatief van b. en
w. zoals het hier wordt gepresenteerd. Wij steunen daarom met kracht onze vertegenwoordigers in de
voorgenomen druk op individuele Kamerleden, de betreffende Kamercommissie voor onderwijs en de mi
nister. Wij hopen dat dit initiatief de volledige steun van deze raad zal krijgen, want de SHF "moat net
allinne bliuwe en sil net allinne bliuwe, blinder, hja moat kansen hawwe te waaksen".
De heer Pruiksma: Mijn fractie heeft met instemming kennisgenomen van het initiatief van het col
lege in de richting Den Haag met betrekking tot de dreigende liquidatie van het sociaal hoger onderwijs
in Friesland. Al evenzeer kan mijn fractie instemmen met de toonzetting van de brief naar Den Haag die
het college ons nu ter vaststelling heeft voorgelegd. Er wordt van alles in de brief gezegd, niet te veel
en niet te weinig. Het zenden van deze brief op dit moment betekent een alert gebruik van de bestuur
lijke kanalen die een gemeentebestuur ter beschikking staan. Daarnaast valt aan te nemen dat het col
lege de strijd in de Haagse wandelgangen waar nodig en mogelijk niet zal schuwen. De voorzitter heeft
op dat punt een zekere reputatie hoog te houden. Een en ander betekent overigens echter niet dat indi
viduele fracties in deze raad het daarbij zouden moeten laten. Iedere fractie immers, als orgaan van
een politieke partij - voorzover die partij op provinciaal en landelijk niveau terug te vinden is -, heeft
haar eigen kanalen om de onderwijskundige belangen, naast andere belangen, in Den Haag onder de
aandacht te brengen. Wij zullen onze taak op dat punt verstaan. De contacten daartoe zijn inmiddels
gereactiveerd. Ik mag er in dit verband aan herinneren dat de bekende motie van 20 december 1979,
die unaniem door de Kamer werd aanvaard, is ingediend door een Kamerlid dat behoort tot mijn politie
ke groeperingNiettemin is het goed om hier in de raad op te merken dat sluiting van het SHF voor
Friesland en ook voor met name Leeuwarden een heel slechte zaak zou zijn vanwege de sociaal-econo-