R H Mevrouw Brandenburg vraagt ook naar het ter inzage leggen van de verslagen van de Commissie voor de Welstandszorg. Tot nog toe zijn deze verslagen te lezen bij de betreffende dienst. Er zijn dus verslagen, zij het in een vrij beknopte vorm. Over zaken waar de Commissie voor de Welstandszorg problemen mee heeft en men dienaangaande tot een afwijzend advies komt is de motivatie echter iets uitgebreider. Ik ben best bereid te bevorderen dat de verslagen voor de raadsleden op de Leeskamer aanwezig zijn, zodat men daarvoor niet apart naar de betreffende dienst hoeft. Ik neem aan dat daar geen problemen mee zijn. (De Voorzitter: Mag ik u even interrumperen, wethouder Miedema, om mis verstanden te voorkomen? Ik heb in de afdelingsvergadering tegen mevrouw Visscher gezegd dat er geen verslagen zijn.) Die zijn er wel! (De heer Janssen: Het is een besluitenljstje(De Voorzitter: Het zijn besluiten. Er zijn in ieder geval geen verslagen van de discussies.) Ik heb ook gezegd dat de ver slagen vrij beknopt zijn, mijnheer de voorzitter. Over zaken die akkoord zijn is één regel geschreven en over zaken die afgewezen worden is een aantal regels meer geschreven. (Mevrouw Visscher—Bouwer: Misschien kan een en ander nog eens worden bezien.) Ik heb mijn bereidheid dienaangaande al uitge sproken. Door een aantal raadsleden zijn opmerkingen gemaakt over de reinigingsdienst, het huisvuil en het gescheiden ophalen daarvan. Mevrouw Brandenburg zegt dat de kosten niet doorslaggevend mogen zijn. Ik weet dat niet, ik heb daar mijn twijfels over. Op dit moment is er over vrijwel de gehele stad een netwerk van particulieren die oud papier ophalen, hetgeen ons een heel stuk in de kosten scheelt. Nu het glas ook gescheiden wordt opgehaald, gaan wij nog meer de goede kant op. In de Commissie voor de Milieuhygiëne is een demonstratie geweest van compostbakkenDoor het gebruik van compostbakken kan een deel van het huis- en tuinafval en dergelijke een betere bestemming krijgen. Uit publicaties blijkt dat er momenteel in den lande proeven worden genomen met compostbakken. Voor zover mijn kennis strekt zijn de resultaten daarvan weinig hoopgevend op dit moment. Wij moeten ons ervoor hoe den om daar voor eigen rekening aan mee te doen, want de kosten van de reinigingsdienst zullen de ko mende jaren met vrij grote zekerheid sterk stijgen met name als gevolg van het instellen van het Open baar Lichaam Afvalverwijdering Friesland. Wat de bezuiniging aangaande de reiniging van straten, par ken en plantsoenen betreft kunnen wij niet verder bezuinigen dan wij op dit moment gedaan hebben. Toch zullen wij de totale kosten, die men bij de woonlasten op moet tellen, heel goed in de gaten moe ten houden. Als wij nog een klein stapje verder gaan met de scheiding en daar de vrij hoge lasten te genover zetten, dan kunnen wij nog wel eens terugdenken aan de woorden van mevrouw Brandenburg dat de kosten niet doorslaggevend mogen zijn. In de totale afweging moeten de kosten wel doorslaggevend zijn. Wij zullen dus duidelijk een afweging moeten maken. Mevrouw De Jong is teruggekomen op een aantal opmerkingen over de stadsverwarming. Ik heb in de afdelingsvergadering een volledig plaatje gegeven over de stand van zaken van deze materie. Als mevrouw De Jong opmerkt dat het plaatje van de Nederlandse Energie Ontwikkelings Maatschappij over 1983, wat de warmte-afname betreft van de woningen, vrij reëel is, dan vind ik dat een hoge waarde ring. Het plaatje is volgens mij te hoog, want er zijn nog meer tegenvallers. Het lijkt mij goed dat wij daarop op dit moment niet doorgaan. Het college krijgt vanmiddag of vanavond de laatste gegevens. Het voltallige college zal zich dan beraden over zijn opstelling. Morgen zijn, zoals de raad weet, de gesprekken en wij zullen trachten in goed overleg en vastberaden het beleid te voeren en de raad zo snel mogelijk daarover te informeren. (Mevrouw De Jong: In alle openheid!) De heer Heere (weth.): Mevrouw Brandenburg en mevrouw Van der Werf zijn in tweede instantie nogmaals ingegaan op het kunstbeleid. In de afdelingsvergadering en gisteravond heb ik over het kunst beleid gezegd dat het college van mening is dat een nota over dat beleid er op zo kort mogelijke ter mijn moet komen. In reactie hierop heeft mevrouw Brandenburg gezegd dat er straks van de kant van meerdere fracties een motie over dit onderwerp zal worden ingediend. Ik ben benieuwd of datgene wat ik versta onder "op zo kort mogelijke termijn" en de termijn die in de in te dienen motie genoemd staat dicht bij elkaar zullen liggen. Ik verwacht wel dat dat het geval zal zijn. De opmerking die mevrouw Van der Werf heeft gemaakt over het gebrek dat zij heeft geconstateerd met betrekking tot het inhoude lijk ingaan op de door haar aangegeven uitgangspunten voor het cultuurbeleid - ik sluit hierbij even aan bij datgene wat de voorzitter zojuist in algemene zin heeft gezegd - wijs ik van de hand. Ik heb name lijk gemotiveerd verwezen naar de behandeling van de door mevrouw Van der Werf ook zeer verlangde nota over het kunstbeleid. Algemene beschouwingen lenen zich volgens mij in dat opzicht niet goed voor het diep ingaan op een aspect van dat beleid. Als mevrouw Van der Werf op zeer korte termijn een nota over het kunstbeleid wil, waarvan zij overigens heeft meegedeeld kennis genomen te hebben - het gaat om een nogal dik boek -, dan zou het dat boek en die nota geen recht doen om, vooruitlopend daarop, daar nu in het algemeen beschouwingen aan te wijden. Met deze opvatting kan mevrouw Van der Werf het niet eens zijn, maar zij kan daaraan niet het verwijt ontlenen dat ik niet op haar opmer kingen heb willen ingaan. Voor wat betreft de suggestie van mevrouw Van der Werf met betrekking tot het Fonds voor Culture le Doeleinden en ook de opmerkingen die mevrouw Brandenburg daarover heeft gemaakt, het volgende. Het zou goed zijn om die suggestie en de manier waarop die zou moeten worden vertaald in de Advies commissie Cultuur aan de orde te stellen - de Commissie voor het Fonds voor Culturele Doeleinden is tenslotte een subcommissie van de Adviescommissie Cultuur - om eens te kijken of deze commissie ook de nadruk, die mevrouw Van der Werf op de experimenten wil leggen, daarop wil leggen. Ik ben in principe bereid om die poging te wagen. Met mevrouw Brandenburg ben ik het overigens eens dat het Fonds voor Culturele Doeleinden en de criteria die dienaangaande gelden ook nu al de mogelijkheid in houden tot het honoreren van experimenten. De heer Bijkersma is nog even teruggekomen op mijn antwoord met betrekking tot de bejaardenalar mering. Hij heeft gezegd dat de mogelijkheid van zelfstandig wonen van bejaarden moet worden bevor derd. Als dat met behulp kan van een bijdrage van 10,per maand, dan moeten wij een en ander volgens hem zeker niet laten. Ik ben het wat dat betreft met hem eens, maar ik heb gezegd dat de hoogte van de bijdrage nog niet vaststaat. De bijdrage zal schommelen tussen 10,en 25,per maand. Tussen deze bedragen ligt een aanzienlijk verschil dat vooral is gelegen in de bereidheid van de gemeente om bepaalde bedragen aan die investering, die nodig is voor de bejaardenalarmering, te be steden. De discussie daarover moet nog plaatsvinden. Ik zou de heer Bijkersma willen adviseren om het voorstel dat het college over deze materie zal indienen af te wachten, zodat daarover dan een wat con cretere discussie kan worden gevoerd. Ik ben de heer Bijkersma dankbaar voor zijn nadere informatie, die ik inmiddels van hem heb ont vangen, over de mogelijke subsidie die verkregen zou kunnen worden ten behoeve van het Princessehof Ik zal proberen het nodige daarmee te doen. De Voorzitter: Rest ons dan nog om de moties af te werken. De eerste motie die ik hier voor mij heb liggen gaat over het wetenschappelijk onderwijs. De motie is door mevrouw Brandenburg ingediend en is door alle fractievoorzitters mede ondertekend. Zoals is afgesproken zal de motie ook worden gezonden aan de volksvertegenwoordiging. Voordat ik de motie in stemming breng zal ik die, voor de goede orde, nog even voorlezen. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11 april 1983, kennis genomen hebbende van het onlangs gevoerde overleg van de minister met de Rijksuniversiteit Groningen, de provincie Friesland en ver tegenwoordigers van de gemeente Leeuwarden, brengt onder de aandacht van regering en volksvertegenwoordiging dat hij van mening is dat, los van de uitkomsten van de Taakverdelingscommissie, vast dient te worden gehouden aan eerder gedane toezeggingen met betrek king tot de vestiging van wetenschappelijk onderwijs in Leeuwarden in de vorm van een Algemene Faculteit." De motie van mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma en overige fractievoorzitters wordt aangenomen met algeme ne stemmen De Voorzitter: Ik breng dan nu in stemming de eerste motie die door de heer Bijkersma is ingediend over, als ik het zo mag zeggen, de kosten voor de politie. De motie is door de heer Bijkersma gecorri geerd en luidt nu als volgt. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11 april 1983, overwegende dat: - vernielzucht en onveiligheid in de stad zeer sterk zijn toegenomen; - de taak der politie onder andere het handhaven der rechtsorde is, constaterende dat de rijksmiddelen daartoe onvoldoende zijn, verzoekt de burgemeester: a. een onderzoek in te stellen naar de door de politie gewenste en benodig de middelen welke kunnen leiden tot een terugdringen inzake de eerste overweging; b. zulks, na vooroverleg in de Commissie voor de Openbare Orde, bij de volgende herwaarderingsvoorstellen voor te leggen aan de gemeenteraad, opdat deze kan oordelen of hij hiertoe financiën ter beschikking wil stel len, en gaat over tot de orde van de dag."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 39