26 is beiand. Ik denk hierbij aan Camstraburen-Zuid, Wiardaburen en het LijempfterreinWiardaburen is op de lange baan geschoven en de gedachten gaan door omstandigheden gedwongen naar inbreiden in plaats van stadsuitbreiding. In onze standpuntbepaling omtrent Wiardaburen en onze ideeën omtrent het Lijempfterrein, hebben wij altijd het accent op het in de stad bouwen gelegd en wij zijn dan ook geluk kig dat nu met voorrang in deze richting plannen worden gemaakt. PAL is altijd voorstander geweest van een kleinschaliger, stedelijker en dus goedkopere oplossing van de Oostergoweg, zeg maar Oostergo- straat, en wie dan nog zegt dat PAL niet in termen van bezuiniging kan denkenWij hebben begrepen dat het denken van het college nu ook in kleinschaliger richting gaat. Wij juichen die ont wikkeling toe en voor zover PAL een aanzet in die richting heeft gegeven zijn wij blij dat deze plannen zo positief zijn overgenomen. Grote zorgen hebben wij zo langzamerhand over de toepassing van het zogenaamd beschermd stads gezicht. Met het grootste gemak worden als beeldbepalend en structuurondersteunend gekwalificeerde panden afgebroken. Over wat daarvoor in de plaats komt kan men verschillend denken. De nieuwbouw- plannen van St. Anthoon dreigen rampzalige afbreuk te doen aan het oudste en waardevolste deel van onze binnenstad. Wij eisen van het college dat het zich met de meeste kracht zal verzetten tegen de afbraak van het oud en nieuw St. Anthoon. Aan PAL zal het niet liggen om deze plannen met alle ge oorloofde middelen tegen te gaan. Een ander voorbeeld in welke richting het te beschermen stadsgezicht kan worden verknoeid is ons onlangs bekend geworden uit publicaties in de pers. Wij doelen hierbij op de nieuwbouwplannen voor de hoek Westerkade/Willemskade. Het karakteristieke pakhuis met de ronde gevelwand dreigt vervangen te worden door een ons inziens mislukte poging tot aangepaste nieuwbouw in de binnenstad, met een soort romney-loodsen ofte wel nissenhutten op het dak, die wij zelfs op de industrieterreinen verbieden. Overigens zal de heer Bijkersma wel blij zijn met dit ontwerp. Waarom niet een passende functie ge zocht voor de bestaande pakhuizen die past binnen de prioriteit die het college geeft aan werkgelegen heid? Maak van de pakuizen werkplaatsen voor jonge bedrijven. Ook vragen wij ons af hoe lang het gat Snekerkade ons nog aan zal gapen. Toch een duidelijk symptoom dat de behoefte aan kantoorruimte aan het afnemen is. In dit verband hebben wij er dan ook geen problemen mee dat de plannen voor de Oude Veemarkt voorlopig op de lange baan worden gescho ven. Overigens blijken de gemeentelijke sturingsmiddelen beperkt gezien de verwachte ontwikkeling van kantoren op de plaats van de huidige Frico richting west. Is het college ook voornemens die midde len binnenkort aan de raad voor te leggen in de vorm van een ontwerp-bestemmingsplan voor het gebied tussen Snekertrekweg-Stephensonviaduct en spoorlijn? Ons inziens lijkt dit een onontkoombare zaak. Op het gebied van de volkshuisvesting worden wij geconfronteerd met teruglopende contingenten, terwijl de woningnood nog zeker niet is opgelost. PAL vindt dat er in principe geen woning meer mag worden afgebroken, omdat vervanging daarvan ten koste gaat van de contingenten. Zorgvuldige afwe ging is noodzakelijk in het onderbrengen van de steeds schaarsere contingenten tussen de inbreidingsge- dachte in en rondom de binnenstad en in CamminghaburenDit laatste blijft noodzakelijk om de finan ciële risico's voor de gemeente binnen de perken te houden. Andere woonvormen verdienen een positie vere benadering, met name het wonen op woonschepen en het groepsgewijs bewonen van panden. Hier voor moet dan ook meer gebouwd worden c.q. bestaande panden geschikt gemaakt worden. Naast de nog steeds aanwezige woningnood geldt steeds meer het probleem van de woonlasten. De op te stellen gemeentelijke Volkshuisvestingsnota zal hier aandacht aan moeten besteden. Duidelijk is in ieder geval dat er een actieplan moet komen om verdere stijging van de woonlasten tegen te gaan. Een ander punt waar wij dit jaar in de algemene beschouwingen op in willen gaan is de noodzaak van het opnieuw formuleren van een cultuurbeleid. Juist nu is dat belangrijk, immers ook hier is het ge brek aan financiën een grote bedreiging. Velen beschouwen kunst en cultuur immers als een luxe. In Leeuwarden ontbreekt op dit moment een actueel beleidskader voor het cultureel beleid. Dat be tekent dat het risico des te groter is dat er ten eerste op basis van ad hoe keuze bij de elkaar opvolgen de herwaarderingen afbraak plaatsvindt van de bestaande kunstinstituten en dat ten tweede - nu het al zeer onwaarschijnlijk geacht mag worden dat er voor nieuwe kunstuitingen extra geld beschikbaar komt - alle nieuwe initiatieven automatisch afvallen. Dit laatste lijkt ons al helemaal ongewenst. Er zal dus hoe dan ook een herschikking van middelen moeten plaatsvinden. Om dat op basis van politieke uitgangspunten en na discussie met alle betrokkenen te kunnen doen, is een duidelijk cultureel beleids plan dan ook voorwaarde. Vandaar dat ik het zo spoedig mogelijk uitbrengen van een nota cultuurbeleid bij afdeling VI heb geclaimd; ik kom daar bij de geclaimde punten op terug in de vorm van een motie. Op enkele inhoudelijke punten met betrekking tot de sector cultuur wil ik nu ingaan. In de in 1974 door de Culturele Raad uitgebrachte nota Kunstbeleid stond als centraal uitgangspunt geformuleerd: "komen tot een grotere cultuurspreiding". B. en w. hanteren dit nog steeds als een belangrijk uitgangs punt getuige het beleidsplan. Mijn fractie vindt dit een te beperkt uitgangspunt. Een standpunt dat wordt gedeeld door de voormalige Culturele Raad blijkens de voor ons ter inzage liggende Interimnota cultuurbeleid van die raad. Immers, ten eerste is het zo dat uit de praktijk blijkt dat dit uitgangspunt niet heeft gewerkt want nog steeds wordt het huidige aanbod van de gesubsidieerde culturele instellin gen door een zeer beperkte groep geconsumeerd. Ten tweede legt het uitgangspunt teveel nadruk op een aspect van het cultuurbeleid, namelijk alles dat voortbouwt op de traditie dient in stand te worden ge houden en voor een brede groep toegankelijk te worden gemaakt. Daarmee wordt er aan voorbij gegaan dat er diverse publieksgroepen zijn die ieder hun eigen behoefte hebben en dat juist ook vernieuwing - het afzetten tegen traditionele opvattingen en tegen wat geweest is en tegen wat is - thuishoort in een cultuurbeleid. Ook uit de praktijk van het tot nu toe gevoerde beleid blijkt de beperking van het cen trale uitgangspunt. Alles wat uit de traditie is voortgekomen komt er, wat zorg en aandacht betreft, verreweg het beste af. Evenals uit de stroom van structurele instandhoudingssubsidies. Natuurlijk kun je niet een beleid voeren waarin je het ene jaar het Frysk Orkest subsidieert en het volgend jaar alle klas sieke musici ontslaat en alleen nog maar de jazz-activiteiten van Hothouse Redbad subsidieert. Teveel vaste verplichtingen dreigen echter de flexibiliteit uit het cultuurbeleid te halen. De cul tuurbegroting wordt dan zo zwaar belast door dingen die al moeten dat er geen rek en ruimte meer in zit voor nieuwe zaken. Kijk ook naar het rijksbeleid: het handhaven van het Frysk Orkest ten koste van het budget voor nieuwe muziek is zo'n voorbeeld, dat wat ons betreft, dan ook niet terecht is. Meer flexi biliteit dus in het cultuurbeleid, waarbij ingespeeld wordt op nieuwe behoeften door structureel ruimte in te ruimen voor dat wat zich nog aandient. Ruimte in financiële zin, ruimte in letterlijke zin en ruim te in bestuurlijke zin. Let wel: wij voeren hier geen pleidooi voor het omhakken met een botte bijl van moeizaam opgebouwde subsidiestelsels, maar voor planmatige beleidsombuigingen waardoor nieuwe ont wikkelingen mogelijk gemaakt worden. Een dergelijke operatie gaat natuurlijk wel geruime tijd in beslag nemen. Als aanzet voor een der gelijk cultuurbeleid en als voorwaarde om ook nu al ruimte te hebben voor vernieuwing en experimen ten, zouden wij willen voorstellen het Fonds voor Culturele Doeleinden voor een deel te bestemmen tot experimentenpot. Voorwaarde om die experimentenpot succesvol in te zetten voor dat doel is dat door het college ook actief groeperingen benaderd worden met het verzoek plannen te maken en in te dienen. Ik denk in dat verband aan het oproepen via advertenties. Ook het initiatief van de Stichting Echo is in dit verband van bijzonder belang. Echo stelt zich ten doel: het beïnvloeden en accentueren van de niet-officiële cultuur in Leeuwarden. In de accommodatie die men daarvoor een voorwaarde acht zou een aantal functies kunnen worden verenigd, zoals: concertruimte voor hedendaagse muziek, een po dium voor niet-traditionele cultuuruitingen als kleinkunst, alternatief theater en moderne dans en work shops, repetitieruimten en uitvoeringsmogelijkheden voor de opleiding Lichte muziek van het Gemeen telijk Muziekinstituut. Dat daar behoefte aan is blijkt onder andere uit de - waarschijnlijk mede onder invloed van de werkloosheid - omvangrijke lijst van groepen en initiatieven die in Echo een ondersteu ning en overkoepeling voor hun activiteiten zien. In het door ons voorgestane kunstbeleid, dat ook niet-aditionele kunstuitingen een vaste plaats wil geven binnen een pluriform cultuuraanbod, beoorde len wij de plannen van Echo positief. Door sommigen in deze raad wordt steeds geprobeerd al dergelijke initiatieven door te schuiven naar de bestaande centrale accommodaties als de Harmonie en sindskort de Evenementenhal. Denk maar aan het Filmhuis en nu ook weer bij Echo. Wij vinden dat niet juist, ons inziens spreekt uit dit centra listische denken opnieuw de geneigdheid dergelijke culturele manifestaties, die een geheel eigen sfeer en accommodatie behoeven, te onderschikken aan de gevestigde professionele cultuuruitingen. Juist het zelf vormgeven en deelnemen aan cultuuruitingen vereist accommodaties en voorzieningen als oefen ruimten en begeleiding, die tevens dienst doen als ontmoetingsplaats en ideeënmarkt. Nog een aspect wil ik noemen dat ons op dit moment steeds meer zorgen baart en dat is de positie van de beeldend kunstenaar. Ik heb daar al vaker over gesproken in deze raad. De Beeldende Kunste naarsregeling (BKR), aanvankelijk bedoeld als een, weliswaar vergeleken met de con tra-pres fa tie, ver beterde regeling vooruitlopend op een wet, wordt door de regering en trouwens ook door sommige ge meenten die de BKR weigeren uit te voeren op allerlei manieren uitgehold. Bezuinigingen op ateliers op tegemoetkomingen voor materialen zijn daar voorbeelden van. Natuurlijk kan de gemeente niet al leen de nadelige gevolgen hiervan op haar nek nemen, maar wat in ieder geval wat ons betreft toch versneld van de grond zou moeten komen is het realiseren van open ateliers. Te denken valt hierbij bij voorbeeld aan al lang afgeschreven leegstaande schoollokalen en -gebouwen. Een ander helaas zeer actueel punt waarop ik in deze algemene beschouwingen nog kort wil ingaan, is de situatie met betrekking tot de universitaire vestiging in Leeuwarden, ledereen weet dat er in het verleden duidelijke toezeggingen zijn gedaan over de uitbouw van de universitaire poot van het Sociaal Hoger Onderwijs Friesland (SHF) tot een volwaardige vestiging van de Rijksuniversiteit te Groningen in Leeuwarden. Een en ander lijkt momenteel onder grote druk komen te staan door het oordeel van de en mi-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 14