I
hebben voor datgene wat gezegd wordt, want ik zie dat er op dit moment al raadsleden zijn die lezen
wat er gezegd gaat worden. Een en ander is dan niet de schuld van de gemeenteraad of van b. en w.
Ik heb zojuist een petitie in ontvangst genomen van het No-nonsense-overleg Leeuwarden waarin
een aantal organisaties is vertegenwoordigd. Naar men mij heeft gezegd is de petitie ook aan de frac
tievoorzitters uitgereikt. Bovendien heeft men mij verzocht of de petitie in de algemene beschouwingen
kan worden meegenomen. Op dat verzoek heb ik geantwoord dat wij, nu ik weet dat de petitie al aan
de fractievoorzitters is uitgereikt, moeten afwachten in hoeverre die wel of niet wordt meegenomen. In
ieder geval kan de petitie thans mede onderwerp van discussie vormen.
Ik stel thans aan de orde punt la, algemene en financiële beschouwingen. Op dit moment weet ik
■niet in hoeverre er afzonderlijke financiële beschouwingen zullen worden gehouden, maar dat merken
wij straks wel
Punt 1 (bijlage 1).
a. algemene en financiële beschouwingen.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Mijnheer de voorzitter, leden van de raad. Er bestaat in dit land,
uitgaande van de feitelijke situatie zoals die nu is, weinig verschil van mening over het feit dat er be
zuinigd moet worden, enkele groepen die er anders over denken uitgezonderd. Het verschil van mening
gaat over de vraag naar de mate en het tempo waarin en de wijze waarop. Deze regering wil in sterke
mate en in een hoog tempo bezuinigen. Het grote financieringstekort moet haars inziens snel worden in
gelopen. Socialisten zijn van mening dat dit grote gevaren met zich mee zal brengen. Hoe groot is het
incasseringsvermogen van die groepen in de bevolking die het minst hebben te besteden? Wordt met het
terugdringen van de particuliere bestedingen niet een nog snellere neerwaartse spiraal in werking gezet,
waardoor nog meer bedrijven niet in staat zullen blijken te zijn het hoofd boven water te houden en er
nog meer ontslagen zullen vallen? Bovendien zien wij dat op de schouders van sommige groepen de pro
blemen zich opstapelen: stijging van de kosten van ziekteverzekeringen, vooral voor bejaarden, eigen
bijdrage voor medicijnen, hogere bijdragen voor gezinshulp, verlaging van de huursubsidies door alle
verdiensten in een gezin (ook van de kinderen) op te tellen, versnelde huurharmonisatie en hogere aan-
vangshuren in de woningwetsector.
leder departement gaat, los van de andere departementen, zijn burger te lijf en komt terecht bij
degenen die het meest afhankelijk zijn van uitkeringen van de overheid, want op die uitkeringen bezui
nigen levert direct effect op; een snelle methode, maar niet de meest rechtvaardige.
Nu zijn er voorstellen - inmiddels zijn deze weer herroepen - om de ambtenaren 2% te laten inle
veren. Ook weer zo'n eenheidsmaatregel, die de een netto 1,75% zal kosten en de ander slechts
0,75%. Die maatregel is nu vervangen door een voorstel om een korting op de uitkeringen van 2% toe
te passen. In feite houdt dat voorstel een ontkoppeling in van lonen en uitkeringen; een slechte maatre
gel.
Ondanks de toegenomen welvaart voor alle lagen van de bevolking in de laatste decennia, is het
deel van het inkomen dat vrij te besteden is aan voedsel, kleding, recreatie enzovoort, relatief weinig
toegenomen. Dat hangt samen met de stijging van onder anderen de woonlasten, waardoor de keuzemo
gelijkheden zijn verdwenen. Zo is bijvoorbeeld in alle nieuwbouw- en renovatiewoningen centrale ver
warming geplaatst. Vrijwel iedereen is, zeker in een huurwoning, verplicht aangesloten op de kabelte
levisie. Ook huisvuilrechten, onroerend goedbelasting en milieuheffing moeten worden betaald; zaken
waarop weinig of niets kan worden bezuinigd. Alle bestuurders zijn daar mede verantwoordelijk voor,
wat ons daarom de plicht oplegt rekening te houden met deze feiten bij de verdeling van verdere extra
lasten.
Onlangs is verschenen het boekje Profijtbeleid van de overheid, een uitwerking van een onderzoek
naar verdelingseffecten van overheidsuitgaven dat is gepubliceerd door het Sociaal en Cultureel Planbu
reau. Daarin luidt een van de conclusies dat de rijkste 20% van de huishoudens in totaal 2,8 miljard
meer dan de norm ontvangt ten opzichte van de andere 80% huishoudens. Dat zit in woonsubsidies, on
der anderen belastingvoordeel, te weten ƒ1,6 miljard meer dan de norm op een totaal subsidie van
ƒ1,9 miljard, maar ook bijvoorbeeld op het gebied van het onderwijs: daar genieten de rijkste 20% van
de huishoudens zo'n 0,6 miljard meer dan de norm, op een totaal van 19 miljard, terwijl hun kinde
ren dan ook nog eens 2,4 miljard meer ontvangen. Eenzelfde scheve verdeling valt te constateren op
andere terreinen, zoals het openbaar vervoer, de sociale en culturele voorzieningen en de gezondheids
zorg. Dit ter illustratie van de ongelijke situatie waarin mensen zich bevinden en de wijze waarop de
herverdeling van inkomens via de overheid uitwerkt.
Wat vinden wij dat er op dit moment wèl zou moeten gebeuren: minder bezuinigen, in een
ïinder
snel tempo en op een meer rechtvaardige wijze en het accepteren van een tijdelijk oplopend financie
ringstekort.
Er worden nogal eens parallellen getrokken met de jaren dertig. Er zijn overeenkomsten, maar er
zijn ook verschillen. Een van die verschillen is de veel grotere mondigheid van de mensen. Men leeft
minder dan toen in politiek-culturele en kerkelijke groepsverbanden waaraan normen voor gedrag wer
den ontleend en waarvan een sterke sociale controle uitging. Ik laat in het midden of dat beter was, het
was in die tijd zo. De huidige situatie brengt met zich mee dat mag worden verwacht dat onrechtvaar
digheden in de verdeling eerder en terecht groot verzet zullen oproepen. De democratie, gevestigd op
vertrouwen, zal dat waar moeten maken op straffe van chaos of onvrijheid. De greep die in de jaren
dertig bestaande verbanden hadden op de mensen moet niet vervangen worden door uitbreiding van be
voegdheden van de overheid. Als voorbeeld kan ik aanhalen verschillende organisaties met gedeeltelij
ke opsporingsbevoegdheden die gezamenlijk gaan opereren, zoals politie, douane, sociale recherche.
Onlangs heeft dat in Rotterdam geresulteerd in acties die gericht waren tegen niet met name genoemde
personen. Door koppeling van die bevoegdheden kan de overheid zich veel veroorloven. Op een slui
pende wijze wordt dan een samenleving, gebaseerd op vertrouwen, omgebouwd tot een samenleving
waarin wantrouwen het uitgangspunt vormt. Dan mag alleen nog datgene wat expliciet is toegestaan, in
plaats van dat in principe alles mag behalve dat wat bij wet is verboden.
Er wordt veel gesproken over deregulering. Indien daarmee gedoeld wordt op het wegnemen van
wetgeving om te kunnen aanrommelen, dan is mijn fractie, vanuit de zorg voor de kwetsbare groepen in
het maatschappelijk verkeer, daarop tegen. Wij gaan wel akkoord indien hieronder wordt verstaan het
tegengaan van burocratisering en nieuwe sectorwetgeving die dictaten oplegt aan beleidsterreinen die
nu juist gekenmerkt worden door een brede afweging van belangen, zoals bijvoorbeeld de ruimtelijke
ordening. Gedacht wordt hier in het bijzonder aan de geluidshinderwetgeving die voor teveel bestaande
situaties het handelen in redelijkheid onmogelijk lijkt te maken, te meer omdat volstrekt onvoldoende
financiële middelen van rijkswege beschikbaar worden gesteld. Deregulering lijkt ook te leiden tot af
zwakking van wetgeving voor de onderdelen water-, lucht- en bodemverontreiniging. De gevolgen van
deze verontreinigingen komen sluipend. Als het ergens van toepassing is dan is het wel hier dat de kos
ten voor de baat uitgaan. Deze problemen moeten internationaal worden geregeld, maar Nederland zal
als een der dichtst bevolkte landen ter wereld best eens koploper mogen zijn en blijven. Andere terrei
nen waarop deregulering leidt tot aantasting van rechten zijn bijvoorbeeld: de Arbeidsomstandigheden
wet, het ontslagrecht en het ontwerp van Wet op de vermogensaanwasdeling dat, nog niet eens in wer
king getreden, al weer wordt teruggedraaid.
Terug naar de financiële verhouding tussen rijk en gemeente op dit moment. Ik begin met een ge
deelte uit een brief, gestuurd door de CDA-bestuursorganisatie aan haar Tweede Kamer-fractie op 20
januari jl.: "In het regeerakkoord staat dat de lagere overheden in onevenredige mate moeten bijdragen
aan de bezuinigingen. Minister Brinkman (toen nog directeur-generaal van het binnenlands bestuur)
heeft echter becijferd dat de groei in de rijksbegroting voor 1982 nog 4,7% bedraagt en die van de ge
meenten 0,4%. Hij becijferde ook nog dat het gemeentelijke aandeel in de bezuinigingen zal oplopen
van 10% in 1983 tot 20% in 1986. Extra pijnlijk voor gemeentebestuurders is het feit dat zij gedwongen
worden de gemeentelijke belastingen en heffingen te verhogen bij dalende koopkracht, nu de burgers
toch al worden geconfronteerd met steeds zwaardere lasten zoals huur, aardgas en openbaar vervoer.
Vriendelijk verzoeken wij u te bedenken dat het CDA niet alleen in Den Haag regeringsverantwoorde
lijkheid draagt, maar ook nog in 700 gemeenten en provincies."
Wie de WD-bladen doorsnuffelt komt niet zulke duidelijke zinsneden tegen, maar in deze raad
heeft met name de heer Dubbelboer laten blijken dat ook hij van mening is dat het rijk de pijn wat al te
gemakkelijk doorschuift. Daarnaast heeft op een bijeenkomst van de Vereniging van Nederlandse Ge
meenten (VNG) voorzitter Drijber, lid van de VVD, evenmin een blad voor de mond genomen.
In de Partij van de Arbeid heeft het laatste jaar een geweldige opwaardering plaats gevonden van
het raadslid c.q. de gemeentebestuurder die rechtse bezuinigingen, zo veel als mogelijk, aan de basis
links moet ombuigen.
Alle grotere politieke partijen ontdekken dat de meeste mensen buiten Den Haag wonen. De con
clusie moet luiden dat gemeentebestuurders van de meeste politieke partijen niet zo veel van mening
verschillen over de manier waarop het rijk de lagere overheden behandelt. Dat maakt het mogelijk om
gezamenlijk in de VNG - 10 jaar geleden nog een wat "lieve" club, nu echter een organisatie met
macht - één lijn te trekken. Verder lijkt het ons noodzakelijk dat gemeentebestuurders steeds weer bin
nen hun eigen politieke partij duidelijk blijven maken hoe maatregelen van bovenaf uitwerken aan de
basis. De praktijk heeft geleerd dat veel kamerleden dit terrein - de gemeente -, waar weinig politieke
eer is te behalen, niet goed kennen.
C)an zal ik nu onze mening geven over een aantal zaken binnen de eigen gemeente. Waarschijnlijk