6 een afwijking van 10% ten opzichte van het hiervoor omschreven percen tage woondoe Ie inden van 75 toestaat: - artikel 15, Gemengde Doeleinden, onder A, de woorden "al dan niet" te laten vervallen; - het college van b. en w. opdracht te verlenen dit besluit in een correcte juridische vorm te gieten en tevens, indien nodig, artikel 15C aan te pas sen De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. De in de motie genoemde 75% dekt ongeveer het plan zoals dat er nu ligt, maar men weet bij het ontwikkelen van zo'n bouwproject natuurlijk nooit precies de uitval, want wij realiseren ons heel goed dat daarbij ook de economische realiseerbaarheid een rol speelt. Vandaar dat er een marge van 10% is aangehouden, wat inhoudt dat er, uitgaande van het percentage van 75, 65% tot 85% woningen in het plan moeten worden gerealiseerd. Voor het overige moet er aan de panden een zakelijke bestemming, naar wij aannemen op de begane grond, worden gegeven. Mevrouw De Jong: Met het voorstel van het college ten aanzien van de onder de punten A, B en C genoemde bezwaarschriften op de bladzijden één en twee van de raadsbrief heb ik geen moeite. Ook voor mij ligt het knelpunt bij de Smidsbuurt. In 1980 heb ik voor het bewonersmodel gestemd. Helaas heeft het kantorenplan van de projectontwikkelaar het gehaald. Wat overbleef was een gapend gat. Wij zitten naar mijn gevoel nu in een volledig nieuwe situatie. De honger naar kantoorruimte lijkt momen teel gestild. Wat let ons dan om nu aan de eisen van de bewoners tegemoet te komen? Volgens mij niets of weinig. De motie die is ingediend door de PAL-fractie zal ik van harte ondersteunen. Ik ben van me ning dat er alle reden is om na drie jaar aan de wensen van de bewoners tegemoet te komen en in de Smidsbuurt de nadruk te leggen op de woonbestemming. De heer Timmermans is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Geerts (weth.): Er is algemene instemming betuigd met het plan zoals dat ter visie heeft gelegen en met de afhandeling van de bezwaarschriften die genoemd staan onder de punten A tot en met C op de bladzijden één en twee van de raadsbrief. Met het bezwaarschrift zoals dat genoemd staat onder punt D op bladzijde drie van de raadsbrief is geen algemene instemming betuigd. Aan dit punt is nogal veel aandacht door de raad besteed. Voordat ik daarop echter inga, wil ik eerst ingaan op twee andere opmerkingen die gemaakt zijn. Mevrouw Van Dijk dringt er op aan dat wij, wanneer de reclamant, die genoemd staat onder punt C op bladzijde twee van de raadsbrief, op het standpunt staat dat hij als gevolg van de bepalingen van het bestemmingsplan schade lijdt en hij een beroep wil doen op artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke or dening, dan voldoende voorlichting en inlichtingen geven over de mogelijkheden die hij dienaangaande heeft. Als een particulier inlichtingen vraagt bij de gemeente over procedures of over de inhoud van het plan en over de wijze waarop een en ander moet gebeuren, dan krijgt hij die inlichtingen. Ik zeg me vrouw Van Dijk toe dat wij, als genoemde reclamant met vragen bij ons komt, die zullen beantwoor den De heer Van der Wal heeft een vraag gesteld over de relatie tussen het verleggen van de Wijnhorn- sterstraat en het Park-and-Ride systeem. De relatie is er omdat de verlegging van de Wijnhornsterstraat moet geschieden op een terrein dat eigendom is van de Nederlandse Spoorwegen. De verlegging van de ze straat maakt dus inderdaad onderdeel uit van het Park-and-Ride systeem. Dit systeem bestaat uit drie onderdelen, namelijk een parkeerterrein voor een aantal auto's dat de oppervlakte moet compenseren van de eventueel aan de noordkant verloren gaande parkeerruimte, een fietsenstallingsmogelijkheid en een tunneltje onder de spoorweg. De verlegging van de Wijnhornsterstraat wordt gecombineerd met de verbetering van de woonomgeving van dit gebied en met name ten aanzien van de verbetering van het stallen van automobielen. Wij hebben de laatste tijd nogal wat gesprekken gevoerd met vertegenwoordi gers van het rijk en van de Nederlandse Spoorwegen. In het kader van het ISP zijn aanvragen ingediend om deze werkzaamheden gesubsidieerd te krijgen, want het gaat hier toch wel om een vrij kostbare aan gelegenheid. Wij zullen dienaangaande dus ook andere dan de eigen gemeentelijke financiële middelen moeten ontvangen. Ik kan op het ogenblik niet meer zeggen dan dat deze aangelegenheid vrij intensief in bespreking is. De Nederlandse Spoorwegen willen wel meewerken aan de verlegging van de Wijn hornsterstraat en ook in het geval dat de andere fases van het Park-and-Ride systeem nu niet worden meegenomen. Ik vermoed alleen dat wij een en ander dan voor eigen rekening moeten nemen. Er zal dan ook eens op een rijtje gezet moeten worden of dat kan. Het hier zojuist geschetste is de fase waarin de ontwikkelingen zich bevinden. y-; ■- Dan ben ik nu toe aan de Smidsbuurt. De heer Sijbesma heeft terecht opgemerkt dat het hier aan de orde zijnde voorstel een consistente uitwerking is van het besluit van de raad ten aanzien van de keuze voor model drie. Het gaat hier om een juridische vertaling van die keuze. Het college heeft momenteel weinig reden om van die keuze af te wijken, want als men daarvan af wil wijken dan zullen er nieuwe feiten moeten zijn. Waaruit zouden die nieuwe feiten dan moeten bestaan? Men zou allereerst kunnen denken aan de behoefte aan kantoorruimte. Mevrouw De Jong heeft gezegd dat de honger naar kan toorruimte momenteel gestild lijkt. Deze stelling is voor mij nog niet bewezen. Een ander punt is of de 80%-regeling nu van toepassing is. Toen wij model drie aannamen is er van rijkszijde heel nadrukkelijk gezegd dat de gemeente Leeuwarden, nu zij ISR-gemeente is, niet in aanmerking zal komen voor de 80%-regeling. Wij hebben de indruk dat een en ander op het ogenblik wel eens gewijzigd zou kunnen zijn en dat wij misschien wel in aanmerking kunnen komen voor de 80%-regeling. Aan deze regeling is wei een aantal voorwaarden verbonden. Een van de voorwaarden is dat er een maximum gesteld wordt aan de verwervingswaarde van de opstallen. Wij kunnen maar niet elk bedrag bieden en dat dan onder de 80%-regeling brengen. Het is bekend dat er in dit gebied sprake is van een complexe eigendomssitu atie die eerst moet worden opgelost voordat men plannen kan maken. Volgens mij, dat heeft de heer Ten Hoeve ook opgemerkt, moet men dit gebied als een compleet geheel zien, want als men gedeelten aan pakt dan is het de vraag of men ooit alles kan realiseren. Ik kan zelfs verder gaan, want ik heb sterke aanwijzingen dat, als wij gebruik willen maken van de 80%-regeling, een van de goedkeuringsvoor- waarden daarvan is dat wij het gebied in een keer zullen moeten aanpakken. Het plan van de bewoners - oorspronkelijk was dit het plan van de projectontwikkelaar, maar die heeft het kennelijk bij de bewoners gedropt - gaat er vanuit dat niet alle eigendommen aangekocht wor den en dat er dus ook maar een gedeeltelijk plan voor het gebied wordt ontwikkeld. Een en ander heeft op zich allerlei consequenties zowel van milieu-technische aard als van financieel-technische aard. Ik heb zonet al gezegd dat het zeer waarschijnlijk is dat men, als men een gedeeltelijk plan reali seert, de rest van het plan nooit meer zal kunnen realiseren. Men blijft dan bijvoorbeeld met de situatie zitten van woonbebouwing vlak tegen een kaaspakhuis aan. Gedeeltelijke realisering geeft minder goe de mogelijkheden voor de ontwikkeling van dit gebied. Het college is vooralsnog van mening dat het niet gewenst is om het gebied gedeeltelijk aan te pakken. Wel is heel duidelijk naar voren gekomen dat de raad, ik denk toch te kunnen constateren een meerderheid van de raad, het een goede zaak zou vin den dat wij, als het plan van de kantoorbestemming niet door zou gaan, zullen pogen om een plan te realiseren waarin meer woonbestemming zit. Op zich lijkt mij dit een standpunt waarmee goed te wer ken valt. De heer Van der Wal heeft zonetal gezegd dat wij wel met de financiële en de economische haalbaarheid van dit plan zitten. De financiële en de economische haalbaarheid hangt inderdaad af van subsidiemogelijkheden, waarvan ik de 80%-regeling al heb genoemd. In combinatie met deze regeling zou misschien ook nog iokatiesubsidie verkregen kunnen worden. Deze combinatie komt vaker voor, maar ik heb nog geen concrete aanwijzingen of dat zal lukken. Een concrete aanwijzing krijg ik pas wanneer wij zekerheid hebben over de eigendomsverhoudingen. Ik kom dan nu bij de motie van de heer Van der Wal, waarin een verhouding wordt aangegeven ten aanzien van de woonbestemming en de kantoorbestemming. Wij hebben op het ogenblik te weinig exacte gegevens om te kunnen checken of de in de motie aangegeven verhoudingen tot een plan kunnen leiden dat economisch haalbaar is. Ik heb al gezegd dat wij hier nu een plan hebben dat is ontworpen op basis van een besluit van de raad. Wij zullen verder aan deze zaak blijven werken, want ook het college vindt dat de panden zoals ze er nu bij liggen niet gehandhaafd kunnen worden. Wij zullen daar wat aan moeten doen. Als blijkt dat een en ander via een plan kan waarin meer woonbestemming is opgenomen - de vraag hoe groot die woonbestemming moet zijn laat ik open want dat weet ik niet, maar het zal toch een mengeling van kantoorbestemming en woonbestemming moeten worden - dan kunnen wij die be slissing op dat moment aan de raad voorleggen. De raad kan dan op basis van exacte gegevens en van een economisch onderbouwd plan beslissingen nemen en kan bijvoorbeeld een nieuw voorbereidingsbe- sluit nemen waarbij artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening kan worden toegepast. Wat dat betreft vind ik de motie van de heer Van der Wal voorbarig. Aan deze motie ligt ook geen financiële ondergrond ten grondslag. De heer Van der Wal kan mij tegenwerpen dat dat aan het oorspronkelijk plan van de kantoorbebouwing ook niet ligt. Dat is de vraag, want volgens mij is dat plan toch eerder haal baar dan het andere plan, omdat het andere plan heel veel speculatieve elementen bevat. zeg de raad toe dat wij, als blijkt dat er toch een plan te realiseren is met meer woonbestemming dan nu het geval is, die realisering niet zullen nalaten mede gezien het feit dat wij die buurt op dat moment kunnen opknappen. Op het moment dat wij alles kunnen overzien, zowel financieel als plano logisch, zullen wij de procedures dienaangaande volgen. De motie van de heer Van der Wal bevat een concrete benoeming van de hoeveelheid woningen die in dit gebied zouden kunnen komen, namelijk 75%, en een wijzigingsbevoegdheid van het college om

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 4