46 47 een complete afweging maken van al deze zaken. Het is echter duidelijk dat er door de raad een voor keur is uitgesproken voor groot onderhoud. Ten aanzien van de nota Bouwen werkt zullen wij samen met de provincie ervoor zorgen dat er druk wordt uitgeoefend op de rijksoverheid om dit plan te realiseren. Hierover zijn al gesprekken gevoerd met de provincie. Ook in het kader van het opknappen van monumenten is een aantal mogelijkheden in het plan aangegeven. Samen met de provincie zullen wij er naar streven om de plannen te realiseren die op de in de nota vermelde wijze gefinancierd kunnen worden. Er zijn enkele opmerkingen gemaakt over de Dienst Stadsontwikkeling ^DSO). Het is beter dat ik daarop morgen wat uitgebreider inga. Er is gepleit voor een eenvoudige uitvoering van de maatregelen die zijn opgenomen in het ver keerscirculatieplan. Het college is het daarmee eens. Wij worden namelijk wel gedwongen tot een een voudige uitvoering vanwege de financiën. Ook uit stedebouwkundige motieven is een eenvoudige uit voering echter een goede zaak. Wij zullen onze infrastructuur moeten aanpassen aan de schaal die Leeuwarden heeft. Het contingent woningen is krap en wordt nog krapper zoals blijkt na kennisneming van de plannen van de regering. Er is gezegd dat wij gelukkig decentralisatiegemeente zijn en dat wij dus kunnen reke nen op een bepaald contingent. De raad moet zich daarover geen al te overdreven voorstellingen ma ken, want uit gesprekken heb ik begrepen dat het bodemcontingent, dat indertijd door minister Nypels is genoemd, uit niet meer bestaat dan 20% van het aantal toegewezen woningen van het vorige jaar. Dergelijke toezeggingen zijn aardig, maar daar heb je natuurlijk niets aan want wij willen veel en veel meer dan die 20%. Het zijn van decentralisatiegemeente zal ons wat betreft het contingent, ondanks het feit dat het een goede zaak is dat wij een dergelijk beleid zelf kunnen gaan uitvoeren, niet zoveel baten opleveren. Over de verkoop van woningwetwoningen is het collegeprogramma erg duidelijk. Het college is het ermee eens dat verkoop van woningwetwoningen een aantal nadelen heeft. Er is gevraagd of wij er bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten op willen aandringen dat men deze problematiek ook onder de aandacht van de regering brengt. Dat is inmiddels gebeurd. Er is gevraagd wat er met de stadsvernieuwingsplannen na 1986 gebeurt. Ik heb zonet al de nota Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 genoemd. In deze nota staan niet alleen de plannen opge nomen tot 1986, maar ook nog globaal de plannen na 1986. Het gemeentelijk aandeel in de financiering daarvan is gegarandeerd, maar het grote probleem wordt natuurlijk hoe het komt met de rijksfinanciering dienaangaande. De vraag is ook hoe de nieuwe Wet op de stads- en dorpsvernieuwing zal uitwerken, vooral gezien in het licht van de constatering dat het rijk kennelijk beperkte financiële middelen heeft. Deze problematiek zal binnenkort in het kader van de behandeling van genoemde nota nog verder uitge diept kunnen worden. Er wordt voor gepleit om, nu Camminghaburen niet groeit in het tempo dat wij verwacht hadden, toch met de realisatie van voorzieningen door te gaan en deze zelfs wat te versnellen. Het college is van mening dat de renteverliezen op de exploitatie van het bestemmingsplan Camminghaburen zo gering mogelijk moeten zijn, hetgeen ook inhoudt dat men niet eerder met de aanleg van infrastructurele voor zieningen moet beginnen dan wanneer de grond bouwrijp wordt gemaakt. Deze redenatie hebben wij ook toegepast ten aanzien van de aanleg van een wijkpark dat ongeveer een miljoen gulden moet kosten en waarvan door het college is gezegd dat die aanleg, nu er nog maar zo weinig woningen gebouwd zijn, een jaar moet worden uitgesteld. Wij zullen dan nader bekijken of het al dan niet verantwoord is om dat park aan te leggen. Dat "nader bekijken" zal nog moeten plaatsvinden, maar zal in de nabije toekomst gebeuren. Een ander punt is of men zou kunnen trachten in Camminghaburen toch een aantal voorzie ningen te realiseren. Met name valt dan te denken aan de vraag of er misschien een fasering in de ont wikkeling van het winkelcentrum is aan te brengen. Die gedachte leeft wel bij het college, maar wij zitten natuurlijk vast aan een contract dat wij gesloten hebben met de betreffende ontwikkelaar, de fi nancier, waarin voorwaarden gesteld zijn aan het minimum aantal woningen voordat met de realisering van het winkelcentrum mag worden begonnen. Wij zullen met de ontwikkelaar moeten praten om de voor- en nadelen wat dat betreft op een rijtje te zetten. Wethouder Miedema heeft deze discussie ook meegemaakt en misschien kan hij een en ander nog wat verder uitdiepen. Het voorgaande geldt ook voor het mogelijk snel realiseren van de wijkaccommodatie, maar daarover wil ik verder niets zeggen. Wat de problematiek bij het Grondbedrijf betreft heb ik zonet al gezegd dat het groeitempo van Camminghaburen veel minder hoog is dan wij hadden verwacht. De opbrengst van de gronden zal daar door zodanig zijn dat het Grondbedrijf een aantal uitgaven niet meer kan dekken uit deze opbrengst, hetgeen op zich problemen geeft. Er zijn ontwikkelingen gaande waarop men misschien zou kunnen in spelen. Ik doel dan op de mogelijkheden die een aantal landelijke beleggers zien om in de vrije sector "woningwetwoningen" te bouwen die door deze beleggers worden gefinancierd. Een van de voorwaarden daarbij is dat wij dan de kavels moeten leveren voor een prijs die zou gelden wanneer er woningwetwo ningen zouden worden gebouwd. Dit is het grote probleem in het kader van de exploitatie, want wij zijn dan ook onze lokatiesubsidie kwijt. (De heer Praiksma: U bedoelt curveprijs?) Ja, de curveprijs. Een en ander geeft meteen problemen. Men zou op de genoemde ontwikkelingen kunnen inspelen, maar dan krijgt men wel een nadelig saldo bij de exploitatie van het bestemmingsplan. Ook deze problema tiek wordt op het ogenblik landelijk aangezwengeld, maar ik weet niet wat het resultaat daarvan zal zijn. Wij onderzoeken in ieder geval wel wat de mogelijkheden in dezen zijn. Het experiment decentralisatie zal nog nader ingevuld moeten worden. De raad heeft daarover nog niet zo lang geleden voorstellen gehad. De discussie dienaangaande gaat door. Het overleg met de cor poraties vindt plaats. Of er van de kant van de corporaties financiële middelen gegeven kunnen worden kan onderzocht worden. Er is gezegd dat het Zuiderplein en het Vrijheidsplein nog steeds dezelfde problemen geven die er vroeger ook waren. Oplossing van deze problemen is ook weer een kwestie van financiële middelen. Wij zullen een en ander nooit zelf kunnen betalen, want daarvoor hebben wij altijd de steun van het rijk nodig. De raad weet dat wij ons momenteel oriënteren over het hele gebied ten oosten en ten wes ten van het station. In dat kader zullen wij in ieder geval ook de situatie bij het Zuiderplein bekijken. Bewegwijzering naar het centrum is nog niet gerealiseerd en zal ook niet worden gerealiseerd. De raad kent het standpunt daarover van het college en ik meen te mogen constateren dat dat standpunt door de raad is gedeeld. Over de problematiek met betrekking tot de vervuilde plantsoenen het volgende. Voor het onder houd van straten, pleinen en plantsoenen geldt dat er ergens een ondergrens is. Ik kan niet zeggen waar die ondergrens precies ligt, maar ik heb de indruk dat wij momenteel, na deze bezuinigingsvoorstellen, aardig in de richting van de ondergrens gekomen zijn. Ten aanzien van de eigen bijdrage van de ondernemers in het kernwinkelgebied is gesteld dat dat elders niet gebeurt. Elders is er echter ook een andere situatie. In het kader van de Interim Saldorege ling (ISR) wordt het horizontale vlak gesubsidieerd. Het gaat hier over verticale objecten en die worden in het kader van de ISR niet meegenomen. Wij zullen dus een andere dekking moeten vinden, hetgeen wij hebben geprobeerd bij het Ministerie van Economische Zaken. Het lijkt er op dat wij een subsidie toezegging van 50% kunnen krijgen. De overige extra dingen, want daar gaat het om, zullen op een andere wijze gefinancierd moeten worden en wij hebben de ondernemers gevraagd om daaraan mee te werken. Als de ondernemers daartoe niet bereid zijn, dan gaat dit gedeelte van het plan niet door. Overigens gaat het hier ook niet om een bijzondere situatie, want er zijn enkele plaatsen in Friesland, zoals bijvoorbeeld Drachten en Wolvega, waar dezelfde constructie wordt gebruikt. Dan stap ik nu weer over naar de woningbouw. Mevrouw Van der Werf wenst een zorgvuldige afwe ging in het onderbrengen van de contingenten tussen de inbreidingsgedachte in en rondom de binnenstad en in Camminghaburen in verband met het probleem van de renteverliezen. Het college is het daarmee eens, sterker nog, de raad heeft zich heel nadrukkelijk uitgesproken over die prioriteiten. Er wordt op aangedrongen om voor het gebied Frico-CAF en omgeving op korte termijn een bestem mingsplan te maken. Ik heb al gezegd dat wij ons eerst zullen bezighouden met de stadsvernieuwingsge bieden - dat heb ik in de betreffende afdelingsvergadering ook al gezegd - en dat wij daarna een ge sprek zullen voeren over de prioriteiten ten aanzien van het maken van bestemmingsplannen. Hierbij heb ik ook betrokken de taakstelling die straks aan de DSO gegeven moet worden, hetgeen te maken heeft met de omvang van de productie. De omvang van de productie heeft weer te maken met het aantal mensen dat met de plannen aan het werk gaat. Ik stel voor dat wij in de discussie die hierover zal wor den gevoerd ook het voorstel betrekken om voor dit gebied een bestemmingsplan te maken. Vat betreft de plannen voor de hoek Westerkade/Willemskade gaat de voorkeur van het college heel nadrukkelijk uit naar een woonbebouwing. Er is ook onderzoek naar gedaan of de huidige panden gesci ïkt zouden zijn te maken voor bewoning. Dat is mogelijk, maar dan wel met erg veel financiële middelen. Met andere woorden, het geschikt maken van de huidige panden voor bewoning is financieel niet haalbaar. Een en ander heeft onder anderen te maken met de verdiepingshoogte. Het college zegt daarom dat wij er naar moeten streven om op deze plek nieuwbouw te realiseren. Er is gezegd dat er in principe geen woningen meer afgebroken mogen worden. Als men zegt "in principe" dan is het college het daarmee eens, als de achtergrond daarvan in ieder geval is dat wij zo zuinig mogelijk moeten zijn op ons goedkope woningbestand. Het groepsgewijs bewonen van panden is sterk afhankelijk van de behoefte aan deze vorm van wo nen. Discussie hierover heeft recent plaatsgevonden in de stuurgroep Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens (Stuurgroep I en II). Dit onderwerp zal door het college ook worden ingebracht in het overleg met de Federatie van Leeuwarder corporaties. Bij gebleken behoefte aan het groepsgewijs bewonen van panden moeten wij attent zijn op mogelijkheden dienaangaande. In dit verband wil ik nog

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 24