dan een nieuw evenwicht op een lager niveau. Het verlagen van het niveau van straten en pleinen zal in ieder geval geen bedreiging voor de verkeersveiligheid met zich mee mogen brengen. Voor wat be treft de bezuinigingen op onderhoud van parken en plantsoenen zou ik tevens willen pleiten voor een onderzoek waarbij de mogelijkheden worden nagegaan van het in pacht uitgeven van gemeentegroen aan bewoners of het inschakelen van mensen zonder werk of omwonenden bij het onderhoud van groenvoor zieningen. Dit alles is een pleidooi om bij helaas noodzakelijke bezuinigingen creativiteit en betrok kenheid van burgers te combineren met budgettaire overwegingen. Voor wat betreft het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente, wil ik opmerken dat verkeer en vervoer één geheel zijn waarbij de ene vervoerswijze niet tegen de andere uitgespeeld dient te worden. Binnen dat geheel dient ook de afweging van keuzen plaats te vinden waardoor het stellen van prioritei ten onvermijdelijk is. Het is en blijft een verdeelvraagstuk. Uitsluitend uitgaan van de individuele be hoeften betekent aan het gemotoriseerde verkeer voorrang geven. Aangezien de schadelijke effecten echter duidelijk zijn, wanneer motorisering in massa plaatsvindt, geeft mijn fractie geen voorrang aan het gemotoriseerd verkeer, maar aan het langzaam verkeer en het openbaar vervoer, dit vanuit het eer der vermelde rentmeesterschap. Gelet op deze prioriteit bevind ik mij in goed gezelschap, omdat deze ook in het collegeprogram staat vermeld. Dat nauwelijks wordt bezuinigd op de voorzieningen voor het langzaam verkeer acht ik daarom een goede zaak, alsmede het stuk nieuw beleid in de vorm van een bewaakte fietsenstalling in de binnenstad. Daarnaast moet opgemerkt worden dat een zeer kwetsbare verkeersdeelnemer, namelijk de gehandi capte, nog onvoldoende aandacht krijgt in het verkeersbeleid, wel "ad hoe" maar nog niet integraal en vanzelfsprekend. Mijns inziens is meer aandacht voor gehandicapten nodig; hierbij besef ik dat de rol van de gemeentelijke overheid in dit opzicht een bescheiden rol is. In verband met de verkeersleefbaarheid zou ik nog de suggestie kwijt willen om na te gaan of er in Leeuwarden wegen zijn waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur op zijn plaats zou zijn. Mis schien kan dit zonder al te grote financiële inspanningen worden onderzocht, nu de gemeenten dit vanaf 1 april zelf mogen besluiten. Met de verdere bezuinigingen kan ik akkoord gaan. Het beleidsveld volkshuisvesting binnen het gezichtsveld halend, heb ik moeite met het in het col legeprogram vermelde woonrecht voor een ieder van 18 jaar en ouder. Dit betekent niet dat wij daarbij iedere vorm van een huisvestingsbeleid voor jongere alleenstaanden van de hand wijzen. Er laten zich voldoende omstandigheden indenken, waardoor jongeren zelfstandig gehuisvest moeten worden. Maar het als uitgangspunt hanteren van een woonrecht schept voor de overheid ook de verplichting eraan tege moet te komen, wat onder de huidige omstandigheden niet kan worden waargemaakt. Ten aanzien van het voortgezet onderwijs is in het beleidsplan onder meer opgemerkt dat het over leg binnen de Projectgroep samenwerkingsverband, in casu tussen openbare en algemeen-bijzondere scholen voor lager beroepsonderwijs, door alle participanten als nuttig wordt ervaren. Ik neem dat zon der meer aan. In zijn algemeenheid is overleg een goede en nuttige zaak. Maar omdat het hier de rela tie openbaar en bijzonder onderwijs betreft wil ik toch een opmerking maken. Het onderwijs is primair een taak en zaak van de ouders, die door de overheid financieel dient te worden ondersteund en gestimuleerd. Alleen wanneer ouders deze taakstelling niet nakomen c.q. niet kunnen nakomen zou de overheid zelf die plaats moeten innemen. Het feit dat er, om ouders een stem te geven, een Wet medezeggenschap onderwijs is gekomen, die voor het particulier onderwijs overbodig en schadelijk moet worden genoemd, geeft op dit punt de armoede van het openbaar onderwijs aan. Ik sta huiverig en afwijzend tegenover het overleg dat gericht is op samenwerking tussen openbaar en bijzon der onderwijs, mede omdat bij een dergelijke samenwerking de identiteit van het bijzonder onderwijs gevaar loopt in de knoei te komen. Overleg, gericht op afstoting van de actieve overheidsdeelneming aan het onderwijs, juich ik daarentegen toe. Goede ontwikkelingen zijn onder meer de vestiging van een HEAO per 1 augustus 1983 en het on- derwijsstimuleringsbeleid voor culturele minderheden. Ik wil ook nog een enkele opmerking maken over welzijnsaangelegenhedenHet begrip welzijn is op aller lippen. Vanuit een gevoel van "onwelzijn" wordt de vraag naar welzijn krachtig gesteld. Wel zijn als tegenhanger van welvaart, maar tegelijk van het verlangen naar een andere samenleving. Wel zijn is echter een normatief begrip: de levenswet van God geldt voor alle mensen en kan niet worden veronachtzaamd zonder de grondslag voor welzijn te vernietigen. Welzijn is het opgewassen zijn tegen de eisen die aan de mensen worden gesteld. Welzijn is een prachtig woord. De Schepper heeft aan de mens ongelijke functies toegekend. Het is dan ook onjuist het streven naar menselijke gelijkheid cen traal te stellen. Deze conclusie onderscheidt ons van hen, die spreiding van inkomen, kennis en macht alsmede nivellering van overheidswege als hoofdopdracht voor de overheid zien. Zie ook een van de hoofduitgangspunten van het collegeprogram. De individuele verantwoordelijkheid van de burger geeft 35 de overheid een beperkte taak, namelijk voor haar deel te stimuleren dat de burgers hun persoonlijke verantwoordelijkheid aankunnen. Deze conclusie noopt ertoe niet akkoord te gaan met een omschrijving van de overheidstaak als het behartigen van het algemeen welzijn. De taak van de overheid ten aanzien van welzijnsbehartiging zal er op gericht moeten zijn zich zo spoedig mogelijk op het betrokken terrein weer overbodig te maken. Het uitbreiden van de verantwoordelijkheid van de overheid voor het welzijn van de burgers draagt ook het risico van een totalitair regime. Een regime dat in regels en voorschriften een greep doet naar het gehele leven van de mensen. Dit risico is niet denkbeeldig. De decentralisatie van rijkstaken voor de aandacht halend, wil ik opmerken dat de reeds lang aan gekondigde overheveling van rijkstaken naar de lagere overheden, waaronder de gemeente, mijn fractie niet snel genoeg kan gaan. Nog steeds is er sprake van een wildgroei c.q. een oerwoud van doeluitke ringen en subsidies uit Den Haag, in totaal meer dan 500, welke op gespannen voet staat met de zelf standigheid van de gemeente. Over burgerlijke ongehoorzaamheid wil ik het volgende zeggen. Een zaak die de fundamenten van het overheidsbestuur raakt, is het functioneren van de democratie. Velen maken zich hierover zorgen, als gevolg van het opkomend fascisme zoals dat bijvoorbeeld uitkomt in het kalken van leuzen. Ook mijn fractie heeft hierover zorgen; wij dienen met huiver vervuld te zijn voor deze ontwikkeling. Het ware te wensen dat eenzelfde huiver ook zou postvatten wanneer het gaat om het opkomend verschijnsel burgerlijke ongehoorzaamheid. Hiermee bedoel ik - voor alle duidelijkheid - illegale, dat wil zeggen onwettige vormen van geweldloos verzet tegen een specifieke wet van een nog wel als wettig erkende overheid (een citaat van Mr. Dr. C.J.M. Schuyt uit zijn bekende proefschrift). Deze ontwikkeling is mijns inziens evenzeer bedreigend voor het functioneren van onze samenle ving en bepaald niet minder dan het opkomend fascisme. Overheidsbestuur is niet te herleiden tot een maatschappelijk verdrag (Rousseau, Locke) alsof er sprake zou zijn van een afspraak in de geest van: u overheid, schept orde en zorgt voor bescherming van onze elementaire rechten. En wij burgers, zullen u gehoorzamen, voorzover u voor onze rechten opkomt. Maar indien u op bepaalde punten faalt en er niet in slaagt u door middel van overtuiging te legitimeren, is burgerlijke ongehoorzaamheid een gerecht vaardigd middel. Tegen dit gevaarlijk denken wil ik waarschuwen, omdat het met de grondvesten van onze samenleving te maken heeft. Ik wil naar voren halen dat er geen overheid is dan door God inge steld en dat wie zich tegen haar verzet, een oordeel over zich haalt. Wij zijn er voorstander van dat de overheid de burgerlijke ongehoorzaamheid in de kiem smoort. Burgerlijke ongehoorzaamheid is wel eens vergeleken - ik citeer nu de heer Schutte, GPV-Tweede Kamerlid - met een luis in de pels van de democratie. Welnu, luizen moeten wij op een veilige afstand houden. Dat meerderen dat inzien en niet alleen in mijn kring, moge blijken uit een opmerking van de heer M. van Dam, Tweede Kamerlid voor de PvdA, die zijn pessimisme rechtvaardigt met het argument dat de in de jaren zestig op gang gekomen emancipatie van de burger hier is doorgeschoten. De hele omgangscultuur is erdoor veranderd en het gezag heeft z'n gedrag daaraan aangepast. De burgers zeggen nu: Ik maak zelf wel uit wat goed of slecht is. Ik ben het er niet mee eens en dus hoef ik mij er niet aan te houden. Vertaald in de huidige context betekent dat: Als de overheid vijf procent op mijn uitke ring bezuinigt, ga ik het terugjatten. In geen land ter wereld is het gezag zo bekwaam gesloopt als in Nederland" aldus de heer Van Dam. Zo, nu hoort u het ook eens van een ander. In dit verband is het ontstellend met welk gemak zo een tegenstelling wordt geschapen tussen de plaatselijke bevolking "die niet doof of stom is" enerzijds en hen "die achter Haags matglas" beslissin gen zouden nemen anderzijds. Deze tegenstelling deugt niet, omdat Den Haag toch een duidelijke weerspiegeling is van de plaatselijke bevolkingen. Ze is ook gevaarlijk, omdat op deze manier het ver trouwen in de overeengekomen democratische besluitvorming wordt ondermijnd. Niemand betwist dat het bij de besluitvorming over het al dan niet plaatsen van kernwapens om fundamentele zaken gaat. Maar juist dan mag van verantwoordelijke bestuurders zelfbeheersing worden gevraagd. Ik denk in dit verband ook aan de op 13 december jl. aanvaarde moties, waarvoor tot mijn grote teleurstelling ook drie wet houders stemden. De ramp is niet te overzien - het is hier vaker gezegd en niet alleen door mij - wan neer burgerlijke ongehoorzaamheid gevolgd wordt door bestuurlijke ongehoorzaamheid. Daarnaast is er de ontwikkeling dat gemeentebesturen zich gaan bezighouden met zaken waarvan gezegd moet worden dat deze niet tot de gemeentelijke bevoegdheidssfeer behoren. Of het nu gaat om aspecten rond de ci viele verdediging of de mogelijke plaatsing van kernwapens op gemeentelijk grondgebied, er is hier sprake van een overschrijding van de taak van de gemeente. Het feit dat het bij de mogelijke plaatsing van kernwapens om een zeer emotionele zaak gaat, waarbij ook verstoringen van de openbare orde kun nen optreden, geeft nog geen vrijbrief voor gemeentelijk handelen, zolang de rijksoverheid niet eens heeft beslist of er wel nieuwe kernwapens zullen komen. Mij dunkt dat wij aan het besturen van de gemeente de handen vol hebben, zonder ons met zaken bezig te houden welke ons niet aangaan. Schoenmaker, blijf bij je leest.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 18