85 de schoolraad, die zaak op de een of andere manier aan de orde kan komen. De gedachte die daarom trent door mevrouw Visscher naar voren is gebracht steunen wij van harte, te meer omdat het gaat om een idee dat door de heer Visser van mijn fractie in de Commissie voor het Onderwijs is gelanceerd. Mijn fractie heeft steeds op het standpunt gestaan dat tegenvallers in doeluitkeringen moeten wor den opgevangen in de sector waarin de tegenvallers zich voordoen. Dat geeft dan omgekeerd de moge lijkheid om ten aanzien van meevallers een zelfde standpunt in te nemen. Wij weten dat de wethouder van Financien daar anders over denkt. Er is een meevaller op het terrein van het buitengewoon onder wijs. Het noemen van bedragen laat ik maar even achterwege. Ons voorstel aan het college is om - dit voorstel gaat iets verder dan datgene wat mevrouw Visscher onder woorden heeft gebracht - de zaak op een rijtje te zetten voor een volgende begrotingsbehandeling en daarbij dan deze meevaller geheel of ten dele mee te nemen en in ieder geval een zodanig voorstel te componeren ten behoeve van de raad dat het schoolzwemmen in zijn huidige omvang zo lang mogelijk in stand wordt gehouden. Het derde punt waarover ik iets wil zeggen is de Stichting Beeldende Kunst (SBK). Mevrouw De Haan heeft hierover gesproken en ik kan mij in grote lijnen bij haar bijdrage aan de discussie aanslui ten. Ook mijn fractie is van hetzelfde gevoelen. Wat betreft het handhaven van de eigen identiteit van de SBK - het gaat daarbij om, als ik het goed begrepen heb, de baliefunctie en de uitleen - stellen wij het op prijs als ook het overleg met de Federatie Kunstuitleen kan worden gevoerd. Wij begrijpen best dat de SBK zorg heeft omtrent de samenvoeging van haar voorziening met de Openbare Bibliotheek en wij kunnen ons dat ook wel voorstellen - ik ben van na de Tweede Wereldoorlog en de verhalen over in wonen van pasgetrouwden zijn ook mij bekend -, maar toch is er voor ons geen aanleiding om nu van deze samenvoeging qua huisvesting van de Openbare Bibliotheek en de SBK af te zien. Wij dringen er echter wel bij het college op aan om in overleg met de Federatie Kunstuitleen er op toe te zien dat de SBK een re'éle mogelijkheid krijgt om als juridisch zelfstandige entiteit een eigen identiteit te bewaren vooral op de terreinen die ik zonet noemde. De herwaarderingsdiscussie in mijn fractie heeft zich ook gericht op mogelijke alternatieven en nog niet onderzochte mogelijkheden. Daarbij is de gedachte geopperd om bij volgende herwaarderingsronden ook eens aandacht te schenken aan de mogelijkheid om een verhoging van doelmatigheid in het gemeen telijk apparaat te bereiken door het kortsluiten van bepaalde procedures, in die zin dat wij eens zouden moeten kijken in hoeverre voorstellen van diensten of afdelingen op de secretarie nogmaals worden overgedaan. Gelet op ervaringen in andere gemeenten hebben wij de indruk dat daar wellicht nog re'éle bezuinigingsmogelijkheden zijn. In dat verband realiseren wij ons echter ook dat een secretarie-afde ling uiteraard met andere ogen en met een ander soort van deskundigheid naar voorstellen en nota's kijkt dan diensten dat plegen te doen. Tegen de plannen van de Stichting Echo hebben wij op dit moment geen enkel concreet bezwaar. (De heer Schagen: Kunt u het ook anders formuleren?) Volgens mij laat deze opmerking niets aan duide lijkheid te wensen over. De raad weet namelijk dat mijn fractie, toen vorig jaar binnen de Stichting Echo i.o. werd gezegd dat er bij de gemeente nog 7 ton te halen zou zijn, consequent het standpunt heeft ingenomen dat deze 7 ton, die komt uit de beroemde Hippo-erfenis, uiteraard tot de algemene middelen behoort, daardoor vrij is te besteden en niet door de Stichting Echo of wie dan ook kan worden geclaimd. Uit mijn formulering mag men dus afleiden dat ik daaraan niet het argument wil ontlenen om de Stichting Echo op welke manier dan ook dwars te zitten. Ik heb al gezegd dat de 7 ton uit de Hippo- erfenis volgens ons tot de algemene middelen behoort. Wij wachten met grote belangstelling de voor stellen en de concrete plannen van de Stichting Echo af. Er is toch nog een probleem waar wij in dit verband op willen wijzen. Wij hebben gisteren bij de algemene beschouwingen uitvoerig stilgestaan bij het feit dat te vrezen valt dat het eind van de bezuinigingen in de welzijnssector nog lang niet in zicht Om die reden zou het best eens kunnen zijn, en ik vind dat de eerlijkheid het gebiedt om dat hier is. openhartig te zeggen, dat op het moment dat het college met het definitieve voorstel met betrekking tot de Stichting Echo bij de raad komt de feitelijke situatie op financieel terrein ons ertoe zal noodzaken om de Stichting Echo, door omstandigheden, als een herwaarderingsproject aan te merken en te verwij zen naar de B-lijst van de herwaarderingsvoorstellen. In zoverre kunnen wij dus niet vooruitlopen op de discussie rond voorstellen inzake de Stichting Echo. De heer Bijkersma: Reeds gisteren hebben wij gezegd dat in onze algemene beschouwingen gedeel telijk gereageerd zou worden op de herwaarderingsvoorstellen die hier voor ons liggen. Toch lijkt een detaillering hier en daar op zijn plaats ter verduidelijking van ons standpunt. Dat is de reden - ik ben overigens de enige spreker van de fractie - waarom ik op een aantal punten nog even wil ingaan. Ik hecht eraan nogmaals te herhalen dat herwaarderen - ik heb dat in november vorig jaar ook al gezegd en ik kan het niet vaak genoeg zeggen -, zoals het nu gebeurt, teveel een ambtelijke zaak is. De herwaardering is vaak te ondoorzichtig, niet dat er sprake is van opzettelijk ondoorzichtig, maar de raad komt volgens mij zo laat aan de herwaardering te pas. Wij hebben nog steeds het gevoel dat de za ken door de ambtelijke instanties reeds geknipt zijn en dat wij daar weinig meer aan kunnen veranderen. Ons ontbreken namelijk een aantal ingangen en invalshoeken van waaruit wij de zaak kunnen bekijken. Dat feit wil ik constateren en de mogelijkheden om ook eens naar alternatieven te zien, de heer Pruik- sma heeft het daarover gehad, zijn ons weinig gegeven. Een en ander geeft mij de gelegenheid nog even terug te komen op de motie aangaande de politie. Ik kom niet op deze motie terug omdat die niet is aangenomen, maar omdat de voorzitter tegen mij heeft gezegd om de motie later weer te voorschijn te halen. Ten aanzien van de motie heb ik gesteld dat er een onderzoek zou moeten komen en dat een en ander bij de reeds aangekondigde volgende herwaarde ringsronde in ieder geval op tafel zou moeten liggen. Ik heb het gevoel dat ons idee, wanneer de be zuinigingsoperatie van het rijk mislukt - dat kan men verwachten -, volgend jaar bij de herwaarderings ronde weer niet naar voren komt. Binnen het ambtelijk apparaat wordt de zaak namelijk bekeken en de zaak is dan weer geknipt. Dit is ook de reden waarom ik genoemde motie heb willen handhaven. Ik vind het jammer dat de raad deze motie niet heeft aangenomen, want dan hadden wij, mevrouw Brandenburg, op korte termijn iets meer kunnen doen. Die wens heeft ook zij geuit. Die "korte termijn" is volgens mij nu meer naar de achtergrond geraakt. In de inleiding op bladzijde 1 van de nota Herwaardering 1983-1987 zegt het college: "Ten aan zien van een aantal herwaarderingsvoorstellen kan gesteld worden dat nog geen volledige duidelijkheid bestaat omtrent de wijze waarop deze gerealiseerd kunnen worden." In feite holt het college met deze zin de gehele herwaarderingsoperatie uit. Het college kan daar ook niets aan doen, want de herwaarde ring moet natuurlijk gerealiseerd worden. Ondanks het feit dat wij veel tijd aan de herwaarderingsvoor stellen besteden zou het best eens kunnen zijn dat er sprake is van een aantal slagen in de lucht, het geen niet door het college gewenst is. Het resultaat kan echter wel zijn dat er dan weer veel werk ver richt is dat misschien beter niet verricht had kunnen worden. Tijd en geld zijn dan verloren. Ten aanzien van de sector Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat er onherroepelijk een ver traging zal optreden in de uitvoering van een aantal plannen. Hierdoor zal er ons inziens een teveel aan personeel zijn bij de Dienst Stadsontwikkeling (DSO). Reeds vaker hebben wij er op gewezen, mijnheer de voorzitter, dat het tijd wordt een herschikking van personeel voor te bereiden. Ik moet constateren dat uitlatingen, die elders gedaan zijn, ons het gevoel geven dat men nu ook zo langzamer hand in die richting gaat denken. Het blijkt dat de VVD in de gemeentelijke geschiedenis wederom ge lijk krijgt. Men kan hier om lachen, maar het is een feit dat ik wil constateren. Ik wil even iets verder ingaan op deze aangelegenheid. Ik heb vaak het idee dat men de laatste jaren in het college bij het besturen der gemeente steeds meer denkt in de richting van het besturen van een land, van een regering en van een oppositie. De he le raad bestuurt evenwel de gemeente, maar de praktijk is wel eens anders. Ik heb vaak de indruk dat men achter de collegetafel denkt, wanneer de VVD met moties of bepaalde gedachten komt, dat die toch maar door de oppositie zijn ingediend en dat een en ander wel kan worden afgewezen, zonder er eens diep op in te gaan en te accepteren dat ook onze fractie mee wil denken met het college, ook al zijn wij daarin niet vertegenwoordigd. Wij willen zeer positief meedenken. Daarom komen wij ook wel eens met voorstellen, niet vanuit de oppositiegedachte zoals volgens mij vaak achter de collegetafels wordt gedacht, maar meer vanuit de gedachte dat ook de VVD mee wil regeren in deze stad. De WD zit helaas niet in het college en wij willen daarom vanuit de raad meeregeren. Ik wil het college daar om verzoeken wat nauwlettender met onze voorstellen rekening te houden. Het gaat niet om tegenvoor stellen die kritiek inhouden, wij willen een aantal zaken aandragen en het college moet dan niet zo zwak zijn om die af te wijzen. Gisteren heb ik al aangegeven waar die zwakheid soms ligt. Ik wil nogmaals benadrukken dat de sector Ruimtelijke Ordening een bedrag tot taakstelling heeft gekregen dat in verhouding tot een andere sector, ik noem de sector Sport, maar ik kan ook andere sec toren noemen, niet zo groot is. Ik meen mij te herinneren dat wethouder Geerts vorig jaar eens gezegd heeft dat deze sector er nog niet eens zo slecht vanaf is gekomen. Dat is volgens mij ook zo. Wethouder Geerts zegt nu wel van "nee", maar dat komt omdat hij de sector Ruimtelijke Ordening in zijn porte feuille heeft. Ik denk echter, mijnheer Geerts, dat datgene wat ik zojuist gezegd heb wel juist is. Een ander gegeven is dat men binnen de sector Sport en de Dienst voor Sport en Recreatie wel in staat is ge weest om de taakstelling te realiseren, ondanks het feit dat dat heel erg moeilijk was. Uit uitlatingen in de krant lijkt het mij dat de sector Ruimtelijke Ordening niet in staat is geweest om de taakstelling te re aliseren. (De heer Geerts (weth.): Er is toch een voorstel gedaan, mijnheer Bijkersma?) Ja, maar nu moet er een instituut van buiten de gemeente komen dat een onderzoek moet instellen. Het is onver klaarbaar dat, wanneer onze eigen Dienst voor Sport en Recreatie wel in staat is om de taakstelling te realiseren, de sector Ruimtelijke Ordening met, daar ga ik vanuit, zeer veel deskundigheid daartoe niet in staat is. Het aantrekken van een instituut van buiten de gemeente kost veel geld. De heer Pruiksma

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 44