8 ten opzichte van deze 75% af te wijken met 10% naar boven of naar beneden. Ik heb het idee en dat baseer ik op jurisprudentie die op dit punt bestaat, dat Gedeputeerde Staten van de gemeente Leeuwar den zullen eisen dat erg concreet wordt aangegeven hoe de bestemmingen zich verhouden. Ik weet niet of een plan dat een wijzigingsbevoegdheid bevat, zoals die in de motie van de heer-Van der Wal is aangegeven, wel goedkeuring verkrijgt. Ik heb dus eigenlijk twee bezwaren tegen de motie. In de eerste plaats is de motie voorbarig omdat het daarin genoemde percentage van 75 niet is onderbouwd. In de tweede plaats weet ik niet of de wij zigingsbevoegdheid goedkeuring zal verkrijgen. Ik heb een en ander tevens in relatie gebracht met het feit dat wij, als wij kansen zien om hier wel een realiseerbaar plan van te maken, daarmee bij de raad komen en wij dienaangaande de nodige voorstellen zullen doen. Voorwaarde daarbij is dat wij allereerst alle eigendommen verwerven en dat wij een en ander onder de subsidieregelingen van het rijk kunnen brengen. Tussen het verwerven, de rijkssubsidieregelingen en de hoogte van het bedrag zijn ook weer relaties. Ik zeg de raad echter toe dat wij daarmee aan het werk blijven. De heer Van der Wal: Ik wil nog even ingaan op het Park-and-Ride systeem. De wethouder heeft gezegd dat er een duidelijke relatie is tussen de verlegging van de Wijnhornsterstraat en de woonomge ving, maar dat een en ander afhankelijk is van de Nederlandse Spoorwegen. De Nederlandse Spoorwe gen willen in principe wel meewerken aan de verlegging van de Wijnhornsterstraat maar, als het Park- and-Ride systeem niet doorgaat - dat is op zijn minst twijfelachtig te noemen -, dan zouden wij die verlegging zelf moeten bekostigen. Ik begrijp echter uit de woorden van de wethouder dat de relatie zo nauw verbonden is met hele woonverbeteringsplan dat b. en w. die consequentie ook trekken. Dan kom ik bij de Smidsbuurt. De wethouder zegt dat wij drie jaar geleden een besluit hebben ge nomen over een kantorenplan en hij vraagt zich af welke nieuwe feiten zich hebben voorgedaan. De wethouder zegt dan, hij haalt daarbij de woorden van mevrouw De Jong aan, dat er weinig of minder kantoorbehoefte is. Die indruk bestaat er bij mij ook, want waarom is anders het oorspronkelijke plan van de baan geveegd? Bovendien merkt en leest men alom dat er de wereld aan kantoorruimte is in Leeuwarden en dat is ook het geval exclusief de Smidsbuurt. Op zich is dat een nieuw feit, maar de hardheid daarvan is op het ogenblik moeilijk te onderbouwen. Ook een nieuw feit is dat er kans is dat de 80%-regeling zal worden toegepast, maar dat zal uitgezocht moeten worden. Maar één belangrijk feit noemt de wethouder niet, namelijk het model drie waarvoor de meerderheid van de raad destijds heeft gekozen. Dat is een zeer concreet bouwplan met uitgebreide tekeningen. Dat plan is, hoe je het ook wendt of keert, van de baan en zal er niet meer komen. Ook de Dienst Stadsontwikkeling (DSO), die een uitgebreid advies bij dit raadsvoorstel heeft verzorgd, komt tot die conclusie. De DSO komt met een heel uitgebreide bestemmingswijziging, maar dat lijkt mij in dit stadium niet nodig omdat men veel gemakkelijker de percentages kan wijzigen hetgeen wij met onze motie willen bereiken. Kortom, het kantorenplan is al lang van tafel. De wethouder zegt dat er ten aanzien van mijn motie twee bezwaren zijn. Het eerste bezwaar is dat mijn motie voorbarig is. Nu breekt mij de klomp. Op de agenda staat toch Vaststellen bestemmings plan Huizum-West, deelplan I? Dit is het moment waarop de raad bij deze vaststelling zijn beleid voor dit gebied vaststelt. Ik kan het niet helpen dat het misschien vanwege allerlei verwervingen wat onge lukkig uitkomt dat dit punt nu geagendeerd staat. Ik begrijp dus ook niet waarom onze motie voorbarig zou zijn. Wat wel voorbarig is geweest is het raadsvoorstel van 10 maart 1980 om, op basis van een wat achteraf blijkt in ieder geval niet realistisch kantorenplan, het hele bestemmingsplan voor zo'n gebied in te richten. Dat is voorbarig geweest, maar onze motie is niet voorbarig. Het punt staat geagendeerd, dus als er iets voorbarig is geweest dan is het de handelwijze van b. en w. Het tweede punt is dat de goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de wijzigingsbevoegdheid die ik voorstel twijfelachtig is. Ik heb natuurlijk niet mijn kast vol bestemmingsplannen meegenomen, maar toch ben ik gedwongen om daaruit regelmatig dorre artikelen te lezen. Nou, het stikt daar haast in van de wijzigingsbevoegdheden van b. en w. wat percentages betreft. Het grootste deel daarvan is goedge keurd en ik kan mij dus niet voorstellen dat de goedkeuring van dit artikel op problemen zou stuiten. Overigens, de raad stelt een concreet percentage vast, hetgeen zal betekenen dat, als het plan komt en men rekent een percentage van 77,5 uit, dan niet aan het bestemmingsplan wordt voldaan en dat daarom het bouwplan afgekeurd zou moeten worden. Dat is natuurlijk heel ongebruikelijk. Vandaar ook dat het heel gebruikelijk is dat dit soort wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan wordt opgenomen. Men kan dan twisten of 10% te ruim of niet ruim genoeg is. Wat dat betreft wil ik wel een discussie aangaan, want dat percentage mag van mij ook 12 of 8 worden. Het gaat er natuurlijk om dat op dit moment de meest realistische en wat ons betreft de meest wenselijke hoofdfunctie van dit gebied, wonen, wordt aangevuld met de economische functie zoals bedrijven, winkels of horeca. Die functie laten wij ook gewoon staan in het bestemmingsplan. Ik kan mij het realiteitsgehalte van het bezwaar van de wethou- 9 der nauwelijks voorstellen, want wij hebben weet hoe vaak wijzigingsbevoegdheden in de plannen op genomen die zijn goedgekeurd. Maar goed, ik heb die bestemmingsplannen niet bij mij, dus kan ik een en ander ook niet voorlezen. Er moet in één fase worden gebouwd. Wel nu, het woningbouwplan dat er nu ligt en dat ongeveer voldoet aan de percentages die ik genoemd heb kan gemakkelijk in één fase worden geraliseerd. (De heer Geerts (weth.): Dan heb je maar een gedeelte van het gebied!) Nee, het plan kan voor het hele gebied, dus inclusief het kaaspakhuis, uitgevoerd worden. Dit plan heeft het voordeel, de wethouder kan dat een nadeel vinden, dat het gefaseerd uitgevoerd kan worden maar dat hoeft niet. Op zich heeft dat niet zoveel met de inhoud van ons bestemmingsplan te maken, want dat is meer een kwestie van uit voering. Een en ander regelen wij niet in een bestemmingsplan, maar kunnen wij als gemeente via ons privaatrecht - wij hebben namelijk in dit gebied bezittingen - regelen. Het argument om in één of meer fases te bouwen staat hier niet ter discussie, want dat komt nooit in bestemmingsplannen aan de orde. Fasering kunnen wij via onze grondeigendommen in dit gebied afdwingen als wij dat willen en ik ben daar natuurlijk voorstander van. Voor mij staat als een paal boven water dat er op de meest korte termijn een einde moet worden ge maakt aan deze schandvlek in de bebouwing op een van de meest markante punten in Leeuwarden. Wij worden voor de keuze gesteld of nog jarenlang aankijken tegen deze situatie omdat er per se in één fase gebouwd moet worden, of uitvoering op kortere termijn in twee fases. Wat betreft het kaaspakhuis zijn er natuurlijk wel wat milieuproblemen, maar op zich mag dit ge bouw van mij wel blijven staan. Als het kaaspakhuis later verbouwd kan worden, dan vind ik dat ook best, want het gebouw verstoort het aanzicht niet. De rest van de dichtgetimmerde gebouwen die er nu staan en waarin brand gesticht kan worden moet zo snel mogelijk weg. Daar is nu een concreet plan voor dat past binnen de motie die ik heb ingediend en ook binnen de marges die daarin genoemd staan. Ik zie dan ook geen enkele reden om de motie in te trekken, want wij staan nu voor het feit dat wij een ruimtelijk beleid moeten voeren. Als b. en w. van mening zijn dat dat te voorbarig is, dan had men dit punt niet op de agenda moeten zetten of niet ter visie moeten leggen want daar is dit beleid natuurlijk aan gekoppeld. Ik heb volgens mij mijn standpunt voldoende toegelicht. Wij handhaven onze motie. De heer Ten Hoeve: Naar mijn gevoel heeft de wethouder een overtuigend verhaal gehouden. Mijn fractie blijft toch voor een grotere woonfunctie in dit gebied als dat enigszins kan. Toch zeggen wij dat wij in deze situatie akkoord gaan met het voorstel, omdat dat op dit moment de meeste mogelijkheden biedt om in dit gebied "ontwikkelingen" op gang te brengen. Dat laatste moet ook zeker voor dit ge bied, want, dat is ook al benadrukt, het gaat hier om een ontzettend verkrot en slecht gebied, een schandvlek voor de stad. Wij willen er nog eens op aandringen dat het college waakzaam moet zijn wanneer zich nieuwe mogelijkheden voordoen. Het college zal wel zeggen dat het dat altijd is, maar wij vinden dat er eventueel een procedure op grond van artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke orde ning - dat is niet een sympathiek middel - moet worden toegepast. Ik wil in dit verband nog even iets noemen. Hoewel men zulke woorden misschien niet mag uitspre ken heb ik steeds het gevoel dat er ook speculatie aspecten in dit geheel meespelen. Daar moeten wij ontzettend voorzichtig mee zijn en daarom denk ik dat deze procedure op dit moment de beste manier is om door te gaan. Wat dat betreft ga ik akkoord met het voorstel en heb ik geen behoefte aan de motie van PAL. Mevrouw De Jong: PAL handhaaft de ingediende motie die ik zal blijven ondersteunen. De wethou der heeft gezegd dat de motie niet financieel onderbouwd is. Ik wil even herinneren aan het concrete model drie van 1980 dat wel financieel onderbouwd leek. Toch zijn er nog steeds gaten, dus wat dat betreft maakt het feit dat de motie niet financieel onderbouwd is op mij niet zoveel indruk. Wij zijn bezig met het vaststellen van het plan en daarom ben ik van mening dat deze motie zeer terecht ter sprake komt en niet voorbarig is. Het is al meerdere malen genoemd dat het hier om een zeer kwetsbare hoek van de stad gaat. Ik blijf erbij dat juist in de Smidsbuurt de nadruk moet worden gelegd op de woonfunctie, dat heb ik in 1980 gesteld en dat stel ik nog steeds. Er is volgens mij toch ook een volle- big andere situatie dan in 1980. Ik wil nog eens stellen dat hetgeen ons in 1980 is gezegd, namelijk dat er een grote, zo niet schreeuwende behoefte was aan kantoorruimte, toch heel duidelijk achterhaald is. Vandaar ook dat ik vind dat het plan, dat er nu is, juist past in datgene wat de bewoners altijd al heb- en gewild. Dat plan hebben wij destijds ondersteund en ik zal dan ook zonder meer de motie van PAL ondersteunen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 5