48 wel wijzen op het feit dat ten aanzien van de plannen voor de voormalige kazerne is ingespeeld op deze behoefte. Op de opmerking dat wij projecten kleinschalig moeten aanpakken heb ik zonet al gereageerd. De burgemeester heeftal op de problematiek rond de rijkswegen 9 en 32 gewezen die heel sterk te maken heeft met de centrumpositie van Leeuwarden. Men kan in dit verband ook wijzen op het anti- suburbanisatiebeleid en dan kom je meteen weer bij de hele problematiek van Camminghaburen. De suggestie is gedaan om het openbaar groen in pacht uit te geven. Ik weet niet of dat wel een goede suggestie is, want daaruit zal bijvoorbeeld nogal wat administratieve rompslomp voortkomen. Het college heeft gezegd dat wij de overhoekjes, die in allerlei bestemmingsplannen aanwezig zijn, moeten verkopen zodat wij in ieder geval van de onderhoudslasten af zijn en wij toch nog enige opbrengsten krijgen. Het voorstel van het college is beter dan het in pacht uitgeven van het openbaar groen aan an deren, want daar zitten nogal wat organisatorische problemen aan vast. Het streven is er op gericht om rekening te houden met voorzieningen voor gehandicapten. Wat dit betreft wil ik wijzen op de afritten die wij gewend zijn te maken in allerlei trottoirs. Als men door Leeuwarden rijdt dan kan men een samenstel van dit soort voorzieningen aantreffen. De heer Buurman heeft gezegd dat hij het niet eens is met het feit dat het woonrecht voor 18-jari- gen als uitgangspunt in het collegeprogramma is opgenomen. Ik hoef hier nu niet te verdedigen waarom wij een andere mening zijn toegedaan, want het collegeprogramma is erg duidelijk over dit punt. Mevrouw De Jong heeft gevraagd wat er met het complex Huize Sint Jozef gebeurt. Heel recent is dit complex geveild en het is weer aangekocht door degene die het complex verkocht. Ik heb de indruk dat men op het ogenblik plannen aan het ontwikkelen is. Uitvoering daarvan zal erg afhankelijk zijn van de financiële haalbaarheid van de mogelijkheden die ontwikkeld worden. Overigens wil ik er nog op wijzen dat in het vastgestelde bestemmingsplan Bonifatiuskerk/Turfmarkt op de plaats van dit complex een P staat vermeld, oftewel dat er op deze plaats zou moeten kunnen worden geparkeerd. Het college heeft voorgesteld om de parkeerbehoefte in dit gebied nog eens aan een beschouwing te onderwerpen en in dat kader zullen wij ook de ontwikkelingen rondom Huize Sint Jozef moeten bekijken. Mijn laatste opmerking gaat over de evaluatienota inzake de centrale registratie en de gemeen schappelijke toewijzing van woningen. Met nadruk is door de PvdA-fractie gesteld dat de toepassings criteria in de raad moeten worden behandeld. Het college is die mening ook toegedaan en heeft deze mening ook ingebracht in het overleg met de Federatie van Leeuwarder corporaties. De federatie stemt hiermee in zodat daarover geen verschil van mening is. De heer De Vries (weth.): Ik zal mij beperken tot twee sectoren waarover een aantal leden van de raad opmerkingen heeft gemaakt, namelijk sociale zaken en onderwijs. Ik begin met de sector sociale zaken. De heer Pruiksma heeft gezegd dat werkloosheid het grootste maatschappelijke kwaad is van de ze tijd. Wij kunnen hem daarin volgen, waarbij ik nog nadrukkelijk wil wijzen op het feit dat ongeveer 35% tot 40% van de meer dan 5.000 mensen, die in onze stad op een uitkering zijn aangewezen, jon geren zijn. Dit beeld is bijzonder zorgwekkend en wij vragen ons af of onze samenleving te zijner tijd deze rekening niet bijzonder duur zal moeten betalen. Deze jonge mensen dreigen een verloren genera tie te worden. Wat gaat er gebeuren wanneer wij te zijner tijd deze depressie achter de rug hebben? Hoe kunnen deze jonge mensen dan maatschappelijk aangemoedigd en bemoedigd worden om de draad, die nu is geknapt, weer op te nemen? Deze situatie betekent tevens dat onze Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) sterk onder druk staat en dat die druk nog dagelijks toeneemt. Mevrouw Brandenburg heeft dat ook al geconstateerd. Wij zullen, of wij het plezierig vinden of niet, met elkaar moeten bekijken in hoeverre er voor deze extra werkdruk personele voorzieningen getroffen moeten worden. Wanneer ik zeg dat het aantal cliënten van de GSD in twee jaar tijd met meer dan 150% is toegenomen, terwijl de relatieve groei van het aantal personeelsleden van deze dienst heel beperkt is geweest - de raad weet dat wij in een paar fasen een aantal mensen hebben aangenomen bij de GSD -, dan kan men zich voor stellen dat het onmogelijk zal zijn om met de bestaande formatie deze enorme groei van het werk op te vangen. Wij proberen op allerlei manieren om de apparaatskosten van de GSD zo sterk mogelijk te drukken. Een van die middelen daartoe is de controle bij heronderzoek te minimaliseren. Wij willen die controle dus niet afschaffen, maar minimaliseren. De GSD kent zijn pappenheimers en weet wel ongeveer in te schatten hoe de kwaliteit is van het cliëntenbestand. Men kent ook wel de mensen die minder controle nodig hebben dan de mensen die meer controle nodig hebben. Het voorgaande wil niet zeggen dat er geen extra zorg besteed zal worden aan allerlei andere zaken. Wij stellen ons voor dat met name het eerste onderzoek met extra zorgvuldigheid gepaard zal moeten gaan om daardoor de controles van het heronderzoek wat te kunnen verleggen of te verschuiven. Wij zijn ons er van bewust dat deze opvatting niet strookt met de opvattingen van het rijk, maar ook ik weet dat waar niet is de keizer zijn recht ver 49 liest. Dit is tevens een reactie op de opmerking van de heer Bijkersma die zich ook zorgen maakt over deze zaak. Mevrouw Brandenburg vraagt zich af hoe het staat met de groei van het deel dat de gemeente moet bijpassen in de kosten van de sociale zorg, met name de bijdrage van 10% op de AWW-uitkeringen en de rijksgroepsregelingen. Daarover zijn tot op dit moment nog geen nadere mededelingen te doen, want over deze materie wordt nog gestoeid. Wij hebben in de Memorie van Antwoord gezegd dat wij hierover geen zekerheid hebben, maar dat wij het wel billijk zouden vinden dat het rijk deze extra zorg van de gemeente zou opvangen. De enige intentie op dit moment is een aanvraag aan de staatssecretaris in hoeverre hij bereid is om met name de bijdrage van 10% voor de RWW-cliënten tot 23 jaar, die voor heen vielen onder WWV, volledig terug te betalen aan de gemeenten. Hiermee is echter meteen ook gesteld dat het rijk geen verantwoordelijkheden op zich wenst te nemen voor de apparaatskosten met be trekking tot deze categorie. De heer Bijkersma heeft met betrekking tot het Centrum voor Beroepsbegeleiding en Beroepsoriënta tie (CBB) gezegd dat er geen doublures mogen worden ingebouwd en hij vraagt in hoeverre het mogelijk is de Stichting project Mensen zonder Werk en het CBB te integreren. Het CBB is gericht op de catego rie mensen die erg zwak staat ten aanzien van vooropleiding en verdere scholing. De bedoeling is dat deze categorie jonge mensen wordt aangemoedigd door het Gewestelijk Arbeidsbureau om bij het CBB achterstand in kennis en vaardigheden in te lopen en daardoor een zodanig niveau te bereiken dat men eventueel beter plaatsbaar is op een rijkswerkplaats voor vakopleiding. Voor deze taak is met name het CBB in het leven geroepen. De Stichting project Mensen zonder Werk richt zich op het heel brede scala van mensen die op dit moment niet meer kunnen werken. Voor het sociaal-culturele werk kunnen deze mensen terecht bij onze sociaal-culturele instellingen. De Stichting project Mensen zonder Werk pre tendeert onder meer werkzaam te willen zijn op het gebied van het entameren van arbeidsprojecten en het laten deelnemen van mensen aan vakgerichte opleidingen en verzorgt een vrijwillige vacaturebank. De stichting is op dit moment in staat steeds meer mensen een plaatsje te bezorgen als vrijwillig mede werker bij de diverse instellingen. Van de kant van het rijk zullen met betrekking tot juist deze projec ten waarschijnlijk in de nabije toekomst nog meer faciliteiten worden gegeven dan tot nu toe het geval is. Men doet tot nu toe heel erg "skrutel" en voorzichtig met deze zaak, want men is erg bang voor concurrentievervalsing. De laatste mededelingen wijzen er echter op dat men met name naar deze kant veei meer mensen wil entameren om als vrijwilliger te gaan werken zodat men activiteiten in de eigen beroepsrichting kan ontwikkelen. Over de door mevrouw Van der Werf ingediende moties heeft de voorzitter al een aantal opmerkin gen gemaakt. Ik wil graag volstaan met er nog eens op te wijzen dat het sanctiebeleid juist het laatste jaar heel intensief onderwerp van studie is geweest enerzijds bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en anderzijds bij de individuele diensten. De Commissie voor de Gemeentelijke Soci ale Dienst is hierbij ook nauw betrokken geweest. Met betrekking tot het sanctiebeleid zijn versoepelde spelregels gemaakt die inmiddels in onze gemeente van kracht zijn geworden. Ten aanzien van mensen die tekort schieten in hun verantwoordelijkheden is men soepeler gaan optreden met sancties. Eerst geeft men een signaal en pas later gaat men over tot het opleggen van verlaagde uitkeringen. Het gaat hier om een stuk uitvoering van rijksbeleid en wij zullen bij iedere maatregel, die b. en w. via de directeur van de GSD opleggen, rekening moeten houden met het feit dat er een toetsingsmodel ligt van het Mi nisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat het mogelijk maakt dat men het van die kant niet eens is met een dergelijke versoepeling. In dat opzicht is het dus altijd een kwestie van minzaam onder handelen. De rijksvertegenwoordigers waren met de versoepeling die de GSD toepast en die wordt ge dekt door de beslissing van b. en w. niet helemaal content. Men vreest dat wij in Leeuwarden te weinig rekening houden met de individuele kanten van de zaak. De Beeldende Kunstenaarsregeling (BKR) wordt opgenomen in een wettelijk kader. Ik stel mij voor, miin-er de voorzitter, dat wij met betrekking tot de BKR nog eens in samenspraak met alle Friese ge meenten nagaan in hoeverre of deze regeling geïntensiveerd en verder uitgebouwd kan worden, omdat tal van met name plattelandsgemeenten dienaangaande in de problemen raken en er wellicht door een stuk samenwerking extra aandacht kan worden besteed aan het toch sterk groeiende aantal kunstenaars bat op deze regeling is aangewezen. Mevrouw De Jong heeft eens gezegd dat het Haagse beleid Leeuwardens zorg is. Ik deel deze op merking. In onze huidige samenleving raken steeds meer mensen in ernstige financiële moeilijkheden, net is te hopen dat wij deze depressie snel achter de rug hebben om te voorkomen dat onze samenleving nog verder dreigt te gaan ontsporen. 1 kom dan nu bij de sector onderwijs. Mevrouw Brandenburg heeft gewezen op de ontwerp Raamno ta onderwijsbeleid die naar het onderwijsveld is gestuurd, op de instelling van voorlopige medezeggen- schapsreden die de democratisering binnen het onderwijs verder moeten begeleiden enz. De nieuwe ba-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 25