80
79
De Voorzitter: Ik breng dan nu de vierde motie van PAL in stemming. Deze motie luidt als volgt:
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11 en 12 april
1983 ter behandeling van het ontwerp-beleidsplan 1983-1987,
overwegende dat:
- het aantal vacatures in geen enkele verhouding staat tot het aantal werk
zoekenden;
- strafkortingen op uitkeringen, bijvoorbeeld omdat niet in voldoende mate
voldaan is aan de sollicitatieplicht, blijkens onderzoek niet tot effect
hebben dat sneller werk verkregen wordt;
- na toepassing van een strafkorting op 'een minimumuitkering een bedrag
resteert waarvan redelijkerwijs verondersteld kan worden dat daarmee
geen menswaardig bestaan gegarandeerd wordt,
spreekt als zijn mening uit dat:
- het middel van de strafkorting voor WWV- en RWW-uitkeringen onder de
huidige omstandigheden als onrechtvaardig en ondoelmatig beschouwd
moet worden;
- het uitgangspunt bij toepassing van beleid zal zijn dat het niet voldoen
aan de sollicitatieplicht in ieder geval op dit moment geen grond vormt
voor strafkortingen;
- ook overigens de gemeente Leeuwarden het beleidsuitgangspunt zal hante
ren dat in geen enkele situatie een zodanige strafkorting toegepast zal
worden dat betrokkenen daardoor een uitkering ontvangen die lager is dan
de zogenaamde normuitkering,
verzoekt de regering maatregelen te nemen om het toepassen van strafkortin
gen te beëindigen
De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt verworpen met 33 tegen 4 stem
men.
(Voor de motie stemmen de leden van de PAL-fractie.)
De heer Bijkersma: Wij hebben destijds afgesproken dat in de verslagen zal worden opgenomen wie
voor en wie tegen een motie is. Mijn fractie hecht eraan dat in de verslagen en in de berichtgeving aan
Den Haag wordt vermeld wanneer wij voor en wanneer wij tegen een motie hebben gestemd. (De Voor
zitter: Wij hebben die afspraak inderdaad gemaakt en een en ander wordt ook al in de verslagen opge
nomen. Ik vraag daarom bij stemming over een motie ook telkens wie voor en wie tegen de motie is.)
Maar wij hebben in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden afgesproken dat, wanneer er mo
ties naar Den Haag gaan,(De Voorzitter: Wij voeren heel consequent uit wat wij hebben afgespro
ken, mijnheer Bijkersma.) In die commissie hebben wij afgesproken dat wij, wanneer expliciet opgeno
men moet worden wie voor en wie tegen een motie is, dat tegen de voorzitter moeten zeggen.
De Voorzitter: Ik wil de heer Bijkersma vragen om het betreffende verslag van de Commissie voor
Bestuurlijke Aangelegenheden nog eens even door te lezen. Ik neem aan dat hij dan tevreden is gesteld.
De afspraak wordt uitgevoerd zoals door de heer Bijkersma wordt bedoeld.
Wij kunnen dan nu overgaan tot de behandeling van de overige agendapunten.
Punt 1b (bijlage nr. 111).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Herwaardering 1983-1987. Wij hebben gisteren in het Seniorencon
vent afgesproken dat wij de nota Herwaardering 1983-1987 als een geheel in twee instanties behande
len. De onderwerpen worden dus niet afzonderlijk behandeld. Ik geef eerst het woord aan mevrouw
Brandenburg.
Mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma: Verschillende leden van mijn fractie zullen het woord voeren
over de herwaardering. Ik begin met de herwaardering in de sector Ruimtelijke Ordening, Openbare
Werken, Verkeer en Vervoer. Het college stelt de raad voor om op dit moment het voorgestelde twee
sporenbeleid bij de bezuinigingen op dit onderdeel even te verlaten en in deze beleidsperiode tenminste
340.000,uit een viertal begrotingsposten te halen, te weten: storting in het Fonds voor stadsver
nieuwing, onderhoud straten en pleinen, onderhoud parken en plantsoenen en verhoging bouwleges.
Mocht in deze beleidsperiode het voorgestelde onderzoek naar de organisatie van de Dienst Stadsont
wikkeling (DSO) al financiële vruchten afwerpen dan zouden de vier genoemde bezuinigingen minder
ver hoeven te gaan, zo heb ik tenminste de raadsbrief begrepen. De motivering van het college ten
aanzien van de verlaging van de storting in het Fonds voor stadsvernieuwing en de verhoging van de
bouwleges vinden wij acceptabel. Mochten er, wat de stadsvernieuwing betreft, toch nog problemen
ontstaan in de komende jaren - wij plannen namelijk voor vier jaar - dan behouden wij ons het recht
voor om daar in een van de komende jaren op terug te komen. Door het college is duidelijk aangegeven
dat op dit moment de taakstelling van de stadsvernieuwing niet wordt aangetast.
Wij hebben meer moeite met de verdere verlaging van de budgetten voor het onderhoud van straten,
pleinen, parken en plantsoenen. Het gaat hier om streefgetallen. Voorgesteld wordt om deze post te
verlagen met 225.000,in 1987. De stad moet niet verloederen. Ik wil ervoor pleiten om niet in al
le woonwijken evenredig op de post onderhoud te bezuinigen, maar dienaangaande selectief te werk te
gaan. Wij blijven hopen dat het voorgestelde onderzoek naar de organisatie van de DSO financiële
vruchten zal afwerpen, zodat deze bezuiniging niet zover hoeft te gaan.
Er blijven toch nog een paar vragen over, met name over de organisatie van de DSO. Zijn alle va
catures toch vervuld? De bezuinigingen zullen voor een deel gevonden moeten worden door het niet
meer vervullen daarvan. Zijn er misschien geen vacatures geweest? Is het personeelsbestand ook nog
gegroeid?
De bezuinigingen op het onderhoud van gebouwen zijn uit het DSO-plan verdwenen. Voor twee
derde deel heeft dit onderhoud betrekking op schoolgebouwen. Bezuinigingen op het onderhoud van ge
bouwen zouden in de begroting vooral het uitgavenpatroon van het onderwijs beïnvloeden. Als een en
ander om die reden niet is ingevuld, dan vind ik dat een wat vreemde zaak. De afdeling Onderwijs is
vervolgens met ideeën gekomen, die in het hele bezuinigingsverhaal niet meer zijn terug te vinden. De
afdeling Onderwijs doet in hoofdzaak organisatorische voorstellen die, omdat zij ook doorwerken in de
betaling aan het bijzonder onderwijs, nogal wat opleveren. Afhankelijk van wie het bedrag berekent,
de afdeling Onderwijs of de DSO, varieert dit van 500.000,-- tot 245.000,--. Er is nog een tus-
senberekening van 390.000, Als ik vraag waarom dit feit niet is meegenomen, dan zal het college
waarschijnlijk verwijzen naar het onderzoek betreffende de organisatie van de totale dienst. Maar, de
ze bezuinigingen hebben ook te maken met de extra overheadkosten die op dat onderhoud drukken juist
omdat het onderhoud van de scholen bij de DSO is ondergebracht.
In het systeem dat wij kennen worden overheadkosten toegeschreven naar allerlei onderdelen van
het ruimtelijke ordeningsbeleid. In de toekomst lijkt mij dat, gezien het teruglopen van de investerin
gen en de vertraagde verkoop van grond, een moeilijke zaak te worden. Ik wil graag van het college de
toezegging dat de afdeling Financiën en Belastingen gaat bekijken hoe dit punt begrotingstechnisch an
ders kan worden geregeld, bijvoorbeeld door de extra overheadkosten te verschuiven naar de algemene
dienst. In de eerste plaats wordt dan beter zichtbaar wat de DSO ons werkelijk kost en in de tweede
plaats hoeven deze extra overheadkosten dan niet te worden doorbetaald aan het bijzonder onderwijs.
Ik heb een en ander ook naar voren gebracht in de Commissie voor de Financiën. Gezien de reactie
van enkele commissieleden wil ik met nadruk zeggen dat het niet mijn bedoeling is de financiële gelijk
stelling binnen het onderwijs aan te tasten, maar ik vind dat men redelijk moet blijven. Het gaat om de
extra overheadkosten die het bijzonder onderwijs niet heeft. Het gaat niet over de normale opslag op
lonen en materialen, want die is aan de orde als men werk uitbesteedt.
Wij vinden dat de voorstellen van de afdeling Onderwijs serieus moeten worden bekeken, want wij
allen in deze zaal zijn het bestuur van het openbaar onderwijs en bovendien zijn wij aangesteld om te
letten op de gemeentelijke financiën.
De Voorzitter: Voor ik de heer Schagen het woord geef heb ik nog een mededeling. Er zijn twee
brieven binnengekomen die of op uw tafels zijn gelegd of ter inzage hebben gelegen. Het gaat om een
brief van de Stichting Beeldende Kunst Friesland van 25 maart 1983 en een brief van het Centraal Or
gaan Leeuwarden van 5 april 1983. Beide brieven gaan over de herwaarderingsvoorstellen en vormen
mede-onderwerp van discussie.
De heer Schagen: Ik wil iets zeggen over twee onderwerpen. Het eerste onderwerp is de Stichting
Echo, waaraan op pagina 17 van de nota Herwaardering 1983-1987 enkele woorden zijn gewijd. Deze
tekst over de Stichting Echo is gedeeltelijk verouderd, dat heeft de wethouder ook toegegeven. Met na
me over datgene wat gaat over de inloopfunctie van het centrum, die een essentieel element zou vor
men, zijn inmiddels wat andere gedachten ontwikkeld. Wij willen hier geen uitspraken doen over een
eventuele lokatiekeuze voor de Stichting Echo. Hooguit willen wij het houden op een lokatie in of na
bij de binnenstad. Het college is, mede door de kritiek van de vorige keer, afgestapt van het idee om
voor een dergelijke stichting iets neer te zetten op het industrieterrein. Mijn fractievoorzitster heeft