82 81 gisteren tijdens de algemene beschouwingen betoogd dat de stad een broedplaats van nieuwe ideeën zou moeten zijn. In het verlengde daarvan wil ik opmerken dat ons inziens de plannen van de Stichting Echo ook in dat kader passen. Juist in een periode van economische recessie zouden kunst- en cultuuruitingen iets positiefs moeten bijdragen, iets wat in ieder geval de culturele verpaupering van mensen kan voor komen. Dat met name de rol van de scheppende kunst in zo'n proces erg belangrijk is, lijkt ons duide lijk. Het doet ons daarom genoegen te constateren dat de plannen zoals die nu zijn ingediend door de Stichting Echo voor een groot deel ook dat soort activiteiten bevatten. Wij gaan overigens akkoord met de taakstelling die gegeven wordt in de sector Samenlevingsopbouw en Jeugdwerk, hetgeen betekent dat wie dan ook van de gelden gebruik zal gaan maken aan een en ander zal blijven moeten voldoen. Ik •heb gisteren met voldoening vastgesteld dat de wethouder zich erover uitliet dat hij een zekere affini teit voelt voor de voorgestelde activiteiten, dus ik denk dat dat wel goed komt in de toekomst. Het tweede onderwerp waar ik wat over wil zeggen betreft het in de B-lijst van de nota Herwaarde ring 1983-1987 op pagina 28 voorgestelde bezuinigingsproject van 100.000,binnen de sector Sa menlevingsopbouw en Jeugdwerk. In het ontwerp-dekkingsplan 1983-1987 gaf het college ons in over weging om een ton binnen deze sector als keuzeproject op te nemen voor het geval wij andere dingen belangrijker zouden vinden. Het college stelt daarbij dat bij de invulling van deze taakstelling onder meer gedacht zou kunnen worden aan een heroverweging van de uitgaven voor het Gemeentelijk Mu ziekinstituut en/of het Kreativiteitscentrum. Wij hebben het college toen verzocht om de B-lijst in zijn totaliteit uit werken. Deze lijst ligt nu voor ons en wij moeten constateren dat het college nogal ge bruik heeft gemaakt van het woord "onder meer" in de tekst. De twee voorbeelden die destijds in het ontwerp-dekkingsplan genoemd waren heeft het college nu losgelaten. Men heeft nu gekozen voor een algemene bezuiniging in deze sector. Wij willen het bedrag van 100.000, niet aanvallen, wij wil len alleen opmerken dat wij het niet eens zijn met de bezuinigingsmethodiek. Juist in deze sector, waar wij werken met een vastgestelde uitgangspuntennota waarin prioriteiten staan vermeld, zou ons inziens volgens politieke criteria geherwaardeerd moeten worden. Die mogelijkheid hebben wij ook gezien de eerder genoemde nota. De pondspondsgewijze aanpak zoals het college die nu presenteert vinden wij niet alleen een a-politieke aanpak van herwaarderen, maar staat, zo komt het in ieder geval op mij over, op gespannen voet met de intentie van het collegeprogramma wanneer het gaat om het uitvoeren van herwaarderingsoperaties. In het collegeprogramma staat namelijk dat er zo mogelijk volgens politie ke criteria geherwaardeerd zou moeten worden. Het feit dat de bezuinigingen worden uitgesmeerd over een grote groep lijkt mij niet te voldoen aan die criteria. Uit de betogen die mijn andere fractiegenoten zullen houden, zal men merken dat wij geen gaten schieten in de A-lijst van de herwaarderingsvoorstellen, zodat wij de B-lijst van de herwaarderingsvoor- stellen niet hoeven te gebruiken. Maar ik begrijp ook wel dat het bedrag van 100.000,wanneer wij daarover nu niets zeggen, de volgende keer hoogstwaarschijnlijk op de A-lijst zal verschijnen. Wij blijven evenwel zitten met het feit dat het bedrag van 100.000,gevonden is volgens een methode die niet onze instemming heeft. Ik zie mij daarom genoodzaakt de volgende motie in te dienen. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 april 1983, behandelende punt lb van de agenda, bijlage 111, besluit dat, wanneer het noodzakelijk is binnen het sociaal-cultureel werk bezuinigingen toe te passen, deze door een afweging van prioriteiten binnen het sociaal-cultureel werk gevonden moeten worden, waarbij de Uitgangs puntennota en de daarin vervatte prioriteiten leidraad dienen te zijn." De motie is mede-ondertekend door mevrouw VIietstra. Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik heb een vraag over de sector Onderwijs. Op bladzijde 5 van de nota Herwaardering 1983-1987, onder het hoofd Schoolzwemmen, stelt het college voor om, nu het rijk in gaande het schooljaar 1983/1984 ten aanzien van het gewoon lager onderwijs niet meer bereid is de vergoeding voor de zogenaamde randvoorzieningen te verstrekken, op het schoolzwemmen te gaan be zuinigen. Het college acht het gewenst het schoolzwemmen te beperken tot het zogenaamde overle- vingsaspect. Leren overlevingszwemmen zou volgens het voorstel van het college ongeveer 1 jaar zwem les inhouden, hetgeen neerkomt op ruim 40 lessen. Uit informatie van deskundigen is mij gebleken dat het onmogelijk is voor een kind om in 40 lessen het overlevingszwemmen te beheersen, want daarvoor zijn gemiddeld 80 lessen noodzakelijk. Indien wij zouden overgaan op 80 lessen, dus 2 jaar les, dan is er volgens het voorstel van het college reeds 134.000,bezuinigd. Wanneer er 2 jaar zwemles wordt gegeven dan is er volgens mij een redelijke kans dat een groot percentage van de kinderen het overle vingszwemmen wel beheerst. Niet iedereen zal dat natuurlijk beheersen want dat is altijd zo. Nu het zwemonderricht niet meer een onderdeel uitmaakt van de onderwijsvoorzieningen, zal het ons inziens mogelijk moeten zijn om aan de ouders een bijdrage per kind te vragen voor het vervoer. Er kan bijvoorbeeld een bijdrage van 1,per les worden gevraagd. Dit voorstel is reeds in de school raad aan de orde geweest die dat positief heeft beoordeeld. Van de ouders zou dus een bijdrage moeten worden gevraagd van 40,per jaar, hetgeen voor 2 jaar neerkomt op 80, De meeste kinderen kunnen dan zwemmen. Wanneer wij teruggaan naar 1 jaar zwemles en de ouders willen doorgaan met hun kind te laten leren zwemmen, dan zal dat die ouders 300,kosten. In alle opzichten is ons voorstel dus een betere oplossing. In hoeverre is de bezuiniging die het college voorstelt reëel? Bij de Dienst voor Sport en Recreatie zal sprake zijn van inkomstenderving, terwijl er bovendien een bepaalde tijd nodig is om personeel te kunnen ontslaan. Deze zaken liggen allemaal nog niet zo simpel. Wij vinden eigenlijk dat wij de zwemlessen niet zover terug moeten draaien. Het zou toch wel heel slecht zijn om weer terug te gaan naar de tijd dat de kinderen de zwemkunst niet via hun school meester konden worden. Wij willen aan het college vragen om deze hele zaak voor de begrotingszitting nog eens op een rijtje te zetten. Zowel financieel als technisch moet dan bekeken worden of het voorstel van het college, om het schoolzwem men te beperken tot het zogenaamde overlevingsaspect, wel reëel is. Met twee klassen zwemles en een eigen bijdrage voor het vervoer komen wij een heel eind en zullen er geen gaten vallen in de begroting. (De Voorzitter: Wat bedoelt u met "voor de begrotingszitting", mevrouw Visscher?) Voor de volgende begrotingszitting, mijnheer de voorzitter. Het college heeft dan nog even de tijd om een en ander te bekijken. Er zullen nog geen rampen ontstaan, want voor 1984/1985 wordt pas uitgegaan van twee klas sen zwemles. Ik heb een motie gemaakt die als volgt luidt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 april 1983, besluit het schoolzwemmen voorlopig niet verder terug te brengen dan tot 2 klassen zwemles en nodigt het college uit deze hele zaak van het school zwemmen nog eens op een rij te zetten wat betreft de werkelijke besparin gen, waaronder de mogelijkheid een eigen bijdrage in het vervoer te vragen van de ouders en de realiteit om het overlevingszwemmen te kunnen leren in 40 lessen De motie is mede-ondertekend door mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma De heer Ten Hoeve: Ik wil iets zeggen over de sector Overige uitgaven en inkomsten, die vermeld staat op bladzijde 19 van de nota Herwaardering 1983-1987. Ik wil het met name hebben over het op deze bladzijde genoemde Fonds voor stimulering monumentenzorg en het Fonds voor restauratie van mo numenten. Het grootste fonds is het Fonds voor stimulering monumentenzorg, dat destijds in het leven is geroepen om particulieren de mogelijkheid te geven om plannen te maken voor restauratie. Nadat de plannen zijn gemaakt, kan worden nagegaan of restauratie mogelijk is. Wanneer de restauratie uitge voerd kan worden, dan zullen de kosten daarvan door Monumentenzorg gesubsidieerd worden. Wanneer Monumentenzorg niet subsidieert, dan zullen wij die kosten voor onze rekening nemen. Al metal was dit destijds een goed voorstelMaar om de een of andere reden heeft dat niet goed gewerkt. Een duide lijk voorbeeld daarvan is dat de reservering van Monumentenzorg voor 22 panden is teruggebracht naar een reservering voor 8 panden, hetgeen betekent dat wij er in onze gemeente niet in zijn geslaagd om de gelden, die ons zijn toegewezen, te gebruiken. Het blijft evenwel zaak om zoveel mogelijk van de ze rijksgelden naar Leeuwarden te halen. Het Fonds voor restauratie van monumenten is een klein fonds, dat als doel heeft om aan particulie ren voor bepaalde kosten, die niet door Monumentenzorg worden gesubsidieerd, een kleine bijdrage te geven. In de Commissie voor de Monumentenzorg, die over die bijdrage adviseert, is daar altijd wat krampachtig op gereageerd. Wij zouden namelijk de verantwoordelijkheid terug willen schuiven naar Monumentenzorg omdat hier een taak voor deze dienst lag. Monumentenzorg deed echter niets, met als gevolg dat de bedragen, die beschikbaar waren, niet gebruikt werden en er dus eigenlijk een wat verte kend beeld is ontstaan. Het college doet nu bepaalde voorstellen. Wij komen met een tegenvoorstel. Wij willen het colle ge voorstellen om te komen tot één nieuw fonds voor monumentenzorg. De criteria voor dat fonds moeten in samenwerking met de Commissie voor de Monumentenzorg worden opgesteld. Uitgangspunt voor subsi diëring moeten in ieder geval de kosten zijn die niet door Monumentenzorg worden gesubsidieerd. Te denken valt daarbij aan straat- en stoepverbetering, verlichting - met name in de binnenstad maar ook in de dorpskernen -, en aan bijzondere bijdragen voor grote projecten. In de stukken wordt bijvoorbeeld Wirdum genoemd, waaraan wij als gemeente een extra bijdrage leveren. Wat dat betreft valt er ook nog te denken aan de Westerkerk en eventueel aan de verbindingsgang naar de kosterij van de Grote Kerk.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 42