52 Door onder anderen mevrouw De Jong en de heer Pruiksma zijn een aantal opmerkingen gemaakt over de stadsverwarming. Mevrouw De Jong heeft een aantal opmerkingen gemaakt die zij ook bij de betreffende afdelingsvergadering heeft gemaakt. Zij spitst haar opmerkingen toe op de problematiek die zij signaleert rond de KEMA en de warmtevraag, maar dat is natuurlijk maar het topje van de ijsberg, mevrouw De Jong. Verschillen in rentestand, in olieprijzen, in woningbouwprogramma's, in ontwikke ling van gasprijzen, in reacties van de industrie en in isolatieprogramma's zijn ook belangrijk. Mevrouw De Jong kan dan wel zeggen dat de warmtevraag verkeerd is ingeschat, een en ander is maar een klein onderdeel van een erg groot probleem. Bij de afdelingsvergadering ben ik uitvoerig op deze problema tiek ingegaan. Het standpunt is niet gewijzigd en ik blijf met mevrouw De Jong van mening verschillen over het feit dat de voorlichting en de studies beslist onvoldoende zouden zijn geweest. Er zijn andere oorzaken, maar ik heb geen behoefte om daar op dit moment verder op in te gaan. Mevrouw De Jong wil graag dat de rapportage van de Nederlandse Energie Ontwikkelings Maat schappij (NEOM) openbaar wordt gemaakt. Wat dat betreft kan ik haar geruststellen. Woensdagavond is er een gesprek met vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Zaken, van de NEOM, van de provincie en van de gemeente. Korte tijd na deze vergadering zullen wij tot beslissingen moeten ko men die wij aan de raad voorleggen. Wij moeten dan beslissen dat wij bf op korte termijn bij de raad komen voor nieuwe kredieten bf het project gaan stoppen. De beslissing hangt af van een aantal facto ren, onder anderen van de opstelling van het Ministerie van Economische Zaken en van de bereidheid van de provincie om verder mee te doen. Zoals ik gezegd heb hebben wij woensdagavond een uitvoerig gesprek over de problematiek rond de stadsverwarming. Een en ander komt daarna in de betreffende commissie en in de raad. Alle stukken die beschikbaar zijn zijn openbaar en de raad krijgt alle gele genheid om zich daarover in het openbaar uit te spreken. Als de heer Pruiksma zegt dat dan het debacle aan het licht komt, dan zou hij daar wel eens gelijk in kunnen krijgen. Ik mag de raad niet verhelen dat het college aangaande deze zaak toch grote zorgen heeft. De heer Heere (weth.): Als laatste loper in deze marathon zal ik proberen om de beste tijd te sco ren. De heer Bijkersma heeft gesproken over het alarmeringssysteem voor bejaarden, waarop de op mijn tafel liggende nota Bejaardenalarmering betrekking heeft. Zijn vraag is hoe hoog de te heffen bijdrage zal worden nadat het systeem ingevoerd zal zijn. Een antwoord op die vraag is niet te geven zonder dat daarbij enig voorbehoud wordt gemaakt. Ik heb tijdens de betreffende afdelingsvergadering gezegd dat het college in principe een moedige poging zal doen om het alarmeringssysteem zo snel mogelijk, even tueel in fasen, te realiseren en dat de prijs, die betaald moet worden voor dit systeem, ongeveer zal liggen tussen een minimum van 10,en een maximum van 25,per aansluiting per maand. De prijs is afhankelijk van de bedragen die de gemeente eventueel bereid is bij te dragen. De te betalen bijdrage heeft niet alleen betrekking op de aansluiting op de kabel, maar ook op de kosten die de dienstverlening, die aan het systeem verbonden is, met zich meebrengt. De heer Bijkersma heeft ook nog een suggestie gedaan over de mogelijkheid van een EEG-subsidie met betrekking tot het Princessehof. Dit is een erg wijdse visie en het is interessant genoeg om na te gaan of die wat op zou kunnen leveren. Door de heer Bijkersma is ook nog een opmerking gemaakt over het wijkgezondheidscentrum. Hij heeft gezegd dat daar meerdere artsen zijn voor 360 patiënten. Op zich heeft de heer Bijkersma gelijk, maar hij heeft daarbij vergeten te vertellen dat de twee artsen, dat zijn dus meerdere, ieder slechts een halve dag werken, hetgeen dan één hele arts oplevert. (De heer Bijkersma: Eén arts per 360 patiënten.) Ja, in die zin dat ook Camminghaburen, wethouder Geerts heeft daarover gesproken, nog steeds de nei ging heeft in inwonertal te stijgen, hetgeen uiteraard ook met dat patiëntenbestand zal gebeuren. De heer Pruiksma heeft gesproken over het Frysk Orkest en heeft gevraagd wat de voortgang is op dit punt. De minister heeft opnieuw een commissie aan het werk gezet, de Commissie Sutherland, die voor 1 mei moet rapporteren over de mogelijkheden die liggen opgesloten in de motie Beinema, het zo genaamde twee I oka tiemodelDe vraag is intussen of de invoering per 1 januari 1984 van de beoogde nieuwe regeling misschien opnieuw moet worden uitgesteld. De Vereniging van Friese Gemeenten heeft de gemeente gevraagd om daarover op korte termijn een standpunt in te nemen. Mevrouw Van der Werf heeft gesproken over het cultuurbeleid op basis van een nog te concipiëren nota. Daarover hebben wij in de betreffende afdelingsvergadering ook al de degens gekruist. De opvat ting van het college op dat punt is niet veranderd: de nota moet er op zo kort mogelijke termijn komen. Mevrouw Van der Werf heeft gezegd dat zij over dit punt nog concretere uitspraken aan de raad wil ontlokken. Ik stel voor een en ander verder af te wachten. Door mevrouw Van der Werf is de suggestie gedaan om een deel van het Fonds voor Culturele Doel einden tot experimentenpot te bestemmen. Ik ben het met haar eens dat dat een interessante mogelijk heid is, maar die bestaat overigens al want een van de belangrijkste criteria die het Fonds voor Culture- 53 Ie Doeleinden hanteert is dat activiteiten eenmalig moeten zijn. Welnu, experimenten zijn in het alge meen eenmalig. De opmerkingen die mevrouw Van der Werf gemaakt heeft over de Stichting Echo kunnen het beste morgen worden besproken bij de behandeling van de herwaarderingsvoorstellenIk wil echter nu al me dedelen dat ik voor haar opmerkingen met betrekking tot de ruimte in financieel-bestuurlijke en territo riale zin wel een zekere affiniteit gevoel Meerdere raadsleden hebben gesproken over de algemene subsidieverordening en hebben gezegd dat zij blij zijn dat die binnenkort gereed is. Ik ben dat met hen eens. Ik stel voor de behandeling van die verordening af te wachten, waarbij dan tevens een rapportage kan worden betrokken over de problema tiek rond de oprichting van een stichting tot beheer en exploitatie van sociaal-culturele wijk- en buurt- accommodaties, waarover onder anderen de heer Bijkersma iets heeft gezegd. Ik was bijna in de verleiding gebracht om nog in te gaan op de filosofie die de heer Buurman aan hangt met betrekking tot het begrip welzijn. (De heer Buurman: Filosofie?) Ik heb zo mijn eigen woordgebruik, mijnheer de voorzitter, en de heer Buurman het zijne. De heer Buurman heeft gesproken over de onwenselijkheid van menselijke gelijkheid. Ik ben dat met hem eens als ik alleen maar denk aan mogelijke biologische verschillen die zijn gevoel voor emancipatie zouden kunnen kwetsen. Ik wil de heer Buurman in dit kader het boekje van Stiphout, een PvdA-man, over gelijkwaardigheid ter lezing aanbevelen, want het boekje is erg interessant. (De heer Buurman: Ik lees graag lectuur van de tegen stander.) Daarom beveel ik u het boekje ook aan, mijnheer Buurman. Maar in alle ernst, mijnheer de voorzitter, elke suggestie alsof welzijnsbeleid zou kunnen leiden tot een zodanige gelijkschakeling dat totalitaire regimes zouden kunnen ontstaan, houd ik verre van mij. De Voorzitter schorst, om 21.55 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 22.30 uur, de vergadering. De Voorzitter: Dames en heren, ik heropen hierbij de vergadering en ik geef graag het woord aan mevrouw Brandenburg. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik zal proberen op de verschillende reacties in te gaan en niet verstrikt te raken in al mijn papieren. Ik wil beginnen met het geven van een korte reactie op hetgeen door het college is gezegd. In het geval dat het college het met onze opmerkingen eens is, lijkt het mij verstandig om daar niet weer op in te gaan, want dan duurt het allemaal te lang. De voorzitter is op een summiere wijze ingegaan op mijn opmerking over de politie. Wij nemen daar nu vooralsnog genoegen mee. Er is door de voorzitter aan ons gevraagd om een handreiking in de vorm van een motie over de problematiek met betrekking tot de rijkswegen. Het lijkt mij zinvol dat alle fracties hierover even van gedachten wisselen, zodat wij morgen met een motie over dit punt kunnen komen. Over de motie met betrekking tot het universitaire onderwijs heeft de voorzitter gezegd dat hij de motie niet alleen wil sturen naar de regering maar ook naar de volksvertegenwoordiging. Volgens mij bestaat tegen het voorstel van de voorzitter bij de andere fracties geen bezwaar. (De Voorzitter: Ik constateer dat de raad met mijn voorstel akkoord gaat.) Wethouder Kessler heeft gezegd dat ook hij ongeduldig wordt met betrekking tot het gereedkomen van de werkgelegenheidsnota, echter niet in de zin dat er niet hard genoeg wordt gewerkt aan die nota. De wethouder begrijpt ons ongeduld. Wij wachten de nota over de werkgelegenheid dus maar af. Wethouder Geerts is zeer uitgebreid ingegaan op allerlei zaken, waarvan ik een paar zal noemen. Wij hebben gevraagd om een versnelde uitvoering van de verbetering van de woonomgeving. Wat ons bij dat punt voor ogen staat is vooral het psychologisch effect. Buurten moeten namelijk heel lang wachten voordat er wat van de grond komt. Het enthousiasme voor de stadsvernieuwing mag daardoor niet inzak ken. Ik wil de wethouder vragen om dit effect mee te nemen wanneer de nota Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 in b. en w. wordt besproken. De wethouder heeft ook om suggesties gevraagd voor de restauratie van grote monumenten waarvoor in het kader van de werkgelegenheid misschien sub sidies worden verstrekt. Ik zeg de wethouder toe dat wij zullen denken over mogelijke suggesties, maar ik heb in mijn algemene beschouwingen al gezegd dat dat misschien wel het allermoeilijkste punt is om dat «/ij in Leeuwarden niet bepaald krap zitten in de voorzieningen waar grote evenementen kunnen plaatsvinden. Wij hebben daar al verschillende voorzieningen voor. Over het horecavrijegebied heeft de wethouder gezegd dat dat gebied zou kunnen worden verplaatst. Ik heb niet bedoeld dat bijvoorbeeld de horecavestigingen die nu in de Hoogstraten gevestigd zijn daar niet zouden kunnen blijven, maar ik heb meer gedoeld op een soort tweede lokatie. Wethouder De Vries heeft zijn zorg uitgesproken - hij deelt die zorg met ons - ten aanzien van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 27