89 men dat niet op de DSO-begroting terugvindt. Van topmensen hoor je wel eens dat de DSO kostendek kend is en dat die dienst ons niets kost. Als men de volstrekt ondoorzichtige en onduidelijke begroting en rekening van de DSO napluist dan vindt men het door mij genoemde feit daarin niet terug. Wij vin den dat namelijk terug in onze tekorten op onderwijs - ik sluit hierbij even aan op datgene wat mevrouw Brandenburg over dit onderwerp naar voren heeft gebracht - en in de directiekosten van bijvoorbeeld kleine en grote civieltechnische werken. De zuidtangent wordt aangelegd met bijna 95% rijkssubsidie. De directie- en toezichtskosten worden niet gesubsidieerd, want het rijk is wel zo slim om die veel te hoge kosten van de DSO niet te betalen. De kosten die wij niet gesubsidieerd krijgen, dat zijn miljoe nen, worden betaald door middel van een extra onttrekking aan het Fonds voor civieltechnische werken. Uit dat fonds moeten wij ook allerlei andere leuke dingen bekostigen, zoals fietspadenplannen en der gelijke, maar dat kan dan niet. Men kan ook zeggen om genoemde kosten niet aan dat fonds te onttrek ken, zodat daar meer op bezuinigd kan worden. Voor de gelden die bezuinigd worden - zij vloeien weer toe aan de algemene middelen - zou men de kinderen bijvoorbeeld kunnen laten schoolzwemmen. Kortom, de hele structuur van de DSO, de begroting en de rekening van deze dienst zijn erg ondoor zichtig, hetgeen ook een algemene conclusie was toen voor de eerste keer de begroting van de DSO in de Commissie voor het Grondbedrijf aan de orde werd gesteld. Het miljoenenverschil tussen rekening en begroting kon tijdens die vergadering zelfs door de betrokken deskundige hoofdadministrateur van de DSO niet verklaard worden. Ondertussen is door de wethouder een toezegging gedaan dat deze proble matiek zal worden aangepakt en dat de begroting inzichtelijker gemaakt zal worden. In dit verband speelt ook mee het feit dat er hier sprake is van een gemeentelijke dienst binnen de gemeente, van een staat in een staat. B. en w. zien geen kans om zelf in deze sector de nodige maatregelen te nemen. Er wordt ook wel eens gesteld dat wij voorlopig verder moeten met de mensen en dat de situatie erg moei lijk ligt. Ik kan mij dat ergens wel voorstellen, maar om 4 ton te willen bezuinigen om 8 ton 1 mil joen uit te geven aan een extern organisatiebureau plus de kosten van de DSO gaat ons veel en veel te ver. Het voorstel van b. en w. over het onderzoek wordt afzonderlijk in de raad gebracht met, naar ik aanneem, een verzoek om daarvoor een krediet beschikbaar te stellen. Onze gedachten gaan meer uit in de richting van het vormen van een gemeentelijke commissie op basis van de commissies die het nauwst bij de DSO betrokken zijn. Het gaat dan om de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, de Commissie voor Openbare Werken en de Commissie voor het Grondbedrijf. Met name de Commissie voor het Grondbedrijf heeft onlangs de specifieke taak gekregen om de begroting en de rekening van de DSO te onderzoeken. Uiteraard kan de door mij zojuist genoemde gemeentelijke commissie deze vrij comple xe materie natuurlijk niet in z'n uppie aanpakken. Wat dat betreft zal er een klein budget beschikbaar moeten worden gesteld om externe deskundigheid aan te trekken. Wij moeten hierover intern nog maar eens verder praten. De externe deskundigen moeten echter wel onder verantwoordelijkheid van deze ge meentelijke commissie, welke naam of samenstelling die ook krijgt, werken. Een dergelijke commissie heeft nog een ander voordeel, men brengt namelijk enorm veel deskundigheid over het reilen en zeilen van de DSO en de organisatiestructuur van die dienst in de gemeenteraad. Ook uit de raadsbrief blijkt dat dat meer dan noodzakelijk is. Het punt integratie afdeling ROV/DSO vind ik in de nota Herwaardering 1983-1987 en in de dis cussie daaromtrent nauwelijks terug. Wij hebben in het begin van de jaren zeventig besloten om het to taal RO-management bij de DSO onder te brengen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat daarbij toen ook al enige persoonlijke argumenten meespeelden. Het gevolg is dat naar mijn gevoel de manage mentfunctie wat al te ver van het stadhuis is afgedwaald. In dat kader heb ik op de Smidsbuurt gewezen, maar ik zou nog legio voorbeelden kunnen geven van doublures die wat dat betreft gemaakt worden. De DSO verzet daardoor een berg werk dat uiteraard aan het stadhuis wordt doorberekend, maar dat later met een enkel zinnetje door b. en w./het stadhuis van tafel wordt geveegd. Allemaal overbodig werk dat niet nodig zou zijn wanneer het management in deze sector beter zou werken. Ik wil op dit moment niet verder op dit punt doorgaan, want dat neemt teveel tijd in beslag. Wij komen er nog wel op terug. Het college kent ons standpunt en onze inzichten over het onderzoek. Volgens ons moet het mogelijk zijn om vooralsnog 7 ton in het kader van deze herwaardering, door middel van een effici'éntieverbete- ring op de afdeling ROV en binnen de DSO, te bezuinigen. Ik heb daartoe een motie gemaakt waarin onder meer ook nog besloten wordt om de voorgestelde verlaging van het onderhoudsniveau van straten, pleinen, parken en plantsoenen niet door te laten gaan. De motie luidt als volgt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11 en 12 april 1983, behandelende de herwaardering 1983-1987 (bijlage nr. Ill), besluit: a. de voorgestelde verlaging storting Fonds voor Stadsvernieuwing, groot ƒ83.000,niet over te nemen; 90 b. de voorgestelde verlaging van het onderhoudsniveau van straten, pleinen, parken en plantsoenen, te zamen groot 225.000,niet over te ne men; c. de advieskosten van de directeur Stedebouw en Bouwkunde van de DSO, betrekking hebbende op de Commissie voor de Welstandszorg en de kosten in verband met de artikelen 19 en 50 van de Wet op de ruimtelijke orde ning, groot 42.000,niet toe te rekenen aan de Dienst Bouw- en Milieutoezicht en deze kosten aldus niet door te berekenen in de leges voor bouwvergunningen; d. het taakstellend bezuinigingsbedrag voor het gemeentelijke RO-takenpak- ket, groot 690.000,te handhaven en aldus volledig voor rekening te laten komen van de herwaardering van de omvang, de wijze waarop en de mate waarin dit takenpakket wordt uitgevoerd." De motie is mede-ondertekend door de heer Niemeijer. Punt b van de motie is mede opgenomen vanwege de werkgelegenheidseffecten in deze sector. Wij hebben daarover ook brieven gekregen. Wat betreft het onder punt c van de motie gestelde het volgen de. Ik wil in dit stadium niet al te persoonlijk worden, maar het lijkt mij goed dat, gezien het hele spel dat tussen de afdeling ROV en de DSO wordt gespeeld, het onder punt c gestelde een rol speelt in het totale onderzoek dat gestart zal moeten worden. Voorlopig gaat het echter om een bedrag van 7 ton. In de krant heeft wethouder Geerts al aange geven dat er nog heel wat meer bezuinigd moet worden in de toekomst. Het gaat hier om een voorlopige taakstelling en om een vrij miniem bedrag als men de totale begroting van deze sector bekijkt. De heer Bijkersma heeft deze taakstelling vergeleken met de taakstelling binnen de sector Sport. Men zou een en ander ook kunnen vergelijken met het sociaal-cultureel werk dat vorig jaar maar liefst meer dan 1 miljoen heeft ingeleverd. Zo zijn er genoeg voorbeelden te geven. Over de sector Onderwijs zal de heer Siemonsma het woord voeren. Over de sector Volkshuisvesting hebben wij geen opmerkingen. Ten aanzien van de herwaardering binnen de sector Nutsbedrijven wordt in feite het principe van onze dekking overgenomen die wij in november 1982 hebben voorgesteld, zij het op een lager niveau. Wij hebben toen uitvoerig betoogd, ik zal dat niet allemaal herhalen, dat het niet aangaat om de winst van het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf (GEB) van ongeveer 1,6 miljoen naar 0 te herwaarderen. En fin, daarbij speelt een aantal zaken een rol zoals de overname van het GEB door het Provinciaal Elec triciteitsbedrijf (PEB), de stadsverwarming en het inkoopcontract en de arbitrage daaromtrent. B. en w. hebben gedeeltelijk ons dekkingsmiddel overgenomen, want men heeft in plaats van de door ons destijds voorgestelde 1,5 miljoen, 250.000,-- opgenomen. In de nota Herwaardering 1983-1987 staat op bladzijde 9 ten aanzien van deze 250.000,nog vermeld: "zulks in afwachting van de resultaten van de inmiddels aangevraagde arbitrage met betrekking tot de hoogte van de inkoopkosten van electri- citeit." Uiteraard komen deze stukken ook in handen van de tegenpartij in het arbitrage-overleg, de provincie. De provincie moet deze zaak goedkeuren en leest de stukken dus ook. Van de kant van de provincie wordt natuurlijk in het arbitrage-overleg naar voren gebracht dat het bedrag van 250.000,nog te overzien is, wat trouwens ook meespeelt bij de eventuele overnamesom die de pro vincie bereid is aan de gemeente te betalen. Om die reden vind ik dat er hier een heel ontactische zet is gedaan. Wij hebben het daarover in de Commissie voor de Financiën ook gehad en gezegd dat men tenminste 250.000,plus p.m. moet opnemen, want anders geef je al een soort van taakstelling aan het arbitrage-overleg en het lijkt mij dat men zich dan, financieel gezien, ontzettend in de eigen vin gers snijdt. Wij houden vast aan een erkende inkomstenbron van jaren geleden, namelijk 1,5 miljoen, die best haalbaar is. Wij hebben verreweg het slechtste inkoopcontract van het hele land. Zelfs al zou den wij het op een na slechtste inkoopcontract krijgen dan hebben wij de 1,5 miljoen al boven water. Volgens mij moet dit toch tenminste het uitgangspunt zijn in het arbitrage-overleg. Vandaar ook dat wij met volle overtuiging dit uitgangspunt in een motie blijven gebruiken als dekkingsmiddel voor de mid dellange termijn, maar daar kom ik straks bij de betreffende motie nog wel op terug. Het gaat om een bedrag van 1,5 miljoen, hetgeen een verhoging ten aanzien van de sector Nutsbedrijven betreft van 1,25 miljoen. Over het Museum Princessehof en het Frysk Orkest binnen de sector Cultuur hebben wij niets te melden. Over de Stichting Beeldende Kunst Friesland (SBK), die ook valt binnen de sector Cultuur, het volgende. In november 1982 hebben wij ons al uitgesproken tegen een bezuiniging op de subsidie voor deze stichting. Wij vinden dat de SBK zeer goed werk doet en om dan van de 120.000,maar even liefst 80.000 af te halen en dat nu al in de beleidsplanning op te nemen - een erg onzekere basis om dat er pas omstreeks 1985 sprake kan zijn van huisvesting van de SBK in het bibliotheekgebouw - lijkt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 46