14
uitgelegd als steun aan de politiek van de Zuidafrikaanse regering. Ik vind dit een sterk staaltje van se
lectief of op ad hoe basis te werk gaan. Is het niet beter om ook naar de praktijk te zien van bijvoor
beeld de door mij genoemde landen? Hoewel mij de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek niet de juiste
lijkt, daarbij beseffend dat een oplossing van de problemen in dat land niet eenvoudig is, ben ik van
mening dat de door b. en w. voorgestelde maatregel geen enkel effect zal hebben op de Zuidafrikaanse
regering. Wel worden de bevolking en de sportmensen getroffen, hoewel zij het apartheidsbeleid niet
voeren
De heer Sijbesma: Als reactie op de voorgaande spreker wil ik nog even iets zeggen. In de Commis
sie voor Bestuurlijke Aangelegenheden heb ik gezegd dat ik tegen apartheidspolitiek ben, daar grote
bezwaren tegen heb. Ik heb ook gezegd dat ik trouwens tegen veel andere politieke systemen bezwaren
heb. Ik heb wel eens het gevoel dat de kritiek zich vaak eenzijdig toespitst op Zuid-Afrika. Het door
mij gestelde in genoemde commissie is een kritische noot in de richting van het regeringsbeleid, want
wij praten in deze zaak over buitenlandse politiek. Het beleid ter zake wordt door de regering bepaald
in overleg met het parlement. Ook onze politieke groepering is daarin vertegenwoordigd en bepaalt
mede dit beleid. In het verlengde daarvan kan mijn fractie akkoord gaan met het concrete voorstel dat
het college doet.
De heer Siemonsma: Wij kunnen het eens zijn met het voorstel van b. en w. Wat ons betreft had
het voorstel best wat breder geformuleerd mogen zijn. Er is in vrij bedekte termen gezegd dat wij hier te
maken hebben met een verwerpelijk systeem, met een apartheidsbewind en dergelijke. Het gaat hier om
een systeem van racisme dat wij ook in de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Door dit systeem
weet een blanke minderheid nog steeds aan de macht te blijven. De zwarte bevolking wordt genadeloos
onderdrukt - volgens mij moet men het zo duidelijk stellen -, waarbij zelfs niet geschroomd wordt om
ook schoolgaande kinderen, die proberen om op te komen voor elementaire rechten, in koelen bloede te
vermoorden
Gelet op het karakter van het bewind in Zuid-Afrika en gelet op de argumenten die aangehaald
worden door de overkoepelende sportorganisatie en die ook genoemd zijn door de voormalige minister
van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, De Boer, meen ik dat wij niet anders kunnen doen
dan deze uiterst kleine bijdrage te leveren om op den duur democratie en menswaardige verhoudingen ir
Zuid-Afrika helpen te bewerkstelligen.
Mevrouw De Jong: Alle waardering aan het adres van het college ten aanzien van deze raadsbrief.
Het gaat hier weliswaar om een heel kleine bijdrage, maar het voorstel is toch een duidelijk protest te
gen een apartheidspolitiek die aan alle kanten verwerpelijk en te veroordelen is. De zwarte meerder
heid wordt onderdrukt door een kleine blanke minderheid en dat is verwerpelijk. Het is zelfs zo verwer
pelijk, mijnheer de voorzitter, dat het een goede zaak is dat wij, ook al weten wij dat het protest mis
schien erg weinig of zelfs helemaal niets zal uithalen, dit protest heel duidelijk laten horen. Ik onder
steun daarom het voorstel van het college van harte.
De Voorzitter: De meningen zijn niet helemaal gelijkluidend. Wij hebben met belangstelIing ken
nisgenomen van de verschillende standpunten. Het college ziet geen aanleiding om het voorgestelde te
herzien of te corrigeren.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de fracties van de
VVD en GPV/RPF/SGP wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punt 21 (bijlage nr. 112).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 22 (bijlage nr. 130).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Wijziging van de statuten van de Stichting Culturele Centra
Leeuwarden
De heer Niemeijer: Het gestelde onder punt V van het besluit heeft onze fractie en steunfractie met
enige verbazing vervuld. Geenszins hebben wij met zijn allen kunnen doorgronden welke reden eraan
de in dit punt van het besluit genoemde leeftijdsgrens ten grondslag ligt. Cultuur lijkt volgens ons wei
15
nig leeftijdgebonden en bovendien worden geen andere fysieke eisen gesteld. Wij hebben als fractie
problemen met deze leeftijdsbeperking en wij willen graag de reden van die beperking weten. De frac
tie heeft mij gevraagd om deze vraag te stellen omdat ik de oudste ben van de fractieleden.
De Voorzitter: Dat geeft te denken! (Gelach) De reden, mijnheer Niemeijer, is de volgende. Wij
volgen al sinds zeer lange tijd de gedragslijn dat wij mensen, die in de benoemingsperiode de leeftijd
van 70 jaar bereiken, niet voor een benoeming voordragen, behalve in die gevallen waarin het relevant
is, bijvoorbeeld bij de problematiek van ouderen, dat ook deze groep meedoet. Het bestuur van de
Stichting Culturele Centra Leeuwarden heeft daaruit geconcludeerd - wij hebben wat dit punt betreft
een keer voor een wat vervelende verrassing gestaan - dat het beter is de leeftijdsgrens vast te leggen in
de eigen statuten. Op deze manier komt men in de toekomst niet weer voor een wat vervelende verras
sing te staan als de raad iemand van een iet wat hoge leeftijd niet meer zou benoemen. Wij hebben er
geen bezwaar tegen dat de Stichting Culturele Centra Leeuwarden onze gedragslijn in de eigen statuten
gaat vastleggen.
De heer Niemeijer: Volgens mij moet het gestelde onder punt V van het besluit wat anders en beter
worden geformuleerd binnen de context van het aangeven van de lengte van de zittingsduur en dergelij
ke. Het in dit punt gestelde vind ik bijna discriminerend. Ik wil graag dat het punt als zodanig vervalt
en ik vraag de raad dan ook om tegen deze formulering te stemmen. Het college kan eventueel terugko
men met een aanvullende formulering om voor een aantal van dit soort zaken, dat het college naar vo
ren heeft gebracht, een zin in te kaderen.
De Voorzitter: Het besluit is geformuleerd zoals de heer Niemeijer het bedoelt. Er is geen motie
ingediend. Ik breng dan nu het voorstel in stemming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de PAL-frac-
tie wenst te worden geacht te hebben gestemd tegen punt V van het besluit.
Punt23 (bijlage nr. 133).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Preadvies inzake het verzoek van het bestuur van Aquarius Lokale
Omroep Leeuwarden.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Het bestuur van Aquarius Lokale Omroep Leeuwarden vraagt de
raad om het vereiste advies van representativiteit uit te brengen om daardoor wellicht een uitzending
rondom de installatie van de nieuwe burgemeester mogelijk te maken. Voor ons als fractie is de vraag
discutabel bij welk aantal leden een organisatie als Aquarius representatief zou zijn. Het college
schrijft in de raadsbrief dat de criteria waaraan het lokale omroepbeleid dient te worden getoetst nog
niet zijn uitgewerkt en dat die wellicht door de te vormen werkgroep zullen worden uitgewerkt. De de
finitieve beoordeling is dus nog niet gegeven en wij menen daarom dat een verklaring van representati
viteit wel zou kunnen worden afgegeven. Het afgeven van zo'n verklaring schept geen precedent, want
er is geen andere organisatie die wil uitzenden of een uitzending wil verzorgen. Alleen het bestuur van
Aquarius Lokale Omroep Leeuwarden vraagt toestemming voor de uitzending. Wij vinden dat het college
op louter formele gronden heeft beslist om deze verklaring niet te geven en wij willen dan ook adviseren
om Aquarius Lokale Omroep Leeuwarden nogmaals een kans te geven om een experimentele uitzending
via het kabelnet te verzorgen.
Wij zijn tegen het voorstel van b. en w.
De Voorzitter: Wij hebben het voorstel aan de raad niet gedaan op formele gronden, want wij heb
ben goed geluisterd naar de discussie die een vorige keer bij een soortgelijk voorstel in de raad is ge
voerd. Toen is er unaniem door de raad kennis van gegeven dat men, voor het toen aan de orde zijnde
voorstel dat samenhing met de opening van de Evenementenhal, geen bezwaar had voor dat specifieke geval
Aquarius als representatief te erkennen. Een en ander moest zo geformuleerd worden omdat anders het
verzoek niet in behandeling zou worden genomen. Wij zijn van mening dat er, wanneer wij een tweede
keer een verklaring van representativiteit af zouden geven, wel een precedent wordt geschapen, te
meer daar het ons bekend is dat met name de kwestie van representativiteit een zeer belangrijke rol zal
gaan spelen bij het erkennen van de organisatie die in de toekomst belast zal worden met de lokale om
roep. Daarom hebben wij gemeend om dat precedent niet te moeten scheppen en vandaar dit voorstel
aan de raad dat vooral gebaseerd is op de discussie destijds in de raad.