32 effecten van bepaalde op te starten activiteiten in de meerjarenraming onderken, maar ik troost mij met de veronderstelling dat meerdere raadsleden weliswaar de neus van de kameel zien, maar de kameel zelf, die erachteraan komt, niet geheel in beeld hebben. Om als raadslid meer inzicht te krijgen in de financiële gegevens van de gemeente en om ook van uit die financiële gegevens de gemeente beter te kunnen besturen, lijkt het mij wenselijk de jaarversla gen meer toe te spitsen op belangrijke beleidszaken, dan een opsomming te geven van belangrijke en onbelangrijke gegevens. De praktijk is vaak: hoe dikker (breder) de verslagen zijn des te minder worden ze gelezen of bestudeerd. Ik ben daarom van mening dat hier meer aandacht aan besteed moet worden. Tevens zal dit volgens mij ook belangrijke bezuinigingen met zich meebrengen op onder andere papier, typewerk, corrigeerwerk, etc. Wij komen bijna om in de overstelpende hoeveelheid papier, rapporten, nota's, enz. Wellicht is het mogelijk om eens te proberen meer samenvattingen te geven. Verder ben ik ook van mening dat grote budget-afwijkingen tijdig en met redenen omkleed aan de raad moeten worden meegedeeld, zodat eventuele bijsturing mogelijk is. Ik ben het eens met de mening van b. en w. dat permanente herwaardering moet plaatsvinden van bestaand beleid. Prioriteiten zullen scherper moeten worden vastgesteld. In de voorbije, vette, jaren zijn wellicht al te gemakkelijk finan ciële middelen uitgetrokken voor zaken die nu geen hoge prioriteit hebben. Een goed inzicht, globaal, in het bestaande beleid is noodzakelijk om goede keuzen te maken. Met name op het terrein van het subsidiebeleid, welzijn/emancipatiezaken, lijken verdergaande bezuinigingen mogelijk. De professio nele hulpverlening heeft een te grote plaats ingenomen in de samenleving. Wij zullen elkaar weer meer moeten gaan helpen. De overheid dient particulier initiatief te stimuleren en waar nodig aanvullend op te treden of daar hulp te bieden waar de hulpverlening duidelijk stagneert. Bij de bezuinigingen dient de werkgelegen heid voortdurend goed in de gaten te worden gehouden. Uiteraard ben ik het eens met de in het beleids plan genoemde hoge prioriteit om, voor zover mogelijk, de werkgelegenheid te bevorderen. Uit de door het college verstrekte gegevens blijkt dat in 1982 ca 500.000,aan overwerk is uit betaald. Voor 1983 heeft het college een bedrag van 161.500,-- begroot. Is het niet mogelijk om bijvoorbeeld door betere werkplanning overwerk te voorkomen? Ik ben van mening dat hier meer aan dacht aan geschonken moet worden. Ik wil dan nu een enkele opmerking maken over de wettelijke bepalingen over de gemeentelijke comptabiliteit. Ik lees in de Gemeentewet, artikel 238, le zin, het volgende: "De begroting der plaatselijke inkomsten en uitgaven wordt met de nodige toelichting en bescheiden, jaarlijks, ten minste vier maanden vóór de aanvang van het jaar waarvoor zij moet dienen, door b. en w. aan de raad aan geboden." Ik moet dus constateren dat b. en w. maanden te laat zijn. Deze aangelegenheid heb ik in formatief ter sprake gebracht in de op 24 maart jl. gehouden vergadering van de Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden. Daarbij is mij gebleken dat het optreden van de raad in nieuwe samenstel ling en de benoeming van nieuwe wethouders daaraan niet vreemd is. Ook het veelomvattende werk van het ambtenarencorps, met de ene herwaardering na de andere, zou genoemd kunnen worden. Daarvoor zal een redelijk weldenkend raadslid begrip opbrengen. Dat doe ik dan ook. De vraag blijft klemmen: is het ook juist? Het klopt in ieder geval niet met de wet. B. en w. zouden kunnen wijzen op bijzonde re omstandigheden, zie artikel 247 van de Gemeentewet. Welk voorschrift is er namelijk ten aanzien van een begroting die niet tijdig, dat wil zeggen vóór 1 januari, is goedgekeurd? Het gemeentebestuur is dan bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste 4/12 van de raming van de gewone dienst van de laatst goedgekeurde begroting. Het ligt er maar aan wat men onder bijzondere omstandigheden verstaat. Wan neer het aantreden van het college in nieuwe samenstelling hieronder zou worden begrepen, meen ik dat b. en w. een oneigenlijk gebruik maken van de in artikel 247 genoemde escape-mogelijkheid. Naast dit juridische bezwaar heb ik ook een materieel bezwaar. Belastingen en andere ontvangsten, waaronder retributies, worden, voor zover nodig, wel tijdig verhoogd. Lasten en baten ondervinden dan een ge scheiden behandeling. Dit verhindert wel enigszins een afgewogen beslissing met betrekking tot het to taal van het financiële plaatje. Over werkgelegenheid en emancipatie wil ik het volgende opmerken. Een van de hoofduitgangs punten van het beleid is: Solidariteit met en bijzondere aandacht voor financiële en sociale bestaans voorwaarden van de zwakkeren. Het is maar wat onder zwakkeren wordt verstaan. Ik ben van mening dat het beleid inzake het aannemen van personeel er op gericht moet zijn bij gelijkwaardige kandidaten de voorkeur te geven aan kostwinners. Het huidige emancipatiebeleid is strijdig met het werkgelegenheidsbeleid. Dit is niet alleen een mening van dat deel van de bevolking dat mij deze zetel heeft toevertrouwd. Het is mij in de loop van de tijd gebleken dat een steeds groter aantal werkzoekenden niet kan begrijpen dat in een gezin, waar in de man en de zoon werkloos zijn, de moeder zo nodig beslag moet leggen op een baan die man, zoon of dochter evengoed zouden kunnen waarnemen. Of het gezin dat rond moet komen van een werkloos 33 heidsuitkering en naast een ander gezin woont, waarvan de man een goede baan heeft en de vrouw zich geroepen voelt ook beslag te moeten leggen op werkgelegenheid. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Mannen leggen nooit ergens beslag op, vrouwen leggen dus ergens beslag op.) Nee, ik heb gezegd dat de vrouw zich geroepen voelt ook beslag te moeten leggen op werkgelegenheid. Dit zal wel hard aan komen bij hen die emancipatorische dromen blijven dromen. Heeft solidariteit dan toch haar grenzen? Met het te voeren emancipatiebeleid van de gemeente kan ik mij niet verenigen. Wij zitten hier mee op de verkeerde weg. De overheid is op deze manier stimulerend bezig de bevolking een mening op te leggen. Meningsvorming als deze is niet de taak van de overheid, maar hoort primair thuis in de ge zinssituatie. Bovendien houdt men te weinig rekening met mensen met een christelijke levensovertuiging voor wie Gods Woord bovenaan staat, richtsnoer en norm is. Het gezin is en blijft de belangrijkste cel van de samenleving. Een herbezinning op het gezin is niet gewenst. De bemoeienissen van de overheid in de emancipatie zijn een gevaarlijke zaak; te ver doorgevoerde emancipatie schiet haar doel voorbij. Ik ben benieuwd hoe lang in de jaren tachtig de overheid zich een starre keuze voor het individu en niet voor het gezin kan blijven permitteren. Dan wil ik nu ingaan op ruimtelijke ordening/openbare werken. Het ruimtelijk ordenen heeft in ze ker opzicht te maken met het ordenen van menselijke gedragingen. Waar het bij ruimtelijke ordening gaat om de ruimtelijke voorwaarden, om gedragingen als wonen, werken en recreëren mogelijk te ma ken, gaat het om de directe levenssfeer, levenstaken en behoeften van burgers. De overheid zal de ta ken en behoeften van individuele burgers, al dan niet georganiseerd, moeten afwegen tegen taken en behoeften van heel de gemeenschap. Immers, het overlaten van de ruimtelijke ontwikkeling aan de bur gers zonder meer betekent een "struggle for life", waarin de ongebondenheid van kortzichtige, egoïsti sche mensen tot uiting zou komen en waardoor de sterkste belangengroep het voor het zeggen zou krij gen. Dat moet worden voorkomen, niet door een overheid die het allemaal beter zou weten dan de bur gers, maar door een overheid die continu overleg pleegt met de gehele burgerij om tot optimale keuzen te komen tussen individuele en collectieve belangen in heel het proces van voorbereiden, coördineren en plannen. Het maken van keuzen, het stellen van prioriteiten is dan onvermijdelijk en daarmee het aangeven van normen onontbeerlijk. Mijn fractie is van mening dat waarlijk vooruitstrevende ruimtelij ke ontwikkeling alleen die kan zijn, die ervan uitgaat dat ieders talenten benut moeten kunnen worden. Dat wij rentmeesters zijn over alles wat God in Zijn schepping en schepselen legt. Dat betekent bewa ren, beheren en tot ontwikkeling brengen. Heel concreet moet ruimtelijke ordening er op gericht zijn voorwaarden te scheppen om die gaven, gegevenheden en behoeften te gebruiken als rentmeester, voor zijn naaste, voor zichzelf, voor de cultuur en de natuur, dit alles tot eer van de Schepper. In dit licht denk ik aan de ontwikkeling op het gebied van de stadsvernieuwing, de zorg om het milieu enz. als zaken die van een goed rentmeesterschap getuigen. Wat deze zaken betreft liggen hier mogelijk taken voor werklozen die - hoe dit ook in een vorm wordt gegoten - dergelijke taken zouden kunnen aanpakken. Voorlopig is het wachten op een groen licht vanuit Den Haag. Daarnaast kan gelet worden op het zo goed mogelijk scheppen van voorwaarden ten aanzien van het bevorderen van de werkgelegenheid. Ik ben ervan overtuigd dat het college alles in het werk stelt om in dit opzicht de centrumpositie van Leeuwarden te versterken, al is dat hedentendage geen sinecure. Door de strenge fi nanciële randvoorwaarden die deze tijd nu eenmaal stelt, pleit ik voor een meer nuchtere en kleinscha lige aanpak van projecten. In het verleden was men nog wel eens gecharmeerd van grote ambities en prestigedrang, hetgeen leidde tot zaken als een ijshal, een evenementenhal, een parkeerkelder en mis schien straks nog een grootschalig pleinafsluitend gebouw. Kortom, aanlokkelijke zaken waarvan de fi nanciële haalbaarheid in de jaren tachtig zal noodzaken tot gedegen achter het oor krabben. Mijnheer de voorzitter, dat bezuinigingen niet altijd als negatief behoeven te worden ervaren is duidelijk, als wij letten op de bezuinigingen van structurele aard bij de ruimtelijke ordening. Deze be treffen dan maatregelen die uit het fundamentele onderzoek naar de kosten veroorzakers als inspraak, procedures, begeleiding, etc. zouden kunnen volgen. De ruimtelijke ordening dreigde en dreigt in een aantal gevallen topzwaar te worden onder de last van vele regels, plan- en inspraakprocedures. Dit is een landelijk probleem dat ook landelijk aangepakt zal moeten worden. Hopelijk snijdt het bezuini gingsmes hier naar twee kanten zodat zowel bezuinigd kan worden als ook een betere functionering van de planning bereikt kan worden, hetgeen een vooruitgang zou betekenen. Dit fundamentele onderzoek z°u niet mogen leiden tot een verhoging van de inspraakdrempel voor de burger, maar alleen tot een doelmatiger verwerking van inspraakgegevens. Onder dit voorbehoud kan ik mij verenigen met het her- waarderingsonderzoek Een ander pakket maatregelen is van incidentelere aard en zou op korte termijn 4 ton moeten ople veren. Het gaat hier in het bijzonder om maatregelen die het onderhoudsniveau van straten, pleinen, parken en plantsoenen verlagen. Of dat op langere termijn ook tot besparingen leidt, is een zaak waar over ik mijn twijfels heb. Ik denk dan aan bijvoorbeeld achterstallig onderhoud, hetgeen wat anders is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 17